Samenvatting Sociale pedagogiek en coaching:
Armoede:
Armoede is een enigszins relatief en subjectief begrip dat tijds- en plaatsgebonden is. Armoede in Afrika is
anders dan armoede in Nederland en armoede zoals dat er vroeger uitzag in Nederland, ziet er weer anders uit
dan nu.
In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat dat eenieder het recht heeft op een
levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn voor zichzelf en zijn gezin, waaronder
inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de nood-
zakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit,
overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen.
Sinds het Kabinet-Kok I (1995) brengen het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau
Statistiek (CBS) het armoedevraagstuk in NL cijfermatig in kaart. Volgens het SCP zijn mensen arm ‘wanneer ze
gedurende langere tijd niet de middelen hebben om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen
die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden.
Deze definitie is erg breed. Daarom moet er een armoedegrens liggen. Die wordt volgens het SCP bepaald door
een lijst van goederen en voorzieningen met bijbehorende prijzen, die het minimale budget vormen om in het
levensonderhoud te voorzien, gemeten op basis van het jaarinkomen.
Het CBS gaat op basis van het netto maandinkomen uit van een zogeheten lage-inkomensgrens, waarbij de
kans op armoede toeneemt zodra een persoon/gezin onder die grens valt. De lage-inkomensgrens verschilt per
type huishouden (eenoudergezin, alleenstaand etc.)
Statistieken over de omvang van het armoedevraagstuk fluctueren van jaar tot jaar en hangen samen met de
economische situatie en ontwikkelingen in en rond Nederland en met de politiek, zowel lokaal als nationaal.
40% van de Nederlanders die leven onder de armoedegrens is langdurig arm (=minstens 4 jaar), van deze
groep is weer 64% bijstandontvanger.
De gevolgen van armoede zijn mogelijk op straat belanden en dus een dakloos bestaan moeten leiden of in de
crisisopvang terecht komen. Gevolgen in het dagelijks leven kunnen zijn kleding niet kunnen vervangen,
afhankelijkheid van de voedselbank, schuldhulpverlening. Ook zijn er gezondheidsrisico’s: vaak minder
beweging (sport is duur) en ongezondere voeding. Mentaal en geestelijk kan armoede chronische stress en
schuldgevoelens veroorzaken en het armoede kan leiden tot sociaal isolement.
Volgens een studie van het SCP is in de Nederlandse samenleving een forse tegenstelling ontstaan tussen twee
sociale klassen: aan het ene uiterste een succesvolle, gevestigde, relatief rijke bovenlaag van hoogopgeleiden
met een sterke maatschappelijke positie. Aan het andere uiterste een weinig succesvolle, relatief arme en
laagopgeleide onderlaag met een zwakke maatschappelijke positie = het precariaat. Hiertussen groepen als
jonge kansrijken, gepensioneerden, werkende middengroep etc.
De kans op armoede is het grootst bij de jongsten en alleroudsten (80-plussers die rond moeten komen van
enkel de AOW), de alleenstaanden (tot 65 jaar) en eenoudergezinnen, vooral bij alleenstaande moeders met
minderjarige kinderen en ook bij niet-westerse migranten en bij grote gezinnen en bijstandsgezinnen.
Vooral verborgen armoede is een probleem en aandachtspunt. De stap richting gemeente en hulpverlening is
groot als gezinnen niet durven uit te komen voor financiële nood.
Ook is bij ZZP’ers en mensen met een parttimebaan of nulurencontract veel verborgen armoede. Ze hebben
vaak geen uitkering en geen recht op voorzieningen voor armen.
Een zestal principes en aantal kenmerken van wat armoede wél en niet is:
Armoede houdt niet in dat:
1
, 1. Sociale ongelijkheid altijd leidt tot armoede
2. Sociale problemen (werkloosheid, scheiding etc.) logischerwijs resulteren in armoede.
3. Armoede hetzelfde is als zich arm voelen.
Armoede is wél:
4. Een gevolg van het gebrek aan voldoende middelen en bronnen (geld), kennis (onderwijs),
consumptiegoederen (eten), communicatiemiddelen (mobiel) en sociale verbanden (familie).
5. Uitsluiting van de samenleving. Buitengesloten raken van de arbeidsmarkt, vrijetijds-
bestedingen, gemeenschapsverbanden en afhankelijkheid van uitkeringsinstanties.
6. Meervoudige deprivatie = een opstapeling van problemen. Dit hangt samen met punt 4 en 5.
Armoede = de structurele uitsluiting van mensen van maatschappelijke participatie, die gepaard gaat met een
grote afhankelijkheid van de overheid.
