Oefenvragen tentamen Motivatie
en de zelfsturende mens
Leerjaar 2, Semester 1, Blok 1, Universiteit Utrecht
Schooljaar 2022-2023
,1. Wanneer je in de auto stapt en de gordel niet om doet begint er een lampje te branden. Je
kiest er voor om toch weg te rijden, terwijl een vervelend geluid je waarschuwt dat je toch
echt je gordel om moet doen. Het geluid begint je te irriteren en je doet toch maar je
gordel om. Dit is een voorbeeld van:
A Intrinsieke motivatie
B Extrinsieke motivatie
C Internalisatie
D Een combinatie van de bovenstaande begrippen
2. Normaal geef je de kat altijd om 4 uur eten. Je bent nog hard aan het studeren om 3 uur,
maar de kat kan geen klokkijken en begint enorm te miauwen zeurend om eten. Na een
kwartier zwicht je, omdat je concentratie aangetast wordt. Dit is een voorbeeld van:……..
Het geluid wat je kat produceert is echter een voorbeeld van …….
A Positieve straf, negatieve bekrachtiging
B Negatieve straf, positieve bekrachtiging
C Positieve bekrachtiging, negatieve straf
D Negatieve bekrachtiging, positieve straf
3. Wanneer het kind ongewenst gedrag vertoont en de ouder hierbij kiest zijn aandacht en
affectie te verminderen is dit een voorbeeld van ……
A Negatieve conditionele waardering
B Positieve conditionele waardering
C Autonomie ondersteunende opvoeding
D Intrinsieke waarde demonstratie
4. Bij welke combinatie van motivatie typen verwacht je de sterkste correlatie
A Intrinsieke regulatie & integrated regulation
B Niet gereguleerd & Identified regulation
C Externe regulatie & Identified regulation
D Integrated regulation & Introjected regulation
5. Je staat s’ ochtends op en ziet in de spiegel dat je een badhair day heb. Je besluit te
douchen. Hierna ben je nog niet tevreden met het beeld in de spiegel. Je besluit je haar te
kammen. Je bekijkt jezelf uitvoerig.. nog niet goed. Je besluit vlechtjes te maken. Ja! Dat
ziet er beter uit en je gaat naar de universiteit.
Hoe ziet deze ochtend eruit volgens het TOTE model?
A OTOTOTE
B TOTOTOT
C TOTOTOTE
D OTOTOTO
, 6. Welke van de vormen van opvoeding staat hieronder juist weergegeven
A Extern controleren -> Amotivatie
B Negative parental conditional regard -> Geintrojecteerde regulatie
C Autonomie ondersteunend -> identified regulation
D Positive parental conditional regard -> Geintrojecteerde regulatie
7. Een skiër staat bovenaan een zwarte steile piste. Er gebeurt van alles op het moment dat
hij naar beneden kijkt en angst ervaart. Zijn mondhoeken trekken naar achteren en zijn
ogen worden groot. Op welk aspect van emotie slaat dit?
A Fysiologische reacties
B Gevoelens
C “sense of purpose” of doelgericht gedrag
D Expressie
8. Wat is de volgorde in de uitspraken op het gebied van de attributie theorie? “Ik kan er niks
aan doen dat ik een slecht cijfer heb gehaald…. Die toets is super moeilijk en daar kan ik
niks aan doen! Het is niet dat de toets over de tijd makkelijker zal worden…”
A Locus of control, controleerbaarheid en Stabiliteit
B Stabiliteit, Locus of control, controleerbaarheid
C Controleerbaarheid, Locus of control, Stabiliteit
D Stabiliteit, controleerbaarheid, Locus of control
9. Welke 3 begrippen zijn de interne motieven
A Autonomie, Competentie en Verbondenheid
B Behoeften, cognities en emoties
C Kracht, doelgericht en volhouden
D Interne motivatie, externe motivatie en locus of control
10. Welke van deze begrippen valt niet onder Engagement (verbintenis)
A Gedrag
B Agency
C Expressie
D Emotie