Hoofdstuk 1 Inkomen en
welvaart
1.1 Bruto- en nettoloon
Brutoloon: arbeidsinkomen dat je met werkgever hebt afgesproken.
Nettoloon: het bedrag dat je krijgt uitbetaald van je werkgever.
Salarisspecificaties/loonstrook: een tabel waar alle details van het salaris op staan, krijg je van
werkgever.
Inhoudingen spaarloon- of levensloopregeling
Kunt een van beide kiezen. Bij elke loonuitbetaling wordt door werkgever een spaarbedrag
ingehouden. Word van bruto-inkomen afgehaald en dus geen belasting en premies op dat deel.
Spaarloonregeling: werkgevers contract met bank elke maand ingehouden salaris op
bank. Kunnen dit spaargeld plus rente na vier jaar opnemen, mag ook tussentijds voor huis of
school.
Levensloopregeling: deel van hun loon sparen voor perioden onbetaald verlof. Zo kun je een
tijdje stoppen.
Premies Pensionfonds
65-plussers recht op uitkering volgens Algemene Ouderdomswet (AOW). Staat wettelijk vast vaak
niet genoeg voor ouderen sparen vaak via hun werk extra. Elke maand een pensioenpremie
ouderen ontvangen AOW en pensioen. Hoe langer je werkt, des te hoger je ouderdomspensioen.
Over bedrag van pensioenpremie geen belasting.
Premies VUT/FPU
Oudere werknemers soms recht op uitkering volgens Vervroegde Uittredingsregeling (VUT,
bedrijven) of Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU, overheid/onderwijs). Waren regelingen om eerder
dan 65 op pensioen te gaan, inmiddels afgeschaft.
Premies werknemersverzekeringen
Premies werknemersverzekeringen: betaald door werknemer. Ontslagen recht hebben op
uitkering volgens Werkloosheidswet (WW). Arbeidsongeschikt uitkering volgens wet Werken en
Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Betaald door werkgevers, sociale premies. Percentages
berekent over je loon voor sociale verzekeringen.
Inkomensafh ankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW)
Verplicht een zorgverzekering afsluiten om medicijnen en ziekenhuisopnames te betalen. Zorgpremie
twee onderdelen: nominale en inkomensafhankelijke premie.
Nominale premie: vast bedrag, elke maand aan een zorgverzekeraar.
inkomensafhankelijke zorgbijdrage: door werkgevers ingehouden, over het premieloon voor ZVW.
Werkgever draagt zorgbijdrage af aan de Belastingdienst. Werkgever verplicht een vergoeding ZVW
over zorgbijdrage, wordt weer bij loon opgeteld.
, Loonheffi ng
Loonheffing: optelsom van loonbelasting en premies volksverzekering. Door werkgever ingehouden
en gegeven aan Belastingdienst.
Loonbelasting: voor collectieve voorzieningen. Hoe hoger je inkomen, hoe hoger te betalen
belastingpercentage.
Premies volksverzekeringen: worden ingehouden om sociale uitkeringen te kunnen betalen.
Sociale uitkeringen: AOW, Algemene Nabestaandenwet (ANW) aan
weduwen/weduwnaars/(half)wezen, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) inentingen
verzorgingshuis, etc. Algemene Kinderbijslagwet (AKW) geld voor je kinderen.
1.2 Besteedbaar inkomen
Primair inkomen
Primaire inkomens: brutobeloningen voor beschikking stelen van arbeid of vermogen.
Arbeidsinkomens: loon werknemers, honoraria artsen en advocaten, royalty’s voor tekstschrijvers,
courtage makelaars en ondernemingsloon bedrijfseigenaren.
Arbeidsinkomensquote: hoeveel van het totale inkomen door arbeid is. (rond 80%).
Vermogensinkomensquote: hoeveel procent totale inkomen uit vermogen is.
Vermogens inkomen: kapitaal rente, natuur huur of ondernemen winst.
Winstquote: hoeveel procent van het in de bedrijven verdiende inkomen winst is.
Overdrachtsinkomen
Over primair inkomen belastingen en premies betalen gebruikt om mensen financieel te steunen.
Overdrachtsinkomen: inkomen waaraan geen tegenprestaties zitten (belasting, etc.). VB.: Sociale
uitkeringen (AOW, etc.), laag inkomen kind gebonden budget bovenop kinderbijslag, studenten
financiering, huurtoeslag (laag inkomen), zorgtoeslag (hoge ziektekosten), kinderopvangtoeslag
(werkende ouders) en bijstandsuitkering (geen inkomen en uitkeringen)
Primair, secundair en terti air inkomen
Producten: stoffelijke of tastbare goederen (eten, tv).
Diensten: onstoffelijke of niet-tastbare goederen (kapper).
Subsidies: geld dat je krijgt als je een product koopt, om het te
stimuleren.
1.3 Geld en geldontwaarding
Chartaal geld: munten en bankbiljetten.
Giraal geld: geld dat op je betaalrekening staat bij de bank
Direct en indirecte ruil
Als goederen tegen goederen worden geruild, is dat directe ruil of ruil in natura. (Komt niet vaak
meer voor)
Door arbeidsverdeling is ruilen van goederen tegen goederen moeilijk.
Bij indirecte ruil wordt geld gebruikt als ruilmiddel. Is makkelijker.