Hoorcollege goederenrecht
Hoorcollege 1: verhaal en voorrang algemeen
Nestor:
- College indeling
- Jurisprudentie: beschikbaar via Nestor, niet alles is verplicht, deels voor de
goederenrechtelijke geïnteresseerde. Wat er tijdens het college besproken wordt is wel
verplichte stof.
- Responsiecolleges: oefenen
- Klapper: literatuur die niet op Nestor verschijnt
Goederenrecht: rechtvaardigheid brengen. Belangrijkste goederenrechtelijke onderdeel is eigendom.
Eggens: ‘in waarheid geldt de eigendom, als rechtsbetrekking van persoon tot zaak, in de
rechtsbetrekkingen van die persoon (als eigenaar betrokken) tot andere personen, en wel als de
betrekkingen tot die anderen bepalend, en wel aldus bepalend dat in en door (middel van) de
eigendomsbetrekking het subject daarvan zich tot de andere verhoudt als eigenaar tot niet- eigenaren
van de betrokken zaak’
Goederenrecht ziet op de relatie tussen personen en goederen. In zekere zin is dat volgens Eggens
maar schijn. Met de vaststelling dat je eigenaar bent van een bepaalde zaak geef je veel informatie
over elke andere persoon wat betreft de relatie en verhoudingen.
De kwalificatie van die goederenrechtelijke rechten bepaald de reikwijdte van jouw bevoegdheid.
In het goederenrecht komt het aan op de relatie tussen 1 persoon en heel veel andere personen, gaat
om het regelen van rechtsverhoudingen.
Verbintenissenrecht is het gemakkelijk iets te repareren door middel van redelijkheid en billijkheid, bij
het goederenrecht is dat niet zo. Je mag de redelijkheid en billijkheid wel gebruiken maar met hele
grote terughoudendheid. Je mag de wereld beter maken met nieuwe toepassingen en variaties op
regels.
Bewijs daarvoor is de volgende zaak, HR 14 augustus 2015 (Zalco): ging over de bekende
aluminiumfabriek in Zeeland genaamd Zalco. Zalco werd beleverd door Glencore. Glencore leverde
aan Zalco aluinaarde. Aluinaarde is het basisbestanddeel van aluminium, hiermee maak je
aluminium.
Op een gegeven moment kwam Zalco in financiele moeilijkheden, toen zei Glencore tegen Zalco ik wil
nog wel blijven leveren maar dan wil ik wel het pandrecht op jouw aluminium, dat je maakt met mijn
aluinaarde. Kort voor het faillissement van Zalco werd dit pandrecht gevestigd. Op 13 december 2011
wordt het faillissement uitgesproken, de curatoren besluiten al vrij snel om de onderneming niet meer
voort te zetten, maar de fabriek heeft nog wel 6 dagen gedraaid. 6 dagen is er dus aluminium
geproduceerd, terwijl er op de faillissementsdatum ook al aluminium werd geproduceerd dat nog ‘in
de maak’ was, ook al vóór het intreden van het faillissement. Op de faillissementsdatum lag er al een
laagje aluminium maar in die 6 dagen daarna is er nog meer aluminium gemaakt. De ‘oude’ en
‘nieuwe’ aluminium raakt vermengd, is dus niet meer met elkaar te scheiden.
Op het nieuwe aluminium kan geen pandrecht meer komen te rusten omdat het geproduceerd is na het
faillissement, art. 35 Fw.
19 december 2011 gingen de ovens voor goed uit. Het aluminium dat nog in de ovens zat ging
daardoor stollen. Het aluminium ging daardoor vastzitten aan de ovens. Kort na de
faillissementsdatum waren er grote blokken aluminium, helemaal gestold, bij elkaar ongeveer 15
miljoen euro waard. De vraag was vervolgens wie daar rechten konden doen gelden op dit aluminium.
, Aan de ene kant had je de curatoren van Zalco die zeiden dat het aluminium geproduceerd ná de
faillissementsdatum in de boedel valt en dus ten goede komt.
Glencore zegt: oude aluminium had ik het pandrecht op, dus daar moet ik de oprecht van krijgen.
