Kortere samenvatting dp
Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychopathologie zorgt ervoor dat stoornissen van kinderen beter kunnen worden
begrepen, omdat hierbij de context van de ontwikkeling wordt meegenomen. Psychopathologie bij
baby’s, kinderen en adolescenten kan alleen begrepen worden door stoornissen te bekijken
tegenover hun achtergrond van emotionele-, cognitieve- en gedragsontwikkeling
Het herkennen van verschillende verbindingen tussen typische en atypische ontwikkelingen helpt bij
het begrijpen van psychopathologie. Modellen die over ontwikkeling gaan zijn bijvoorbeeld; het
historisch model waarbij er vanuit wordt gegaan dat een kind wordt geboren als ‘leeg blad’ (Tabula
Rasa) en een complex model waarbij ontwikkeling dynamisch wordt beschreven en bestudeerd. In
beide modellen worden ook de complexiteiten van het individu, de familie en etnische, culturele en
maatschappelijke geloven erbij betrokken. Zo kunnen de uitzonderlijke kinderen geïdentificeerd
worden.
De meeste beschrijvingen van normaliteit en psychopathologie focussen op drie dingen:
1. Statistische afwijking: de infrequentie van bepaalde emoties, cognities en gevoelens.
2. Socio-culturele normen: de geloven en verwachtingen van bepaalde groepen over welke
emoties, cognities en gedragingen onwenselijk of onacceptabel zijn.
3. Mentale gezondheidsperspectieven: beschrijvingen van disfunctie op basis van theorie en
klinische psychologie. Hierbij wordt er gekeken naar het welzijn van een kind. Kinderen die
een negatieve kwaliteit van leven hebben, die slecht functioneren en bepaalde symptomen
uiten, kunnen een stoornis hebben.
Waarden spelen een belangrijke rol bij het definiëren van mentale gezondheid en psychopathologie.
Er wordt vaak beoordeeld op adaptatie of maladaptatie, waarbij er onderscheid wordt gemaakt
tussen nauwkeurige of gemiddelde adaptatie en optimale adaptatie.
- Nauwkeurige adaptatie: wat bestempeld wordt als goed genoeg of acceptabel.
- Optimale adaptatie: wat excellent, bovenwaardig of het beste is.
Beide adaptaties betekenen niet direct een goede ontwikkeling. Uitdagingen en moeilijkheden zijn
onvermijdbaar, maar laten je wel groeien.
Waarden spelen ook een rol bij de specifieke definities van een stoornis:
- Statistische afwijking: er kan worden gekeken naar beide uiteinden op het continuüm, maar
soms wordt er ook gekeken naar enkel het ‘slechte’ uiteinde en niet naar het ‘goede’
uiteinde.
- Socio-culturele: bij definities vormen waardeoordelen de basis. Als een bepaald gedrag
gewaardeerd wordt in de maatschappij, zal er minder snel een stoornis aan gekoppeld
worden.
- Mentale gezondheidsperspectieven: de waarde van psychologen en sociale werkers speelt
een rol in zowel werenschappelijke als wetsgerelateerde beslissingen.
Psychopathologie: intens, vaan en/of blijvende maladaptieve patronen van emoties, cognities en
gedrag.
Ontwikkelingspsychopathologie: uitbreiding op psychopathologie, waarbij de maladaptieve patronen
voorkomen in een context van typische ontwikkeling en leidt tot verslechteringen bij kinderen.
De beoordelingen van stoornissen worden gebaseerd op:
- Het identificeren van kinderen met klinisch significante kwelling en disfunctie (hierbij maakt
het niet uit of de kinderen wel of niet behandeld worden)
, - Het berekenen van algemene en specifieke psychopathologieën
- Het bijhouden van veranderingen in de identificatie en diagnose van bepaalde stoornissen.
De hoeveelheden en patronen van de stoornissen kunnen berekend worden met verschillende
methoden in verschillende groepen. Deze hoeveelheden en patronen komen veel terug in
ontwikkelingspsychopathologie, waarbij prevalentie en incidentie belangrijke termen zijn.
- Prevalentie: de proportie van de populatie met een stoornis.
- Incidentie: de hoeveelheid nieuwe gevallen in een bepaalde periode.
De middelen en beschikbaarheid van hulp is laag. Er zijn verschillende barrières die de toegang tot de
zorg belemmeren; slecht beleid, onsamenhangende systemen, gebrek aan aanbieders, lange
wachtrijen en financieel onvermogen. De barrières gerelateerd aan perceptie over mentale
gezondheid zijn het onvermogen om stoornissen te herkennen, ontkenning van de ernst van het
probleem en het geloven dat de stoornis vanzelf overgaat. Barrières gerelateerd aan het
zorgsysteem; gebrek aan vertrouwen, eerdere negatieve ervaringen en de stigma gerelateerd aan
het zoeken van hulp.
