SAMENVATTING: INLEIDING IN FAMILIERECHT MET VERDIEPING IN DE RECHTEN VAN HET KIND
Vrije Universiteit van Amsterdam, periode 1 2022/2023, Destiny Voll
Week 1 Inleiding & afstamming, adoptie en gezag
Hoofdstuk 1, uitsluitend paragraaf 1.1 t/m 1.3
Het personenrecht regelt de rechtspositie van een natuurlijk persoon. Het familierecht heeft
betrekking op de rechtsverhoudingen tussen natuurlijke personen op het terrein van families en
relaties.
Verticale relaties: deze ontstaan door afstamming van de ene persoon van de andere (afstamming en
ouderlijk gezag).
Horizontale relaties: deze ontstaan door affectieve relaties tussen twee natuurlijke personen
(huwelijk en geregistreerd partnerschap).
Veel regels binnen het P&F recht zijn van dwingend recht, omdat het merendeel van de
familierechtelijke verhoudingen niet ter vrije bepaling van partijen staat. Contracteren heeft vooral
betrekking op de financiële aspecten binnen het P&F recht.
Hoofdstuk 2, uitsluitend paragraaf 2.1, 2.2
Het EVRM en het IVRK vormen de belangrijkste mensenrechtelijke verdragen waaraan het nationale
familierecht wordt gemeten.
Het EVRM gemaakt door de Raad van Europa geldt voor 47 Europese landen. Het IVRK gemaakt door
de Verenigde Naties geldt voor 196 landen.
Uitspraken van het EHRM moeten door alle verdragsstaten worden nagekomen. Dit kan ertoe leiden
dat het nationale familierecht moet worden aangepast. In de meeste landen (ook NL) kan voor de
nationale rechter een direct beroep worden gedaan op het EVRM.
Voor het IVRK kunnen mogelijke schendingen van kinderrechten worden gerapporteerd door het VN-
comité voor de Rechten van het kind, dat op basis van een regeringsrapportage om de vijf jaar over
de naleving van het verdrag in de verdragslanden rapporteert en aanbevelingen doet voor
verbeteringen. In 2014 is een derde facultatief protocol in werking getreden dat door een aantal
verdragsstaten is geratificeerd. Dit protocol versterkt daarmee de rechtspositie van kinderen, die een
concrete klacht over kinderrechtenschendingen kunnen indienen bij het kinderrechtencomité.
Vereist is dat de nationale klachtenprocedures zijn uitgeput. Een klacht kan worden ingediend door
of namens een individueel kind of een groep kinderen. Nederland heeft dit protocol niet
geratificeerd. Voor de nationale rechter kan wel een beroep op de bepalingen van het IVRK worden
gedaan. In de NL rechtspraak is aan een aantal bepalingen uit het IVRK rechtstreekse werking
toegekend.
Het Handvest van de Grondrechten voor de EU is bindend recht voor alle lidstaten. Unieburgers
kunnen zich al naar gelang de situatie beroepen op nationale grondrechten (niet in NL), op het
Handvest en op het EVRM.
Hoofdstuk 3, uitsluitend paragraaf 3.1, 3.2, 3.5, 3.6.1, 3.6.3, 3.7.1 t/m 3.7.5
,Naast de rechterlijke procedure is mediation voor familiezaken ook van groot belang als wijzen van
conflictsoplossing.
De meeste procedures in P&F zaken zijn verzoekschriftprocedures. Deze vangen aan met een
verzoekschrift en eindigen met een beschikking (eenvoud, snelheid, informeel opzoek naar beste
oplossing). Voor deze P&F procedures gelden de algemene procesbeginselen van art. 6 EVRM en
afdeling 1.3 Rv (toegang tot de rechter, hoor en wederhoor, een procedure binnen een redelijke
termijn, openbare rechtspraak, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter).Echter vinden
P&F zaken in beginsel achter gesloten deuren plaats, ter bescherming van minderjarigen en ter
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 27 jo. 803 Rv).
Op de familierechtprocedures zijn om te beginnen de algemene wettelijke bepalingen voor
verzoekschriftprocedures van toepassing (art. 261 e.v. Rv). Er zijn echter ook specifieke wettelijke
bepalingen die hiervan afwijken. Specifieke regels gaan voor (798-813 Rv; overig, 815-828 Rv;
scheidingszaken). Bepalingen vinden uitwerking in door de gerechten zelf opgestelde uniforme
landelijke procesreglementen en in professionele standaarden.
