Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
Open Universiteit
Author note
Naam student:
Studentnummer: xxx
Cursusnaam: Onderzoekspracticum Kwalitatief Onderzoek (PB1602)
Examinator: Dr. I. Noback
Tweede examinator: Dr. G-J. Y. Peters
Inleverdatum: 30 oktober 2022
Samenvatting
(geen abstract)
(geen keywords)
(De opmaak van deze rapportage volgt de template voor papers volgens de 6de editie van de
APA handleiding, die in de Methodologie en Statistiek community in yOUlearn staat)
Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
1
, Goed slapen is belangrijk omdat er tijdens de slaap herstel optreedt en energie wordt
aangevuld (Piper, 2016). Te kort of te lang slapen worden geassocieerd met diverse
gezondheidsproblemen als hart- en vaatziekten, diabetes type 2, ademhalingsproblemen,
overgewicht en een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid en welzijn (Cappuccio, D’Elia,
Strazzullo & Miller, 2010; Piper, 2016).
Er blijkt veel variatie te zijn in slaapgedrag, waarbij de slaapduur onder meer wordt
beïnvloed door leeftijd, sociaaleconomische status, gezondheidsproblemen, depressie, gewicht,
roken, alcoholconsumptie en fysieke activiteit (Steptoe, Peacy & Wardle, 2008). Verder blijken
mannen iets korter te slapen dan vrouwen, mensen met een baan minder te slapen dan
gepensioneerden en werkzoekenden, en ouders korter te slapen dan mensen zonder kinderen,
zeker als de kinderen nog jong zijn (Piper, 2016). Behalve deze individuele verschillen heeft er
ook een ontwikkeling plaatsgevonden over tijd. Als gevolg van meer uren werk, meer
ploegendiensten en de 24-uurs economie, zijn mensen over het algemeen steeds minder gaan
slapen (Åkerstedt & Nilsson, 2003).
Slaap lijkt dus belangrijk te zijn voor gezondheid en welzijn, maar het lukt veel mensen
niet om stabiele gezonde slaappatronen te handhaven. Gedragsveranderingsinterventies kunnen
hierbij helpen. Gedragsveranderingsinterventies zijn doelgerichte pogingen om mensen te
ondersteunen bij gedragsverandering om zo uiteindelijk de gezondheid of het welzijn van de
doelgroep te vergroten (Peters, 2014). Omdat al het menselijk gedrag wordt aangestuurd vanuit
de motorcortex, en de motorcortex wordt aangestuurd door neuronale activatiepatronen in andere
hersengebieden, vereist gedragsverandering onvermijdelijk aanpassing van die neurale
netwerken. Op psychologisch niveau betekent dit dat mensen moeten leren (Crutzen & Peters,
2018). Wat ze moeten leren kan worden beschreven in termen van psychologische constructen
zoals gedefinieerd in psychologische theorieën. Psychologische constructen die gedrag
voorspellen heten determinanten van gedrag, en succesvolle gedragsverandering vereist daarom
altijd eerst het in kaart brengen van deze determinanten, zodat doelgericht geïntervenieerd kan
worden (Peters & Crutzen, 2018). Omdat slaapgedrag grotendeels gezien kan worden als het
2
,gevolg van overwogen keuzes, zijn slaappatronen te kwalificeren als beredeneerd gedrag, en de
ontwikkeling van een succesvolle interventie voor slaapgedrag vereist dus een theorie die
beredeneerd gedrag kan verklaren.
