Klassieke sociologische teksten samenvatting
Karl Marx 1818-1883
Leeswijzer
● Marx is revolutionair socialist, analyseert kapitalisme en ontwikkeling van samenleving
Marx’ filosofie
● Engeland nieuwe fase, feodalisme -> kapitalisme.
Feodalisme: adel heersende klasse door grondbezit, lijfeigenen en boeren bewerken de grond en
dragen opbrengsten af aan adel.
Kapitalisme: kapitalist heeft kapitaal en wendt die aan om meer kapitaal te maken en winst te
maken. De arbeiders (proletariaat) zijn vrij, niet gebonden aan productiemiddelen en
aangewezen op hun arbeidskracht om in levensonderhoud te voorzien.
● Kapitalisme is slechts een fase, kan door de grote sociale spanningen niet lang voortbestaan
Het boek
● Analyse van kapitalisme en van ruilverhoudingen, twee belangrijke punten
● Eerste punt: alle waarde komt voort uit arbeid. Dus: waarde goed wordt belichaamd door
hoeveelheid arbeidstijd nodig is om goed te maken. Kapitaal voegt zelf geen waarde toe,
machines: gestolde arbeid.
● Tweede punt: Gebruikswaarde van goed of arbeid niet meer centraal, ruilwaarde wel
Collegestof
● Marx was journalist, activist en wetenschapper. Veel politieke onrust en industriële revolutie. In
Parijs kwam hij in aanraking met socialisme, eindigt in Engeland, waar industriële revolutie het
meest ontwikkeld was.
● Theorie en Praxis. Theorie voor betere wereld, Praxis: hoe uitoefenen in praktijk.
De arbeidsdag
● De arbeidsdag: wetgeving als bewijsvoering, lang maar ook levendig, subjectief!! Marx’ stijl: veel
opsommingen, veel herhaling, literaire technieken om dingen duidelijk te maken, woordkeuze
heel taalgevoelig, verwijzingen naar andere filosofen/schrijvers. Partijdig.
● Inhoud arbeidsdag: Het gaat over misstanden in de Engelse industrie in midden van 19e eeuw,
bijvoorbeeld kinderarbeid (kinderen van 5-8 jaar die behoorlijke arbeidsdagen maken).
- Wetenschappelijke vragen: Waarom verschilt lengte van de arbeidsdag in de loop van de
geschiedenis en tussen landen? Wat zijn de determinanten voor de lengte van de arbeidsdag?
- Uitgangspunt: klassenanalyse, klassen hebben verschillende belangen bij de lengte van de
arbeidsdag. Bijvoorbeeld: feodale heren en boeren, slaven en slavenhouders, kapitalisten en
arbeiders.
- Concrete strijd van arbeiders in de 19e eeuw is gerelateerd aan de stand en ontwikkeling van het
kapitalisme
, ● Opbouw:
Eerste deel: 1. Grenzen arbeidsdag. 2. Geeuwhonger naar meerarbeid, klassenanalyse (doel van
kapitalist, vergelijkingen van feodalisme met kapitalisme). 3.Industrietrakken zonder wettelijke
beperking, uitbuiting (wet noodzakelijk voor vermindering). 4. Dag en nachtarbeid, kinderarbeid.
Tweede deel: 5. Strijd om lengte (slavernij, wetgeving 14e en 18e eeuw: twee tegengesteld
stromingen), 6. Strijd om lengte: Engeland 19e eeuw. 7. Weerslag strijd in Engeland op andere
landen.
● Wat er voorafging aan het hoofdstuk over de arbeidsdag: Arbeidswaardetheorie: Waarde komt
maar uit één bron voort en dat is arbeid. Machines zijn uitgestorven arbeid en brengen geen
waarde. Volgens Marx is het idee dat kapitaal waarde toevoegt een ideologisch (idee over
werkelijkheid waar geen wetenschappelijk bewijs voor is) idee.
- Arbeid als bron van waarde: een groot deel van de waarde wordt op oneigenlijke gronden
toegeëigend door de kapitalist. Hij beschikt over productiemiddelen waarmee de arbeider werkt.
Arbeid moet arbeidskracht aanbieden om te overleven, dit eigent kapitalist zich toe op basis dat
hij degene is die de productiefactoren beheerst.
Vragen
1. Marx onderscheidt tussen ‘noodzakelijke arbeidstijd’ en ‘meerarbeidstijd’. Omschrijf wat hij bedoelt.
Wat bepaalt het verschil tussen noodzakelijke en meerarbeidstijd?
- Noodzakelijke arbeidstijd: tijd die mensen moeten werken om te kunnen overleven (geen
sociale voorzieningen toentertijd, dus het gevoel te moeten werken om in leven te blijven).
Meerarbeid: extra tijd die ze werken, levert meer waarde op, maar is niet nodig om te
overleven.
- Arbeider heeft minimale waarde nodig om te overleven (loon), meer zal hij ook niet krijgen.
In het kapitalisme komt de meerarbeid terecht bij de kapitalist. De kapitalist is erbij gebaat of
heeft het nodig om steeds meer meerwaarde uit de arbeidskracht te halen. De arbeidsdag
wordt verlengd, de arbeider wordt meer uitgebuit.
2. Marx schrijft: ‘Kapitaal is gestorven arbeid, welke alleen tot nieuw leven kan komen, door als een
vampier levende arbeid op te zuigen…’. Wat bedoelt hij?
- Alle kapitaal komt voort uit arbeid, machines bestaan uit arbeid (arbeid is in machines
terecht gekomen). De kapitalist eigent de waarde van arbeid zich toe. Er is arbeid nodig om
machines te laten werken, machines werden zoveel mogelijk gebruikt om zoveel mogelijk
winst op te leveren.
