Ontwikkelingspsychologie
De ontwikkeling van het kind: 1.1.1, 1.2.3, 3.3.4, 4.1.2, 4.3.1, 4.3.2.
1.1.1: De reikwijdte van het vakgebied
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie:
Fysieke ontwikkeling: Ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van
het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen, en de
behoefte aan eten, drinken en slaap.
Cognitieve ontwikkeling: Ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop
het gedrag van mensen wordt beïnvloed door groei en verandering in de
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.
Sociale ontwikkeling: Kijkt naar de manier waarop de interacties van mensen en hun
sociale relaties in de loop van hun leven groeien, veranderen en stabiel blijven.
Persoonlijkheidsontwikkeling: Kijkt naar stabiliteit en verandering in de
eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden.
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen
De prenatale periode (conceptie tot geboorte)
De baby- & peutertijd (geboorte tot 3 jaar)
De kleutertijd (3 tot 6 jaar)
De schooltijd (6 tot 12 jaar)
De adolescentie (12 tot 20 jaar)
Deze leeftijdsgroepen zijn sociale constructies. Oftewel het zijn ideeën over de realiteit die
weliswaar breed geaccepteerd zijn, maar afhangen van de maatschappij en de cultuur op een
bepaald moment. Niet alle leeftijdsgroepen zijn zo zwart-wit. De adolescentie is gebaseerd op
een biologische verandering en kan dus eerder of later zijn.
Sommige ontwikkelingsspecialisten stellen nieuwe ontwikkelingsperioden voor.
De tijdstippen waarop gebeurtenissen zich in het leven van mensen voltrekken, kunnen
aanzienlijk variëren. Dat kan een biologische, omgevings- of culturele oorzaak hebben.
1.2.3: Vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie
Er zijn verschillende vraagstukken over de ontwikkeling van kinderen.
Continue verandering versus discontinue verandering
Bij continue verandering is de ontwikkeling geleidelijk en vloeien de prestaties op een
bepaald niveau voort uit de prestaties op de vorige niveaus. Continue verandering is
kwantitatief: de ontwikkeling wordt groter of meer. Er is sprake van een aaneensluitende
vooruitgang.
Discontinue verandering vindt plaats in aparte stappen of stadia. Elk stadium levert gedrag
op dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia. Er is als het ware sprake van
sprongetjes vooruit.
Kritieke en gevoelige perioden: de invloed van omgeving
,Een kritieke periode is een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste gevolgen heeft. Op het gebied van cognitieve, sociale en
persoonlijkheidsontwikkeling manifesteert zich een aanzienlijke mate van plasticiteit: de
mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur kan worden
gewijzigd.
De gevoelige periode is een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een
organisme, waarin dat organisme extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden die betrekking
hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling. De gevolgen van de kritieke periode zijn
permanent, van de gevoelige periode niet.
Levensloopmodel versus focus op specifieke perioden
De hele periode van conceptie tot en met adolescentie wordt om verschillende redenen van
belang geacht. In elk levensstadium is sprake van ontwikkelingsgroei en -verandering. Om de
sociale invloeden op kinderen van een bepaalde leeftijd te kunnen begrijpen, moeten we
weten welke effecten de leeftijd van hun ouders op hun sociale omgeving heeft.
De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
Het begrip nature verwijst in deze context naar eigenschappen, vermogens en capaciteiten die
mensen van hun ouders erven. Het omvat elke factor die het resultaat is van het zich
geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie, ook wel maturatie. Nurture
kent verschillende factoren: biologisch, sociaal of maatschappelijk bijvoorbeeld.
Gevolgen voor de opvoeding van kinderen en voor sociaal beleid
Het feit dat sociaal beleid zo wordt beïnvloed door ideeën over de oorsprong van intelligentie
geeft aan hoe belangrijk het nature-nurture-vraagstuk is. De vraag is niet óf, maar in welke
mate nature en nurture hun invloed laten gelden. Hetzelfde geldt voor continue en discontinue
ontwikkeling. Het is vrijwel nooit volledig het één of volledig het ander.