Sociale uitsluiting = het proces waarin personen omwille van één of meerdere kenmerken geïsoleerd raken
van het maatschappelijk gebeuren, ofwel te maken krijgen met ontoegankelijkheid tot sociale verbanden.
Armoede kenmerkt zich door verstatelijking van de zorg = armen zijn voor veel zaken in hun dagelijks leven
sterk afhankelijk van de overheid. Ook is armoede geografisch lokaliseerbaar, het concentreert zich vooral in
grotere steden en dan specifiek in oude stadswijken waar doorgaans een opeenstapeling van problemen als
werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid, verpauperde huisvesting en woonomgeving en criminaliteit is. Dit
hangt samen met het kenmerk van culturele armoede.
Psychologie van de schaarste (door Mullainathan en Shafir):
Schaarste = een subjectief gevoel dat je meer nodig hebt dan je kunt opbrengen.
Schaarste kan zich uiten in tijd, geld, middelen, grondstoffen, aandacht etc.
Het proces van schaarste:
1. Bandbreedte: cognitieve ruimte die bestaat uit een aantal (dagelijkse) zaken, bijvoorbeeld
werk, school, kinderen, sport, familie, vrije tijd.
2. Schaarste: het subjectieve gevoel dat je meer nodig hebt dan je kunt opbrengen.
3. Schaarsteval: ontstaat als je een langere tijd schaarste hebt. Hierbij verlies je bandbreedte,
dus heb je minder denkkracht en je IQ daalt. Het is als je in schaarsteval zit ook lastiger om
met verleidingen om te gaan en weerstand te bieden (bijv. als je een toets hebt en laat bent
begonnen, is de verleiding groter een drankje te doen omdat je het ‘hebt verdient’). Je maakt
slechte keuzes.
4. Structurele schaarste leidt tot armoede door tunnelvisie.
5. Armoede = minder hebben dan we willen hebben en daardoor niet gelukkig zijn. Armoede
heeft nadelen voor onze cognitieve vermogens en leidt tot een verlies van bandbreedte.
Schaarste laat je focussen op je directe gebrek, je hebt minder aandacht voor de dingen die je eigenlijk
ook belangrijk vindt.
Als je meer van iets wilt, ervaar je ook eerder een gevoel van schaarste. En wat je wilt, wordt in grote
mate bepaald door wat de mensen om je heen hebben.
Armoede is een ongestructureerd probleem/wicked problem = een probleem dat moeilijk of onmogelijk
oplosbaar is door onvolledige, tegenstrijdige en veranderende voorwaarden voor probleemoplossing die
meestal moeilijk te identificeren zijn. Vanwege de interdependenties (=onderlinge afhankelijkheid) kan een
poging tot oplossing van een deel van een ongestructureerd probleem resulteren in andere problemen.
Armoede is een wicked problem omdat:
Er is geen eenduidige definitie van armoede.
De definities liggen niet in elkaars verlengde en de huidige definitie werkt armoede in de hand.
Er is geen continue beleid vanuit de overheid met betrekking tot armoedebestrijding
Financiële armoede wil nog niet zeggen dat men zich arm voelt.
Armoede en schulden is een miljardenindustrie.
2
, Armoede wordt benaderd vanuit een financiële invalshoek en de oplossingen ook, terwijl mensen
individuele behoeften hebben die vragen om écht contact en van daaruit ontwerpen van
oplossingsrichtingen.
Wijkteams worden wegbezuinigd, terwijl zij het contact met de “armoedigen” moeten leggen.
Mensen in armoede ervaren schaamte en stress en daardoor zijn ze moeilijk te benaderen en vinden.
Er zijn sociale voorzieningen, maar onoverzichtelijk en vereist bepaalde vaardigheden van mensen die
niet altijd voorhanden zijn.
Mensen in armoede hebben per definitie hulp nodig.
Een sociaal werker moet in staat zijn om:
1) op een meer collectief niveau aan te geven dat er redenen zijn die maken dat mensen bepaalde
problemen hebben en dat er acties nodig zijn om dit tegen te gaan;
2) contact te kunnen maken en vandaaruit de juiste interventies weten te plegen die bijdragen aan het
vergroten van perspectief van de ander.
Effect van opgroeien in een gezin met stress vanwege armoede en schulden:
Onveilige hechting
Slechtere hersenontwikkeling
Minder onderwijskansen
Mogelijk effect op psychosociale ontwikkeling
Risico op kindermishandeling
Meer kans op jeugdcriminaliteit
Slechtere gezondheid
Overerving armoede
Volgens de Europese commissie (1989) zijn mensen arm ‘wanneer de materiele, culturele en sociale middelen
onvoldoende zijn om op een manier te leven die als minimaal aanvaardbaar wordt gezien in de samenleving
waarin men leeft’. Deze definitie gaat uit van tekorten op materieel, cultureel en sociaal vlak. Als van deze
definitie wordt uitgegaan ontstaan er meer oplossingsrichtingen. Wel wordt hier de maatschappelijke norm
voor het vaststellen van de armoedegrens gehanteerd.
