Jurisprudentie materieel strafrecht
HR 27 juni 1898, W 7146 (Pastoor)
HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)
HR 15 oktober 1923, NJ 1923, 1329 (Opticien)
HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Veearts)
Hof Amsterdam, 21 december 1945, NJ 1946, 254 (Diefstal in
noodtoestand)
HR 24 januari 1950, NJ 1950, 287, m.nt. Röling (Examen)
HR 13 december 1960, NJ 1961, 416 (SER-advies)
HR 26 juni 1962, NJ 1963, 12/44 (Kousen en sokken)
HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512 (Verpleegster)
HR 2 februari 1965, NJ 1965, 262 (Asbak)
HR 24 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6373, NJ 1979, 52, m.nt. Th. W.
van Veen (Uitzendbureau Cito)
HR 23 december 1980, NJ 1981, 534 (Aortaperforatie)
HR 17 november 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC7387, NJ 1983, 84, m.nt. Van
Veen (Containerdiefstal)
HR 9 juni 1981, NJ 1983, 412 (Culpa in causa)
HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56 (Bijlmer noodweer)
HR 7 mei 1985, NJ 1985, 821 (Haarlemse doodslag)
HR 12 november 1985, NJ 1986, 782 (arrest-Hevige emoties)
HR 8 september 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC0501, NJ 1988, 612, m.nt. A.C. ’t
Hart (Grenswisselkantoor)
HR 13 juni 1989, NJ 1990, 48 (In de steek gelaten vrouw)
HR 25 juni 1996, NJ 1997, 563 (Niet-behandelde longinfectie)
HR 15 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0139 (Porsche)
HR 14 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8301 (Apothekersstagiaire)
HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 (HIV I)
HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8058 (HIV II)
HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3637 (N.B. u hoeft alleen paragraaf
3, r.o. 3.1. t/m 3.3.2. te bestuderen)
HR 30 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1769 (Dit arrest is op meerdere plaatsen
gepubliceerd en geannoteerd. De versie die u dient te bestuderen is
verschenen in Nieuwsbrief Strafrecht: - NBSTRAF 2015, 214, m.nt. J.S. Nan. U
hoeft bij dit arrest alleen de annotatie van Nan te bestuderen)
HR 26 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:109, NJ 2016/247, m.nt. N.
Keijzer (N.B. U hoeft alleen de annotatie van Keijzer te bestuderen)
1
,HR 14 februari 1916, NJ 1916, 681 (Melk en water)
In dit arrest introduceerde de Hoge Raad een nieuwe schulduitsluitingsgrond, namelijk
‘afwezigheid van alle schuld’, vaak afgekort tot ‘avas’
Rechtsregel: Bij afwezigheid van alle schuld, dient een verdachte niet te worden veroordeeld.
Afwezigheid van alle schuld is een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond.
Casus: Een knecht in Amsterdam verkocht melk voor een boer in de stad. De knecht wist niet
dat de melk die hij verkocht, vermengd was met water. Melk met water vermengen was
strafbaar gesteld in de Algemene Politie Verordening. De Hoge Raad besloot dat het
bestraffen van een persoon alleen is toegestaan als zijn gedrag verwijtbaar is. Aangezien de
knecht helemaal niet wist dat de melk verdund was, viel dit delict hem ook niet te verwijten.
HR 15 oktober 1923, NJ 1923, 1329 (Opticiën)
Wanneer men als een goedwillend persoon een ander uit een gevaarlijke, dan wel
hulpbehoevende toestand redt en daarmee een wettelijke bepaling schendt, dan kan men niet
strafbaar worden gehouden voor het feit dat hij heeft begaan in deze noodtoestand. Er is dus
sprake van een schulduitsluitingsgrond in de zin van artikel 40 Sr, waardoor aan de
goedwillende persoon voor dit feit geen straf kan worden opgelegd.
Indien er sprake is van een situatie waarin iemand in een gevaarlijke, dan wel hulpbehoevende
toestand verkeert, hebben de mensen een maatschappelijke verplichting om de van hen te
verwachten hulp te verlenen. In dit geval had de opticien de verplichting om de slechtziende
man na sluitingstijd te helpen. In de gegeven noodtoestand had de opticien dus mogen kiezen
voor het overtreden van de verordening om zo de man te kunnen helpen. Op grond van artikel
40 Sr kan hij zich in deze situatie beroepen op overmacht, een schulduitsluitingsgrond. Dit
brengt met zich mee dat hij niet strafrechtelijk kan worden vervolgd voor het overtreden van
de wettelijke verplichting. Belangrijk om hierbij op te merken is dat men wel een juiste keuze
moet maken tussen een wettelijke en een maatschappelijke verplichting. Niet in alle gevallen
is het rechtvaardig om de wettelijke verplichting achter de maatschappelijke verplichting te
stellen. In dit arrest bepaalt de Hoge Raad voor het eerst dat een noodtoestand ook onder het
bereik valt van een overmachtssituatie, zoals bedoeld in artikel 40 Sr.
HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Veearts)
De Huizense Veearts-arresten gaan over het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. In
casu heeft een Huizense veearts opzettelijk koeien besmet met mond-en-klauwzeer om
hetzelfde effect te krijgen als vaccinatie. De rechtsvraag die centraal staat in deze arresten is
als volgt: Heeft de veearts wederrechtelijk gehandeld door in strijd met art. 82 Veewet te
handelen, ook al wordt het doel van deze wettelijke bepaling dan beter beoogd?
Het hof stelde dat de veearts wel schuldig was aan het overtreden van de Veewet. Volgens het
hof was het geen taak van de veearts om de algemene gezondheidstoestand te bevorderen. De
Hoge Raad oordeelde echter dat de veearts wel degelijk de taak mocht hebben om de
algemene gezondheidstoestand te bevorderen. Volgens de Hoge Raad had de veearts naar de
eisen van zijn beroep gehandeld. De veearts was dus niet strafbaar.
2
, Rechtsregel: De dader van een strafbaar feit is niet strafbaar als de doelstelling van de
strafrechtelijke norm beter wordt nageleefd, ook al is het dan op papier gezien wel
wederrechtelijk (wederrechtelijk = in strijd met de wet/het recht).
De Hoge Raad introduceerde in dit arrest het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Dit
betekent dat het handelen formeel wel in strijd is met de wet, maar dat strafbaarheid ontbreekt
omdat dit handelen feitelijk niet in strijd is met het recht. In casu heeft de veearts de wet wel
overtreden maar de doelstelling van de wet werd juist beter nageleefd. De veearts werd
ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hof Amsterdam, 21 december 1945, NJ 1946, 254 (Diefstal in noodtoestand)
Verdachte werd verdacht van het meermalen wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit. Als
verweer gaf hij aan dat hij het feit heeft begaan in de overtuiging dat hij zo moest handelen,
omdat het belang van het land dat noodzakelijk maakte. Deze overtuiging had hij omdat de
Nederlandse regering vanuit Londen had aangegeven dat zij al het verzet tegen de vijand
goedkeurde en aanmoedigde. De verdachte had de elektriciteit nodig voor onder andere de
verzorging/onderhoud van 3 onderduikers en een kind van hen. Het gezin was daardoor
ongeveer verdubbeld, waardoor de rantsoenen voor gas en elektriciteit, geheel onvoldoende
waren geworden. Indien de verdachte de elektriciteit niet had gestolen, zou hij onder andere
niet meer kunnen voorzien in de voedselvoorziening van het gezin.
Het Hof neemt aan, dat verdachte het feit (diefstal van elektrische energie) plegende handelde
om een Landsbelang te dienen (het verzorgen van onderduikers en het in stand houden van
een verzetscentrum in zijn woning), welk belang hij terecht heeft gesteld boven zijn
burgerplicht om de wet na te leven. Verdachte op dien grond van alle rechtsvervolging
ontslagen. Aangenomen werd dat de verdachte heeft gehandeld vanuit overmacht zoals
beschreven in art. 40 Sr. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
HR 13 december 1960, NJ 1961, 416 (SER-advies)
Essentie: AVAS en rechtsdwaling
Beroep op afwezigheid van alle schuld door verd., die juridisch advies heeft opgevolgd.
Mocht verd. in redelijkheid of de deugdelijkheid van het advies vertrouwen?
Requirant in cassatie, een betonfabrikant, is in twee instanties veroordeeld voor het uitoefenen
van een aannemersbedrijf zonder de vereiste vergunning van de SER. In eerste instantie heeft
hij (meer subsidiair) het verweer gevoerd dat hem geen enkele schuld treft omdat hij
gehandeld heeft op grond van tevoren ingewonnen juridisch advies van (zo blijkt uit de
conclusie van de AG) de SER. Hij voert dus een AVAS-verweer op grond van rechtsdwaling.
De politierechter (wiens vonnis wordt bevestigd door het hof), verwerpt het verweer,
‘aangezien hijzelf de verantwoording draagt voor het opvolgen van een bepaald advies,’ te
meer omdat hij redelijkerwijs kon weten dat het advies werd gegeven ter ontkoming aan de
gevolgen van een eerdere veroordeling. In cassatie voert requirant hieromtrent geen verweer
meer. Maar de Hoge Raad komt ambtshalve terug op dit in eerste instantie gevoerde en
verworpen verweer. Dat verdachte zelf de verantwoordelijkheid heeft voor het opvolgen van
een bepaald advies is op zichzelf geen reden om een beroep op AVAS af te wijzen. ‘Dat toch
de beantwoording van de vraag, of den verd. beroep op zodanigen strafuitsluitingsgrond te
stade kan komen mede afhankelijk is van de beoordeling of het advies werd verstrekt door een
persoon of instantie aan wie zodanig gezag valt toe te kennen, dat de verdachte in redelijkheid
3