3.3.4: De prenatale omgeving: bedreigingen voor de ontwikkeling
Bepaalde aspecten van het gedrag van moeders en vaders, zowel voor als na de conceptie,
hebben levenslange gevolgen voor het kind. Een aantal van de meest ingrijpende gevolgen is
het resultaat van teratogene effecten. Een teratogeen effect is een omgevingsfactor die leidt
tot een geboorteafwijking. Dit kan bijvoorbeeld een drug, een chemische stof of een virus
zijn. De placenta houdt deze teratogene stoffen in principe tegen, maar zij slaagt daar niet
altijd volledig in. Het moment en de mate van de blootstelling zijn cruciaal. Verschillende
organen zijn op verschillende tijdstippen gevoelig voor teratogene stoffen. Sociale factoren
kunnen een rol spelen in hoeverre iemand blootgesteld wordt aan teratogene stoffen.
Het voedingspatroon van de moeder
Een moeder die gevarieerd eet en de juiste voedingsstoffen binnenkrijgt, heeft minder kans
op complicaties tijdens de zwangerschap. Daarnaast heeft ze waarschijnlijk een makkelijkere
bevalling en een gezondere baby.
De leeftijd van de moeder
,Vrouwen krijgen tegenwoordig op latere leeftijd kinderen dan een aantal decennia geleden.
Dit uitstel heeft mogelijke gevolgen voor de gezondheid van de vrouw en van het kind.
Vrouwen die ouder zijn dan 30 lopen namelijk groter risico op complicaties dan jongere
vrouwen. Denk hierbij aan een grotere kans op vroeggeboorte, een te laag geboortegewicht of
een kind met het syndroom van down. Ook voor vrouwen die moeder worden in de
adolescentie geldt dat er een grotere kans is op vroeggeboorte of zelfs sterfte.
De gezondheid van de moeder
Moeders die gezond eten, gemiddeld aankomen en voldoende bewegen, hebben meer kans op
een gezonde baby. Ziekte kan in bepaalde stadia (vroeg) van de zwangerschap desastreuze
gevolgen hebben zoals blindheid, doofheid, hartafwijkingen of hersenbeschadiging. Een
aantal Soa’s kan direct op de foetus worden overgebracht. Moeders die antivirale medicijnen
slikken krijgen in minder dan 5% van de gevallen een kinds met aids.
Het drugs- en medicijngebruik van de moeder
Een aspirientje kan al tot bloedingen bij de foetus leiden. Daarnaast is er een verband tussen
frequent aspirine gebruik en de fysieke ontwikkeling van vierjarige kinderen.
Sommige medicijnen veroorzaken pas tientallen jaren later problemen zoals vaginale kanker
of vruchtbaarheidsproblemen.
Het gebruik van marihuana tijdens de zwangerschap kan de zuurstoftoevoer naar de foetus
belemmeren. Het gebruik ervan kan leiden tot snel geïrriteerde, snel afgeleide en nerveuze
kinderen.
Het gebruik van cocaïne leidt tot ernstige vernauwingen van de bloedvaten die naar de foetus
leiden, waardoor deze veel minder bloed en zuurstof krijgt. Hierdoor heeft de foetus een
grotere kans om te overlijden. Daarnaast kunnen kinderen bij de geboorte zelf ook verslaafd
zijn. Zij moeten dan een heftige afkickperiode doorstaan.
De langetermijngevolgen van cocaïne zijn lastig te beoordelen, omdat het vaak gepaard gaat
met slechte prenatale zorg en slechte verzorging na de geboorte.
Moeders die alcohol en tabak gebruiken
Zelfs de kleinste hoeveelheden alcohol en nicotine kunnen de ontwikkeling van de foetus
verstoren. Zo kan een kind geboren worden met het foetaal alcoholsyndroom (FAS). Dat is
een cognitieve stoornis die wordt veroorzaakt door alcoholmisbruik tijdens de zwangerschap.
Kleine hoeveelheden kunnen al leiden tot foetale alcoholeffecten (FAE).
Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van twee eenheden alcohol per dag gecorreleerd is
aan een lagere intelligentie van het kind op zevenjarige leeftijd. Daarnaast zijn er verbanden
met een zwakker ruimtelijk en visueel inzicht.