Als grens van wat in Nederland financieel minimaal aanvaardbaar is, hanteert het Sociaal en Cultureel
Planbureau een ‘niet veel, maar toereikend’ (n.v.m.t.)besteedbaar inkomen. Dit is gebaseerd op de door het
Nibud berekende minimale uitgaven aan voedsel, kleding, wonen en sociale participatie. Deze Nederlandse
definitie gaat uit van financiële tekorten die maken dat er onvoldoende middelen voorhanden zijn, er niet
volgens de standaard gewoond kan worden en men onvoldoende kan participeren op sociaal vlak. Door deze
definitie te hanteren ontstaat er een focus op het willen compenseren van de financiële tekorten.
De definitie van Mullainathan en Shafir van armoede gaat uit van structurele tekorten op elk denkbaar vlak.
Hier is sprake van psychologische armoede. Psychologische armoede
doet het meest recht aan de persoon die het betreft. Het is een
persoonlijke ervaring en vraagt een persoonlijke benadering en biedt
vele oplossingsrichtingen. Mensen die armoede ervaren blijken
moeilijk lokaliseer- en benaderbaar.
Systeem- en leefwereld:
de systeemwereld, de wereld van regels, protocollen en
prestatieindicatoren;
de leefwereld, de waardecreatie tussen professional en de
klant in het hier en nu;
de bedoeling, daar waar het uiteindelijk om te doen is.
3
, Bij armoede sluit de systeemwereld niet aan op de leefwereld (bedoeling) door:
life-event (schaarste);
overerving (kennisgebrek)
Laaggeletterdheid;
Licht verstandelijk beperkt.
Contact maken, interesse tonen, verkennen van wensen/ dromen/ doelen.
Verbinding leggen tussen leefwereld en systeemwereld
Samen met de ander de systeemwereld aan laten sluiten bij de wensen / dromen/ doelen van de klant
Een effectief armoedebeleid gaat uit van werken vanuit empowerment. Empowerment impliceert investeren in
het psychologische, sociale en maatschappelijke kapitaal van burgers:
Psychologisch kapitaal: Professionals kunnen het dit kapitaal (zelfvertrouwen, veerkracht &
wilskracht) van mensen vergroten d.m.v. motiverende gespreksvoering en oplossingsgericht coachen.
Sociaal kapitaal: Investeren in dit kapitaal, de sociale omgeving, betekent het vergroten van steun van
familie, vrienden of buren. Weten hoe nieuwe lokale initiatieven zoals buurtrestaurants, ruilsystemen
en buurtmoestuinen de kwetsbare groep met succes kunnen bereiken.
Maatschappelijk kapitaal: Meer maatschappelijk kapitaal betekent meer invloed en macht om
vooroordelen en processen van uitsluiting, betere toegankelijkheid van (buurt)voorzieningen en
sociale wet- en regelgeving te beïnvloeden. Belangengroepen, cliëntenraden en zelforganisaties
hebben vanzelfsprekend meer macht dan willekeurige individuen. Maar als die er onvoldoende zijn,
dan zijn informele vormen van cliëntenparticipatie een goed alternatief.
Methodieken bij armoede:
Er-op-af-methode: Mensen in armoede moeten opgezocht worden. Zij zijn niet of nauwelijks in staat
om zelfstandig hulp in te roepen.
Presentiebenadering: Doordat mensen (ook kinderen) in armoede eerst moeten wennen aan de hulp
is het van belang om mee te bewegen en er vooraleerst alleen “te zijn”. Contact te maken.
Stress-sensitief werken: Zorg ervoor dat je niet meer stress veroorzaakt en dat je handelen er op
gericht is op de ander te ontlasten.
Oplossingsgericht werken: Verken met de ander nieuwe perspectieven en ga hierbij langzaam.
Mensen in armoede zullen in het begin moeite hebben met het schetsen van nieuwe perspectieven.
Talentgericht werken: Ontdek talenten en verken hoe deze ingezet kunnen worden bij het
verwezenlijken van dromen, wensen en doelen
Systeemgericht werken: Maak gebruik van bestaande structuren of te versterken structuren om de
ander zoveel mogelijk in staat te stellen te kunnen werken aan zijn dromen, wensen en doelen.
Stress-sensitief werken:
Paradox van stress / schaarste:
Twee verbanden:
4