ZSA: Darmkanker en dementie: twee
bedreigingen voor gezond ouder worden
Boek: hoofdstuk 2
Kernpunten
- Levensverwachting = gemiddeld aantal jaren dat een groep mensen mag verwachten te leven
- Doodsoorzaakspeci eke sterfte = alle mensen die aan ziekte X overleden zijn in periode Y
- Incidentie = aantal nieuwe patiënten met ziekte X over periode Y
- Prevalentie = aantal patiënten met ziekte X in totaal op moment Y
- DALY’s = aantal jaren, gecorrigeerd voor kwaliteit van leven, dat men gemiddeld genomen
extra zou leven in geval van eliminatie van zowel sterfte als prevalentie van een speci eke
ziekte. Berekend als optelsom van verloren jaren en verloren jaren in goede gezondheid.
- Determinanten van de volksgezondheid zijn factoren die het voorkomen van
volksgezondheidsproblemen bepalen, zoals biologische en gedragsgerelateerde factoren,
fysieke en sociaal-culturele omgevingskenmerken, en de economische en politieke omgeving.
- Gezondheidsverschillen = het verschijnsel waarbij de gezondheid verschilt tussen groepen
van de bevolking
- Populatie-attributieve fractie = welk deel van alle gevallen van ziekte X in de algemene
bevolking is toe te schrijven aan risicofactor Y.
- Risicofactoren voor individuen zijn niet altijd gelijk aan risicofactoren voor de volksgezondheid,
bijv. genetica.
- Volgens (sociaal)ecologisch perspectief dragen fysieke en sociaal-culturele aspecten van de
omgeving sterk bij aan de ontwikkelingen en verschillen in de volksgezondheid. Focus op
biologisch is onvoldoende.
- Volgens het levensloopperspectief kan iemands gezondheid later in het leven sterk worden
beïnvloed door blootstellingen en gebeurtenissen eerder in het leven.
- Kanker en hart- en vaatziekten zijn verantwoordelijk voor het grootste verlies aan levensjaren.
- Psychische aandoeningen, aandoeningen van het bewegingsstelsel en hart- en vaatziekten
dragen het meest bij aan jaren geleefd met ziekte.
- In Nederland is het verschil in levensverwachting tussen mensen met een hoge en lage
opleiding ongeveer 6 jaar.
- Een belangrijk deel van de ziektelast is toe te schrijven aan risicofactoren die samenhangen met
gedrag (roken, voeding) en omgeving (arbeid, buitenmilieu).
2.1 Inleiding
Door de afname van mortaliteit aan hart- en vaatziekten en verkeersongevallen is de
levensverwachting van mannen tussen 1970 en 2019 toegenomen van 70,8 jaar tot 80,5 jaar. Bij
vrouwen is dat van 76,5 jaar tot 83,6 jaar.
2.2 De staat van de volksgezondheid
2.2.1. Levensverwachting
De levensverwachting is een indicator om vast te stellen hoe het gaat met de volksgezondheid.
Het is het gemiddeld aantal jaren dat een groep mensen mag verwachten te leven. Tussen 2000
en 2010 nam de levensverwachting bij vrouwen met 2,1 jaar toe, bij mannen met 3,2 jaar. De
levensverwachting wordt berekend op basis van gegevens over sterfte naar leeftijdsgroep. In de
regel gaat men uit van sterftecijfers van vijfjaarsgroep (0-4, 5-9, … 90-94, 95+). Deze gegevens
fi fi
, worden verwerkt in een overlevingstafel of sterftetafel. Deze tafel begint met een denkbeeldige
groep van 100.000 levendgeborenen. Voor deze groep wordt doorgerekend hoeveel van hen
zouden overleven tot de leeftijden van 5, 10, 15 … jaar, in het geval zij gedurende hun leven
worden blootgesteld aan de bekende sterftecijfers. Dit wordt doorgerekend totdat berekend is
hoeveel van hen de afsluitende leeftijdsgroep van bij. 95+ zal bereiken.
In de volgende stap wordt geschat hoeveel ‘levensjaren’ is geleefd door degenenen die
zijn overeden in de leeftijdsgroepen. Deze levensjaren worden vervolgens opgeteld over alle leden
van het geboortecohort. Door dit totaal aantal levensjaren te delen door het aantal mensen bij
geboorte (100.000), krijgen we het gemiddeld aantal jaren dat is geleefd. Dit gemiddelde is de
levensverwachting bij geboorte.
Op deze manier kan ook de levensverwachting worden berekend bij een hogere leeftijd,
bijvoorbeeld 20 jaar. Dit kan door alleen de ‘levensjaren’ te tellen die zijn geleefd na de 20e
verjaardag, en dit te delen door het aantal mensen dat die verjaardag heeft bereikt. In de
Nederlandse situatie is de resterende levensverwachting op het moment van het bereiken van de
20e verjaardag 18 a 19 jaar lager dan de levensverwachting bij geboorte.
Belangrijk hierbij is te weten op welke groep deze berekeningen van toepassing zijn. Als de
levensverwachting is berekend voor een speci ek kalenderjaar, zoals 2019, dan gaat het om een
denkbeeldige groep, namelijk van mensen die hun hele leven lang zouden zijn blootgesteld aan de
leeftijdsspeci eke sterftekansen van 2019. De levensverwachting van deze groep vat daarmee
samen wat de sterftesituatie in 2019 is. Wij spreken dan van een ‘periodespeci eke’
levensverwachting.
Het alternatief is een ‘cohortspeci eke’ levensverwachting. Deze heeft betrekking op een
geboortegeneratie, bijvoorbeeld alle mensen geboren in het jaar 1900. De sterfte naar
leeftijdsgroep kan voor dit cohort worden gevolgd op basis van sterftestatistieken uit de twintigste
eeuw. Op basis daarvan kan worden berekend hoe lang deze mensen gemiddeld genomen
hebben geleefd. Uiteraard kan dit feitelijk aantal geleefde jaren nog niet worden berekend voor de
nu levende generaties, omdat wij nog niet weten wat hun toekomstige sterftekansen zijn.
Cohortspeci eke levensverwachtingen worden daarom niet vaak gepresenteerd voor nog levende
generaties.
De epidemiologische transitie: De stijging van de levensverwachting in de afgelopen 200 jaar ging
gepaard met verschuivingen in het aandeel daarin van verschillende ziekten.
1. De fase van epidemieën en hongersnood (tot 1875)
2. De fase van afnemende pandemieën (1875-1925)
3. De fase van degeneratieve en man-made aandoeningen (1925-1970)
4. De fase van vertraging in degeneratieve aandoeningen (1970 - heden)
2.2.2. Gezonde levensverwachting
Mensen willen niet alleen lang leven, maar ook gezond. Gezonde levensverwachting staat voor
het aantal jaren dat men mag verwachten te leven in goede gezondheid. In de overlevingstafel
wordt hierin onderscheid gemaakt. Dus levensverwachting = gezonde + ongezonde
levensverwachting. Deze gezondheid wordt vaak vastgesteld aan de hand van enquetes. Voor
mannen was dit in 2019 64,8 jaar gezond en 15,7 ongezond, totaal 80,5 jaar. Voor vrouwen was
dit 63,2 jaar en 20,4 jaar ongezond met totaal 83,6 jaar.
Om deze maat beter te objectiveren dan een enquete kan, worden lijsten zoals de SF36
gebruikt, die vragen naar pijn, vitaliteit, psychische klachten en lichamelijke beperkingen. GHQ en
MHI zijn speci ek voor mentale gezondheid. Daarnaast zijn functioneren, mobiliteit, gehoor en
fififi fi fi fi