In P&F zaken geldt voor partijen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Zonder
advocaat is er geen toegang tot de rechter.
Procesverloop bij zaken zonder tegenspraak:
1. Verzoekschrift ingediend door advocaat verzoeker (art. 799 jo. 278 Rv).
2. Geen verweer door belanghebbende? Dan blijft mondelingen behandeling achterwege.
3. De rechter wijst het verzoek aanstonds toe, er volgt een beschikking (art. 800 en 279 Rv).
Kinderen moeten gehoord worden (809 Rv).
Procesverloop bij zaken op tegenspraak:
1. Schriftelijke ronde (processtukken moeten door advocaat worden ingediend): Ingediend
verzoekschrift - belanghebbende (wederpartij) wordt opgeroepen voor zitting -
belanghebbende kan tot de zitting verweerschrift indienen, dit kan een zelfstandig verzoek
bevatten, tenzij betrekking op oorspronkelijk verzoek.
2. Mondelinge behandeling; mogen in persoon of bij advocaat verschijnen.
a. Extra schriftelijke ronde voor het uitwisselen van bescheiden, getuigenverhoor of
deskundigenonderzoek.
3. Beschikking van de rechter
Belanghebbende: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft
(art. 798 Rv). Iemand die door de rechter niet als belanghebbende wordt aangemerkt, maar wiens
verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, kan door de rechter
als informant gehoord worden (pleegouder die kind langer dan jaar verzorgt is belanghebbende).
Kinderen van 12 jaar en ouder en in kinderalimentatiezaken kinderen van 16 jaar en ouder moeten in
de gelegenheid worden gesteld om gehoord te worden (art. 809 Rv). O.g.v. art. 809 lid 1 Rv kan de
rechter ook kinderen jonger dan 12/16 horen, maar is daartoe niet verplicht. Er is een pilot in
Amsterdam waardoor kinderen vanaf 8 jaar in de gelegenheid worden gesteld om gehoord te
worden. In kind-ontvoerzaken kunnen kinderen vanaf 6 gehoord worden in Den Haag. Kinderen
kunnen hun mening schriftelijk dan wel mondeling aan de rechter kenbaar maken. In geval van
mondeling horen door de rechter gebeurt dit bij voorkeur in een kindvriendelijk ruimte, buiten de
,zittingszaal en draagt de rechter geen toga, om zodoende de afstand tot het kind niet onnodig te
vergroten.
Hoofdstuk 10, uitsluitend paragraaf 10.1 t/m 10.8.6, 10.10, 10.11.1, 10.11.4
Het afstammingsrecht regelt de afstamming door geboorte tussen ouders en kinderen en wie tot
elkaar in familierechtelijk betrekking staan (1:197 BW). Het afstammingsrecht is dwingend recht waar
niet van kan worden afgeweken.
Belangrijke belangen/beginselen binnen het afstammingsrecht:
Het belang van het kind om twee ouders te hebben.
Het belang van de biologische afstamming.
Rechtszekerheid
1998: Sterke positie biologische afstamming, afstand van het onderscheid tussen kinderen die binnen
en buiten huwelijk werden geboren.
2014: Wet juridisch ouderschap voor de vrouwelijke partner van de moeder.
Afstammingsrecht leidt tot het ontstaan van een familierechtelijke betrekking tussen het kind, zijn
ouders en diens bloedverwanten (1:197 BW). Gevolgen ouderschap; gezag (1:251 en 1:1253aa BW),
recht op omgang (1:377a BW), verplichting elkaar te onderhouden (1:392 lid 1a BW), geslachtsnaam
(1:5 BW), erfrecht (4:10 en 4:63 BW).
Niet alleen door afstamming, maar ook door adoptie kan een familierechtelijke betrekking tussen
kind en de adoptieouder(s) ontstaan (1:198 lid 1 sub e en 1:199 sub e BW). Rechterlijke tussenkomst
is hierbij verplicht.