Roken verminder het zuurstofgehalte en verhoogt de hoeveelheid koolmonoxide in het bloed.
Bovendien vertragen nicotine en andere giftige stoffen de ademhaling van de foetus en
versnellen ze zijn hartslag. Het risico hiervan is een miskraam of vroege sterfte. Verder
hebben rokers twee keer zoveel kans op een baby met een abnormaal laag geboortegewicht
en zijn ze gemiddeld kleiner. Bovendien hebben baby’s van rokers 50% meer kans op een
verstandelijke beperking.
Hebben vaders invloed op de prenatale omgeving?
Een rokende vader kan de gezondheid van de moeder aantasten, door passief mee te roken.
Verder kan een vader die regelmatig drank of drugs gebruikt stress bij de moeder
veroorzaken. Vaders die hun zwangere vrouw mishandelen, kunnen hun ongeboren kind
eveneens beschadigen. Van de zwangere vrouwen wordt 4 tot 8% lichamelijk mishandeld.
4.1.2 Geboorte: van foetus tot pasgeborene
, Tijdens de geboorte maken baby’s over het algemeen automatisch de overstap van
zuurstofinname via de placenta naar inname via hun eigen longen. Daarom beginnen de
meeste pasgeborenen spontaan te huilen.
Het Nederlandse systeem van verloskundige en perinatale zorg biedt vrouwen de keuze om
thuis te bevallen. Perinatale zorg is de medische zorg aan zwangeren en kinderen rondom de
geboorte.
De Apgar-score
De Apgar-score is een standaard meetsysteem waarmee de gezondheid van een pasgeboren
baby kan worden bepaald aan de hand van verschillende factoren. Het richt zich op 5
verschillende eigenschappen: huidskleur, hartslag, reflexen, spierspanning en ademhaling.
Een lage score kan wijzen op problemen of geboorteafwijkingen die al aanwezig waren bij de
foetus, maar een lage score kan ook komen door complicaties tijdens de geboorte. Denk
hierbij aan een zuurstofgebrek. Een anoxia is zuurstofgebrek van een paar minuten wat kan
leiden tot hersenbeschadiging bij de baby.
Fysieke verschijning en de eerste kennismaking
Nadat de gezondheid van de pasgeborene is beoordeeld, wordt hij ontdaan van de
overblijfselen van zijn passage door het geboortekanaal (zoals vernix of huidsmeer). Soms is
het lichaam bedekt met fijn, donker donshaar. Ook wel lanugo genoemd.
Hechting is het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind in de periode
direct na de geboorte. Huid-op-huidcontact tussen moeder en kind zou tot diepe, emotionele
hechting leiden. Wanneer het om wat voor reden dan ook niet mogelijk is, zou het kunnen dat
de band tussen moeder en kind voor altijd gebrekkig blijft.
Daarnaast is het belangrijk dat de baby vlak na de geboorte wordt gestreeld en gemasseerd.
Dit leidt tot aanmaak van chemicaliën in de hersenen die de groei in werking zetten.
4.3.1: Fysieke vaardigheden
Een pasgeborene krijgt direct te maken met fysieke uitdagingen en sensorische ervaringen. In
de baarmoeder krijgt de foetus zuurstof aangevoerd via de navelstreng, maar nu moet de baby
zelf zijn ademhaling reguleren. Het feit dat een baby meteen zelfstandig kan ademhalen is
een teken dat het ademhalingsstelsel redelijk goed ontwikkeld is, ook al heeft het in de
baarmoeder niet kunnen oefenen.
Verder hebben pasgeborenen verschillende reflexen. Een reflex is een niet-aangeleerde,
gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van
bepaalde stimuli. Deze reflexen zorgen ervoor dat de baby de tepel van de moeder kan vinden
en daaraan kan zuigen.
De spijsvertering van een pasgeborene produceert in eerste instantie ontlasting in de vorm
van meconium, een groenzwarte substantie die een overblijfsel is van de tijd als foetus.
4.3.2: Zintuigen