3. Marx schrijft dat ‘gebruik’ en ‘plundering’ van de arbeidskracht ‘totaal verschillende dingen’ zijn. Wat
bedoelt hij?
- Arbeid: de inspanning die wordt gedaan. Arbeidskracht: het vermogen arbeidsinspanning te
leveren: degene die de inspanning levert. Gebruik: mensen moeten werken, worden daarop
zich niet slecht van. Plundering: arbeidskracht wordt overmatig benut, gaat ten koste van
werkenden.
4. De wijze waarop meerarbeid wordt afgedwongen verschilt per productiewijze. Hoe gebeurt dat in de
regel in het feodalisme? En in het kapitalisme?
- Kapitalisme: de productiewijze, de sociale verhouding tussen arbeider en kapitalist is typisch,
daar is het een dominante verhouding. In het kapitalisme bezit de kapitalist
productiemiddelen en op basis daarvan eigent hij zich meerarbeid toe. Arbeid is vrij van
productiemiddelen. Andere productiewijzen hadden andere sociale verhoudingen.
- Slavernij: ten tijde van Amerikaanse burgeroorlog: over afschaffing van slavernij,
katoenplantages in het zuiden. Marx schrijft dat uitbuiting op plantages pas echt vorm krijgt
als er wordt geproduceerd voor de markt.
, - Feodalisme: Arbeider is gebonden aan de grond, grond is eigendom van de feodale heer
(boer, lijfeigene). Moldavië: feodale systeem in 19e eeuw, boeren betalen belastingen aan de
heer. Ook uitbuitingsrelaties, maar uitbuiting neemt een andere vorm aan in het kapitalisme.
In het feodalisme is de omvang van meerwaarde meer zichtbaar en in het kapitalisme is de
arbeider niet meer beschermd door bezit productiemiddelen
5. Marx maakt er een punt van dat kinderen onder de 13 jaar half-timers worden genoemd. ‘Niets is in
dit opzicht zo typerend…’ Waarvoor is het nu precies typerend?
- Het gaat hier om kleine, jonge kinderen. Kapitalisten zien hier geen kinderen meer, slechts
arbeidskrachten. De kinderen hebben zorg en liefde en opvoeding nodig, maar moeten
werken onder beroerde omstandigheden, sprake van dehumanisering.
6. In zijn analyse van de lengte van de arbeidsdag maakt Marx veelvuldig gebruik van rapporten van
fabrieksinspecteurs. Is dit een goede bron?
- Marx vindt empirische onderbouwing belangrijk, dit is de beste geïnformeerde bron die
beschikbaar is. Ze zijn niet partijdig, focus op wetsovertredingen, geen totaalbeeld: je komt
er niet achter op welke schaal de wet werd overtreden.
7. In zijn rapportage besteedt Marx veel meer aandacht aan de lengte van de arbeidsdag van kinderen
en jongen dan aan die van volwassen mannen. Waarom?
- Fabrieken willen kinderen veel meer inzetten en inspecteurs hebben taak om vooral op
kinderarbeid te letten. Ondersteunt Marx’ punt van de geeuwhonger naar winst van
kapitalisten en medeleven van lezers.
8. Hoe ontwikkelde zich de lengte van de arbeidsdag van de 14 e tot de 19e eeuw? Wat was de rol van
wetgeving daarin?
- De arbeidsdag werd steeds langer, werd ondersteund door de wetgeving. In de 14e eeuw
hielden arbeiders op met werken als ze genoeg hadden. Marx verzucht: normen van Huis Der
Verschrikking (het werkhuis voor arme mensen) van 1770 waarin volwassenen per dag 12 uur
moesten werken werden begin 19e eeuw in gewone fabrieken niet gehaald.
- Rol wetgeving: verschilt per periode, in begin vooral erop gericht op arbeidsdag te verlengen.
In 19e eeuw beginnen arbeiders zich te organiseren. Vanaf 1833 steeds meer wetgeving om
arbeidsdag te beperken, deze wetgeving komt tot stand onder druk van vakbonden
(belangrijk punt, veel stakingen en dergelijke, morele probleem van kinderarbeid). Voor Marx
wetgeving een belangrijk middel om verbeteringen te bewerkstelligen.
9. Marx verwachtte dat de Engelse wet een terugslag zou hebben op andere landen. Waarom?
- Terugslag: weerslag, effect. 1. Wetgeving richt zich in eerste instantie op de grootste
misstanden, breidt zich vervolgens uit. 2. Engeland was voorloper in industriële ontwikkeling.
Gemakkelijker ergens anders iets af te dwingen als het in Engeland al bestaat.
10. Is Marx objectief? Illustreer aan de hand van voorbeelden. Is (het ontbreken van) objectiviteit in
deze tekst een probleem? Leg uit.
- Marx is zeer partijdig, in taalgebruik: bv geeuwhonger van kapitalisten. Kiest duidelijk partij
voor arbeiders, arbeidersklasse, slaven en lijfeigenen. Marx is partijdig omdat hij denkt de
geschiedenis aan zijn kant te hebben, ineenstorting van het kapitalisme is onafwendbaar, de
ontwikkelingswetten van het kapitalisme hebben dezelfde status als de evolutietheorie van
Darwin. Hij neemt hoger gezichtspunt in.
- Hybris (hoogmoed): socialisme is nooit aangebroken, hoewel veel veranderingen in
kapitalisme het leven van de arbeiders verbetert.