Gezag: Heeft betrekking op minderjarigen en houdt een plicht tot opvoeding en verzorging in (1:247
BW). Niet in alle situaties is er een directe koppeling tussen afstamming en gezag, maar in beginsel
heeft degene die juridisch ouder is gezag, of kan die dat krijgen. Andersom is degene met gezag niet
in beginsel de juridische ouder.
Afstamming van de vader
Biologische vaders (leveren sperma voor de conceptie van het kind):
Verwekkers; heeft het kind op natuurlijke wijze doen ontstaan door geslachtsgemeenschap
met de moeder.
Donoren; niet op natuurlijke wijze doen ontstaan via kunstmatige donorinseminatie.
o Bekende donoren; de ouders kennen de donor.
o Onbekende donoren; de ouders kennen deze vooraf niet, maar er zijn wel gegevens
geregistreerd door het ziekenhuis/kliniek.
o Anonieme donoren; via donorbanken, niet mogelijk om de identiteit van de donor te
achterhalen.
De rechtspositie van een donor hangt af van de vraag of hij in een nauwe persoonlijke betrekking tot
het kind staat, kan doorgaans alleen bij een bekende donor.
Er zijn ook niet-biologische vaders; de instemmende levensgezel van de moeder, ofwel de man die
heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.
, Wordt de term vader/ouder gebruikt, dan gaat het om de juridische ouder van het kind, een bekende
donor die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind is daarmee onder omstandigheden
gelijkgesteld.
1. Vader door formele relatie met de geboortemoeder
Huwelijksvaderschap (1:199 sub a BW): Vader van een kind is de man die op het moment van de
geboorte van het kind gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft met de vrouw uit wie het
kind geboren is. Wordt het kind geboren voorafgaand aan het huwelijk of GP dan ontstaat er geen
vaderschap van rechtswege (dan via erkenning). Dit geldt ook op moment dat er gebruik wordt
gemaakt van een donor (alleen bij heteroparen).
Overlijdt de echtgenoot of GP partner voor de geboorte van het kind, dan is aannemelijk dat de man
de biologische vader van het kind is (1:199 sub b BW). De overledene geldt dan als vader indien het
kind binnen 306 dagen na zijn overlijden is geboren. De moeder heeft de keuze om bij de ambtenaar
van de Burgerlijke Stand een verklaring af te leggen dat de overledene niet de vader van het kind is.
Erkenning (1:199 sub c BW jo. 1:203 en 104 BW): Een eenzijdige, ongerichte rechtshandeling, die kan
plaatsvinden bij een akte van erkenning opgemaakt door een ambtenaar van de Burgerlijke Stand of
die door de notaris wordt opgesteld bij notariële akte, hierdoor kan een dus ook juridisch vader
worden. Ook de niet-biologische vader kan een kind erkennen.
Voorwaarden voor erkenning (1:204 BW):
Nietig is de erkenning van een man die geen huwelijk met de moeder mag sluiten
(huwelijksbeletselen 1:41 BW).
Man moet min. Leeftijd van boven de 16 hebben.
Kan niet als het kind al twee ouders heeft.
Een kind van ouder dan 12 moet vooraf schriftelijk instemmen (1:204 lid 3 BW).
Toestemming van de moeder bij een kind van onder de 16.
o Een man kan vervangende toestemming bij de rechter vragen i.p.v. de toestemming
van de moeder en/of het kind van boven de 12 jaar. De man moet dan wel de
verwekker van het kind of de biologische vader die in nauwe persoonlijke betrekking
tot het kind staat zijn (1:204 lid 3 BW). Bij heterostellen geldt dit ook voor de
instemmende levensgezel.
o De toestemming wordt verleend door de rechter, tenzij dit de belangen van de
moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of dat de evenwichtige
sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt
(1:204 lid 3 BW). Of als de moeder al een andere partner toestemming heeft verleent
voor erkenning.
Erkenning kan ook prenataal (1:2 BW) en bij de geboorteafgifte. Het heeft geen terugwerkende
kracht.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap: Een man kan tegen zijn wil gedwongen worden tot
het juridische vaderschap. Biedt ook de mogelijkheid een kind een vader te geven als de man is
overleden.
Voorwaarden voor gerechtelijke vaststelling:
Rechterlijke tussenkomst.