Daarnaast waren er 2 partijen die een hypotheekrecht hadden op de fabriek, die zeiden dat de ovens
zijn nagetrokken naar het gebouw waardoor ze onderdeel uitmaken van het gebouw. De blokken
aluminum zijn vastgeklit en dus nagetrokken aan de ovens en dus onderdeel van de ovens geworden.
HR moest het vraagstuk van vermenging oplossen, art. 5:15 BW. Ging hier echter niet om zaken die
aan meerdere eigenaars toebehoorden. Wie waren de eigenaren van het oude aluminium? 5:16,
zaaksvorming. Je begint met aluinaarde en dan ontstaat er iets nieuws, aluminium. Dan gaat het erom
wie vormt of doet vormen voor zichzelf, dat is Zalco.
Wie is eigenaar van het nieuwe aluminium? Ook Zalco. Na het faillissement blijft het hetzelfde.
Probleem 1: 5:15 is niet van toepassing omdat beide partijen toebehoorden aan Zalco. Nieuwe partij
heeft wel een andere goederenrechtelijke identiteit, het nieuwe aluminium is namelijk onbezwaard en
het oude aluminium is belast met een pandrecht. Goederenrechtelijk kun je het oude en nieuwe
aluminium niet als hetzelfde zien. HR brengt hier recht in deze onduidelijke situatie. Er is geen artikel
die iets zegt over wat er nu gebeurd met de beperkte rechten na faillissement.
HR zegt dat de eigendom niet aan beide partijen wordt toegewezen, want Glencore had geen
eigendom maar alleen een pandrecht. Volgens de achtergrond van 5:15 gaan we Glencore geen
eigendom geven maar we geven een pandrecht op de waarde die het oude aluminium
vertegenwoordigd. Dus op een aandeel van de totale aluminium krijgt Glencore een pandrecht. Ook al
is het goederenrecht, hier wordt dus ook wel creatief omgegaan met bestaande regels. Komt dus tot
een oplossing die meer aanspreekt dan de oplossing dat Glencore al zijn rechten verliest. Analoog
toepassen van regels kan dus ook in het goederenrecht, zo blijkt uit het arrest Zalco. Je mag zelfs ook
de redelijkheid en de billijkheid toepassen, maar dan wel met grote terughoudendheid en
voorzichtigheid (komt aan bod bij het erfpachtrecht).
Stramien: komende weken komen alle goederenrechtelijke rechten aan de orde. Waar kun je deze
rechten plaatsen in het stramien van het vermogensrecht c.q. goederenrecht. Aan de hand van een
aantal basisbeginselen. De hoofdregels van vermogensrecht.
Verhaal, art. 3: 276 BW
- Verhaal op het gehele vermogen, art. 3:276 BW
‘iedere schuldeiser’ ‘heeft verhaal op alle goederen’ ‘van zijn schuldenaar’
Wat is het nemen van verhaal?
Komt erop neer dat je je rechten uitoefent op een bepaalde manier. A heeft 100, uitgeleend aan B, B
betaalt niet, A kan dan afdwingen dat B aan zijn verplichtingen voldoet. Een van de manieren waarop
hij dat kan doen is om beslag te leggen. Door het uitoefenen en uitwinnen van dat beslag kan hij
zichzelf voldoen. Dat is het nemen van verhaal. Soms moet je een tussenstap doen, stel A heeft een
telefoon gekocht van 100,-, ook al betaald maar krijgt
Je kunt niet een telefoon verhalen, de vordering tot het leveren van de telefoon moet je omzetten in
een geldvordering, die kun je verhalen op de zojuist geschetste manier. Zijn ook andere manieren,
bijvoorbeeld om een dwangsom vragen maar dat is geen verhaal meer. Dat is meer BPR2. We
beperken ons bij goederenrecht even tot het verhaal. Je kunt dat uitoefenen op het gehele vermogen
van de schuldenaar, dat is bepaald in art. 3:276 BW. Één van de meest fundamentele bepalingen uit
ons BW. Uit dit artikel blijkt dus ook dat je in beginsel beperkt bent tot het vermogen van B, van de
schuldenaar.
Op deze regel zijn echter uitzonderingen mogelijk.
1. Bepaalde schuldeisers kunnen hun schuldenaren niet verhalen, dus ook al krijgt iemand geld
van iemand, dan kan hij het alsnog niet verhalen.