§3.1 Leren en de verschillende vormen van leren
Je kan op veel manieren leren, bewust, onbewust enz. Leren is het proces waardoor je nieuwe kennis,
inzichten of vaardigheden verwerft.
Om bepaalde dingen te kunnen leren moeten je hersenen en de bewegende delen van je lichaam
daartoe in staat zijn. Je kan niet van een 2 jarige verwachten te kunnen tellen, dat deel van de
hersenen in nog niet voldoende ontwikkeld.
Mensen verschillen van elkaar in die manier waarop zijn leren en in hun vermogen om snel iets te
leren. Ook verschillen mensen in het leren van sociale vaardigheden. In dat kader spreken we over
emotionele en /of sociale intelligentie.
Ook in het leren van intellectuele vaardigheden verschillen we.
- Intellectuele vaardigheden: uit het hoofd leren van woorden en feiten, leren en toepassen van
regels, oplossen van problemen.
§3.2 Intelligentie
➔ Intelligentie is het vermogen om te leren, te redeneren, analytisch te denken, problemen op
te lossen en doelgericht te handelen. Een aantal soorten intelligentie:
o Verbale intelligentie; taalvaardigheid, gemakkelijk een vreemde taal leren.
o Logisch-mathematisch intelligentie; doorziet snel wiskundige vraagstukken
o Ruimtelijke intelligentie; vervaardigt snel een bouwkundige tekening
Je kunt het meten met een intelligentietest, de uitkomst is je IQ (intelligentiequotiënt). Je kan je
intelligentie niet verbeteren door bijvoorbeeld training.
Het gemiddelde is 120, iemand met hbo of hoger scoort rond de 120, lager dan 84 zijn zwakbegaafd,
en onder de 69 noemen we verstandelijk beperkt.
Iemand met een hogere score heeft waarschijnlijk meer succes op school. Als je kijkt wat intelligentie
inhoud, dit wordt gemeten op de test. Dit heb je ook voor school nodig.
Het is onvermijdelijk dat er cultuurelementen in de test zitten. Dingen die een vanzelfsprekende
betekenis hebben voor de mensen uit die cultuur. Mensen uit een andere cultuur zullen dus lager
scoren. Om die redenen werkt men soms met een niet-verbale test.
§3.3 Emotionele intelligentie (Goleman)
- Het herkennen en reageren op emoties van anderen,
- Het in staat zijn eigen gevoelens adequaat te benutten en optimaal in te zetten.
Derksen onderscheid de volgende dimensies:
- Intrapersoonlijke intelligentie: hoe ga je met jezelf om?
- Interpersoonlijke intelligentie: hoe ga je met anderen om?
- Adaptatie: hoe pas je je aan?
- Stressmanagement: hoe ga je om met stress?
- Algemene stemming: ben je in staat gelukkig te zijn?
Ook wordt er nog het begrip sociale intelligentie gebruikt, dit s het vermogen om effectief te
functioneren in sociale omgevingen.
, §3.4 Leren door conditioneren
Bij het behaviorisme denken ze dat alles aan en af te leren is door middel van belonen en straffen. In
de cognitieve leertheorieën is er minder interesse voor het aanleren van gedrag. Cognitief
psychologen constateren dat het verkrijgen van inzicht in een lastige sociale situatie niet is te leren via
belonen of straffen.
Conditioneren = het aanleren of afleren van gedrag onder invloed van prikkels. We hebben 2 soorten:
- Klassiek conditioneren; gedrag dat al beheerst wordt, maar dat nu vertoond wordt in een
nieuw situatie. Een hond kan al zitten, maar na het conditioneren op het commando.
- Operant conditioneren; leren van nieuw gedrag.
3.4.1Klassiek conditioneren (belangrijk; pavlov)
Pavlovreactie; als iemand altijd op een zelfde, haast automatische manier reageert in bepaalde
situaties. Aantal begrippen die erbij horen:
- Stimulus (de prikkel) en respons (reflex/reactie)
- Geconditioneerd en ongeconditioneerd.
Het voorbeeld in het boek, met de hond het eten, de zoemer en het kwijlen nemen we als voorbeeld
nog een aantal begrippen te behandelen.
Voor conditionering:
- Het voedsel, de ongeconditioneerde stimulus (OS)
- De zoemer; de nieuwe, nog neutrale stimulus (= nieuwe prikkel) (NS)
- Het kwijlen, de ongeconditioneerde respons (OR)
Na het conditioneren kwijlt de hond bij het horen van de zoemen: de geconditioneerde stimulus (CS)
lokt de geconditioneerde respons (CR) uit. De zoemer is nu niet meer een neutrale, maar een
geconditioneerde stimulus (CS), die het kwijlen (CR) als respons heeft.
De techniek van klassiek conditioneren kan gebruikt worden om mensen te helpen hun gedrag in
positieve zin te veranderen. Veel angsten zijn via klassiek conditioneren aangeleerd.
- Generalisatie: de angst breidt zich uit naar meerdere situaties. Een kind dat bang is voor de
dokter, kan ook bang worden van mensen in witte jassen.
- Discriminatie; het tegenovergestelde. Je leert onderscheid te maken tussen situaties. In de
ene situatie hoef je niet bang te zijn, in de andere wel.
Niet alleen angst, maar ook emoties kunnen gekoppeld worden aan situaties.
Ook kun je weer dingen afleren, door bijvoorbeeld geen eten te geven wanneer de zoemer gaat.
- Uitdoving; het zwakker worden van de geleerde reactie op de geconditioneerde stimulus. Het
gedrag kan helemaal verdwijnen.
3.4.2 operant conditioneren (belangrijk; Skinner)
Dit het leren van nieuw gedrag. Dit kan bewust en onbewust gebeuren en de beloningen kunnen heel
verschillend zijn. voorbeelden: mensen gaan lachen, compliment krijgen, hapjes, muziek, cadeautjes.
Het gedrag is er nog niet. Door het conditioneren met beloningen heeft het dier of mensen geleerd
een handeling te verrichten. Leer blz. 68 voor hoe het onderzoek van Skinner is gegaan.
Het af en toe belonen (variabel belonen) kan nieuw gedrag stimuleren. de koppeling tussen een
stimulus en een respons blijft dan langer in stand. Net zoals bij een gokautomaat.
Veel ouders maken bewust of onbewust gebruik van operant conditioneren in hun opvoeding. Je
wordt beloond wanneer je iets goed hebt gedaan.
Ook kun je met operant conditioneren straffen zoals, boete, uitlachen, negeren, pak slaag.