Er moet op globaal niveau aandacht besteed worden aan het verspreiden van kennis over en de
middelen voor een goed zorgsysteem.
Er heerst een stigma over mentale gezondheid. Bij kinderen en ouders heerst er een gevoel van
angst, schaamte en schuld, waarbij veel ervaringen worden verzwegen of geheimgehouden. Deze
stigmatisatie is het gevolg van gebrek aan respect en gebrek aan toegang tot zorg. Er zijn twee
doelwitten van stigmatisatie: het individu en de familie. Er zijn twee contexten: in het algemene
publiek en in het individu zelf.
Hoofdstuk 2
- Dimensionele modellen van psychopathologie: benadrukken de manier waarop typische
gevoelens, gedachten en gedragingen leiden tot meer serieuze problemen, die op den duur
bestempeld kunnen worden als een stoornis.
o Er zijn geen harde onderscheidingen te maken tussen aanpassing en slechte
aanpassing.
o Verwijst naar continu of kwantitatief.
- Categorische modellen van psychopathologie: benadrukken discrete en kwalitatieve
verschillen in individuele patronen van emotie, cognitie en gedrag.
o Er zijn duidelijke onderscheidingen tussen normaal en niet normaal
o Verwijst naar discontinu of kwalitatief.
Fysiologische modellen stellen dat er een fysiologische basis is voor alle psychologische processen en
gebeurtenissen. De focus ligt op concepten als genen en hersenstructuur/-functie.
Bij stoornissen moet er niet gekeken worden naar de functie van losse hersenonderdelen, maar naar
hoe hersendelen met elkaar verbonden zijn. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van de menselijke
conncectome; een diagram van de neurale connecties van de hersenen, die gebruikt worden bij het
in kaart brengen en analyseren van de netwerken in het brein. De connectome focust zich op
macroscopische verbindingen (tussen hersenregio’s) en geeft het beschrijvingen van nodes, hubs en
modules.
- Nodes (=knooppunt): kunnen begrepen worden in de context van het aantal verbindingen en
de afstand hiertussen, centraliteit en clustering.
- Hubs: nodes met uitgebreide verbindingen met andere nodes.
- Modules: groepen van nodes met sterke tussenverbindingen. Sommige van deze
verbindingen zijn al aanwezig bij de geboorte en andere ontwikkelen later pas. De
, verbindingen kunnen op twee manieren ontstaan: ontwikkeling door genen of ontwikkeling
door de omgeving.
In de hersenen is er sprake van kritieke perioden waarbij sommige regio of component afhankelijk
zijn. Er vindt een ontwikkeling plaats. Een verandering in deze ontwikkeling tussen kinderen hoeft
niet direct te betekenen dat er een abnormaliteit aanwezig is, er zijn veel gradaties van verschillen
tussen individuen.
Neurale plasticiteit: verschillende fysiologische processen die gerelateerd zijn aan
hersenontwikkeling, organisatie en re-organisatie. Deze ontwikkelingen zullen het hele leven
doorgaan. Een belangrijke verschuiving in het onderzoeksveld is van ‘nature vs nurture’ naar gene-
bv-environment effects en gene-bv-environment interactions
Genetica speelt een belangrijke rol in fysiologische modellen.
- Genotype: genen
- Fenotype: zichtbare eigenschappen.
Genetica kan bestuurd worden op gedragsniveau (gedragsgenetica) en moleculair niveau
(moleculaire genetica).
Gedragsgenetica is de studie naar samenhangende effecten tussen genen en omgeving, waarbij de
erfelijkheid van verschillende psychologische karakteristieken vastgesteld kan worden.
Risk allelen kunnen mogelijk een stoornis met zich meebrengen.
Polygenetica modellen stellen dat veel genen een klein effect hebben en kunnen leiden tot meerdere
genetische variaties en processen die de ontwikkeling van zowel milde als ernstige stoornissen
beïnvloeden. Fysiologische modellen stellen dat er aangeboren of verkregen kwetsbaarheden zijn tot
stoornissen die kunnen leiden tot psychologische kwelling en disfunctioneren.
Diathesis-stress model: stelt dat het niet de structurele schade is dat direct leidt tot de stoornis, maar
in combinatie met stress kan leiden tot een stoornis.
Epigenetica: de studie naar hoe omgevingsfactoren invloed hebben op gen-expressiviteit. Hierbij ligt
er de focus op de activiteit van genen in plaats van de aanwezigheid van genen.
Psychodynamische modellen focussen zich op onbewuste processen, conflicten tussen processen en
structureren van de geest, de verschillende fasen van ontwikkeling en de invloed van succesvolle
oplossingen op verschillende uitdagingen. De psychodynamische theoristen benadrukken het fixatie-
regressie model van psychopathologie.