De Reasoned Action Approach
De RAA of ‘beredeneerd gedrag aanpak’ is een theorie die beredeneerd gedrag kan
verklaren (Fishbein & Ajzen, 2010), en dat bovendien succesvol heeft gedaan voor verschillende
gedragingen (Godin & Kok, 1996). Het is belangrijk om te beseffen dat beredeneerd niet
hetzelfde is als rationeel; de RAA kan ook goed werken om irrationele overwegingen in kaart te
brengen, maar gaat altijd er vanuit dat er een affectieve en/of cognitieve overweging
(‘beredenering’) ten grondslag ligt aan het gedrag. De RAA stelt dat de voornaamste determinant
van gedrag de intentie om het gedrag uit te voeren is. Deze intentie heeft meer voorspellende
waarde naarmate een individu meer daadwerkelijke controle over het gedrag heeft, en naarmate
het individu de perceptie heeft meer controle over het gedrag te hebben. Intentie wordt voorspeld
door drie determinanten, waarvan de eerste twee elk uit twee onderdelen bestaan (Fishbein &
Ajzen, 2010). Zie figuur 1 voor een schematische weergave van de RAA.
Figuur 1. De Reasoned Action Approach (Fishbein & Ajzen, 2010).
Attitude is de eerste determinant. Attitude betreft de verwachtingen die iemand heeft over
mogelijke gevolgen van het gedrag en iemands evaluatie van die gevolgen. Er worden twee typen
opvattingen onderscheiden. Instrumentele opvattingen hebben betrekking op de voordelen en
nadelen die iemand kan behalen door het gedrag al dan niet uit te voeren. Instrumentele attitude
betreft dus vooral opvattingen met betrekking tot iemands langere termijn doelen zoals
gezondheid of carrière. Experientiële opvattingen hebben betrekking op de ervaring van het
gedrag. Hedonistische opvattingen, of bijvoorbeeld het idee dat een gedrag betekent dat iemand
van iets leuks moet afzien, vallen dus onder experiëntiele attitude. De opvattingen die samen
instrumentele en experiëntiele attitude vormen, en dus op een hoger niveau de algemene
determinant attitude vormen, hebben steeds twee componenten: iemands verwachting met
3
, betrekking tot de waarschijnlijkheid van een gegeven gevolg, en hoe iemand dat gevolg evalueert
in termen van wenselijkheid.
De tweede determinant is waargenomen norm. Waargenomen norm omvat iemands
ideeën over sociale normen met betrekking tot het doelgedrag. Er worden twee typen opvattingen
onderscheiden. Injunctieve norm heeft betrekking op de waargenomen goed- of afkeuring van
belangrijke mensen in iemands omgeving. Descriptieve norm heeft betrekking op het
waargenomen gedrag van mensen in iemands omgeving. De opvattingen die samen de
injunctieve norm vormen hebben twee componenten: iemands waargenomen goed- of afkeuring
van mensen in iemands omgeving, en iemands neiging om zich te voegen naar die norm. De
opvattingen die samen de descriptieve norm vormen hebben ook twee componenten: het
waargenomen gedrag van anderen in iemands omgeving, en de mate waarin iemand zich met
diegene identificeert.
De derde determinant is de waargenomen gedragscontrole. Waargenomen
gedragscontrole omvat iemands opvattingen over de eigen vaardigheden met betrekking tot het
doelgedrag, barrières en faciliterende omstandigheden in de omgeving, en hoe goed iemand
daarmee om kan gaan. Opvattingen die onder waargenomen gedragscontrole vallen betreffen
bijvoorbeeld de inschatting dat zich een situatie ontwikkeld die het doelgedrag belemmerend, en
hoe goed iemand dan met een dergelijke situatie om kan gaan.
Huidige studie
Een specifiek onderdeel van de RAA heet een ‘belief elicitation’, oftewel een
‘opwekking van opvattingen’ (Peters & Crutzen, 2018). Dit betreft een kwalitatieve studie waarin
voor een gegeven doelgedrag en doelpopulatie in kaart wordt gebracht welke opvattingen in die
populatie een rol zouden kunnen spelen bij het voorspellen van het doelgedrag. De uitkomsten
van die studie worden vervolgens gebruikt om volgens de theoretische richtlijnen
meetinstrumenten te ontwikkelen waarmee in kwantitatief onderzoek in kaart kan worden
gebracht welke opvattingen ook echt belangrijk zijn (Peters & Crutzen, 2018). Met deze
4