Een aantal dingen die zijn overgenomen van de psychodynamica zijn:
- Focussen op het onbewuste cognitieve, affectieve en motivationele processen.
- Het benadrukken van de mentale representaties van de zelf, anderen en relaties.
- Het belang van ervaringen.
- Het ontwikkelingsperspectief dat zich focust op typische en atypische persoonlijkheden en de
uitdagingen die kinderen tegenkomen wanneer ze ouder worden.
Gedragsmodellen hebben een naar buiten gerichte oriëntatie, waarbij de focus ligt op het
observeerbare gedrag van het individu in een specifieke omgeving. De omgeving heeft een sterke
invloed op de ontwikkeling van persoonlijkheid en psychopathologie. De modellen zijn gebaseerd op
leertheorieën, die stellen dat zowel typische als atypische gedragingen verkregen zijn door
verschillende leerprocessen, waaronder klassiek conditioneren, operant conditioneren en
observationeel leren. Het concept reinforcement is een kritisch component.
Binnen de gedragsmodellen is psychopathologie het verkrijgen en bekrachtigen van ongewenst en
maladaptief gedrag, waaronder er een gebrek is van leren van gewenst gedrag. De behandelingen in
gedragsmodellen focussen zich op het afleren, opnieuw leren en her leren van gedragingen.
, Cognitieve modellen focussen zich op hoe het denken van kinderen invloed heeft op het leren en op
welke manier vertraging of tekort in cognitie invloed heeft op het ontstaan van stoornissen. Focus
ligt op de componenten en processen van de geest en mentale ontwikkeling.
Neoconstructivisme: benadrukt evolutionaire contexten, leren door ervaring en zowel kwalitatieve
als kwantitatieve verandering in de ontwikkeling. Om een stoornis te kunnen verklaren is een begrip
van de combinatie van cognitieve tekorten nodig, waaronder een begrip van cognitieve
componenten, processen en contexten gedurende de ontwikkeling.
Humanistische modellen: benadrukken persoonlijke relevante ervaringen, aangeboren motivaties om
te groeien en creatie van de zelf. Binnen het humanisme is psychopathologie verbonden aan het
onderdrukken van natuurlijke neigingen om de zelf te ontwikkelen. Een interventie is gebaseerd op
het herontdekken van interne middelen en het verkrijgen van externe steun voor zelforganisatie en
zelfdirectie. Het humanisme is nauw verbonden met positieve psychologie, waarbij het individu
gepromoot wordt om positieve ervaringen te verzamelen en zo een goed welzijn te creëren. Het
denken aan positieve dingen draagt bij aan een ander perspectief om kwelling en disfunctie bij
kinderen te benaderen.
Het familie model stelt dat de beste manier om persoonlijkheid en psychopathologie te begrijpen, is
door de dynamiek van de familie. Families hebben een speciale invloed op typische en atypische
ontwikkeling, omdat zij deel uitmaken van de eerste ervaringen van een kind.
Bij ouder-kind relaties is er een verschuiving geweest van unidirectioneel naar interactioneel, omdat
zowel het kind als de ouder invloed op de ander heeft. Familiefactoren behoren tot de shared
environment; aspecten van de familie die gedeeld worden door alle kinderen, vaak verklaard door
omgeving. Nonshared environment: aspecten van de familie die specifiek zijn voor elk kind, die
verklaard worden door genen.
De relaties met leeftijdsgenoten en vriendschappen, dienen als een rijke omgeving voor sociaal-
emotioneel leren. De afwezigheid van vriendschap door afwijzing, conflict of terugtrekken leidt tot
het slecht kunnen aanpassen binnen een individu.
Socio-culturele modellen van ontwikkeling en psychopathologie hebben een verschuiving
doorgemaakt van de periferie naar de kern, wat betekent dat cultuur niet meer op de achtergrond
staat, maar een hoofdrol speelt in ons leven. Om te kunnen begrijpen hoe cultuur invloed heeft op
het aanpassen en slecht aanpassen van individuen is het noodzakelijk dat zowel cross-culturele
variabelen (tussen groepen) als within-culturele variabelen (binnen groepen) bestudeerd worden.
De directe omgeving waarin een kind opgroeit wordt beïnvloed door bredere variabelen (normen en
waarden, politiek, SES, demografische variabelen).
Ecologische model van Elder:
1. Kinderen ontwikkelen binnen een sociale gemeenschap op een gegeven moment.
2. Deze gemeenschappen veranderen door gebeurtenissen en trends.
3. Ontwikkelende individuen veranderen het verleden.
4. Culturen geven betekenis aan de manier van ontwikkeling.
Geboortecohort: individuen die geboren zijn in een bepaalde historische periode en die daardoor
dezelfde ervaringen en gebeurtenissen delen. --> illustreert Elder’s benadering.