Samenvatting anatomie en fysiologie van de mens
Hoofdstuk 13 Sensorisch stelsel
De sensorische informatie die aan het zenuwstelsel wordt aangeboden wordt sensoriek genoemd. Alle
organen die betrokken zijn bij de sensoriek vormen samen het sensorische stelsel. Sensorische informatie
kan van de buitenwereld afkomstig zijn; je kunt bijvoorbeeld lekker eten ruiken, warmte voelen, muziek
horen en de woorden die je nu leest zien. Ook in het lichaam zitten veel sensoren waarmee je bepaalde
prikkels kunt waarnemen, zoals kiespijn, buikpijn, stijve spieren, honger en dorst.
13.1 Sensoren
Een sensor (receptor=ontvanger) is een gespecialiseerde cel die prikkels opvangt en in impulsen omzet.
Er zijn verschillende prikkels, bijvoorbeeld:
Warmte
Licht
Geluid
Chemische stoffen
Een prikkel is een veranderde omstandigheid in de omgeving van de sensor.
13.1.1 Indeling van de sensoren
Op basis van de prikkelherkomst
Op basis van de herkomst van de prikkels, kunnen sensoren ingedeeld worden in:
Exterosensoren
Propriosensoren
Interosensoren
Exterosensoren:
Ontvangen prikkels van de buitenwereld
Liggen in de zintuigen: neus, tong, huid, oog en oor
Maken deel uit van de animale sensoriek
Propriosensoren:
Ontvangen prikkels van het bewegingsapparaat en het evenwichtsorgaan
Liggen in spieren, pezen en gewrichten (motoriek) en in binnenoor (evenwicht)
Maken deel uit van de animale sensoriek
Interosensoren:
Ontvangen prikkels vanuit de wand van de holle organen
Liggen onder andere in bloedvaten, mondholte, darmkanaal, longen en urinewegen
Maken deel uit van de vegetatieve sensoriek
Op basis van de prikkelsoort
Op basis van het soort prikkel, kunnen sensoren ingedeeld worden in:
Chemosensoren
Mechanosensoren
Thermosensoren
Fotosensoren
Nocisensoren
Chemosensoren: nemen chemische prikkels waar (reuk,- en smaakstoffen, koolstofdioxide, osmotische
waarde en zuren), voorbeelden:
Smaaksensoren (tong)
Reuksensoren (neus)
Osmosensoren (hypothalamus, registeren de natriumgehalte in het bloed)
1
, Chemosensoren (wand van de aortaboog, nemen verandering van de zuurgraad in het bloed
waar)
Mechanosensoren: nemen mechanische prikkels waar (druk, trilling, vloeistofbeweging en trekspanning),
voorbeelden:
Tast- en druksensoren (huid)
Spierspoelen (skeletspieren)
Pees- en gewrichtssensoren
Sensoren die vloeistoftrilling en beweging waarnemen (oor)
Bloeddruksensoren (in aorta en halsslagaders)
Rekkingsgevoelige sensoren (longweefsel en urineblaas)
Thermosensoren: nemen temperatuurveranderingen waar, voorbeelden:
Koude- en warmtesensoren (huid en hypothalamus)
Fotosensoren: nemen lichtprikkels waar (elektromagnetische straling), alleen in het netvlies van de ogen
Nocisensoren: nemen dreigende beschadiging van weefsel waar (vrije zenuwuiteinden), overal in het
lichaam aanwezig
13.1.2 Algemene kenmerken
Sensoren hebben de volgende algemene kenmerken:
De sensor transformeert een bepaalde vorm van energie (chemische, mechanische,
elektromagnetische, thermische) altijd in elektrische energie (impuls), de laagste prikkelsterkte die
een impuls opwekt is de prikkeldrempel; De elektrische lading die in de sensor als gevolg van de
prikkeling ontstaat, heet de sensorpotentiaal
De sensor is gevoelig voor een specifieke prikkel, dat is de adequate prikkel;
Prikkeling van de sensor heeft een specifieke waarneming tot gevolg, bepaald door de plaats in
de hersenschors waar de prikkel naartoe gaat;
Elke sensor heeft een specifiek bereik;
Sensoren vertonen adaptatie: bij gelijkblijvende prikkeling worden er meer (positieve adaptatie)
of minder impulsen (negatieve adaptatie) opgewekt;
Discriminatievermogen: het vermogen om prikkels gescheiden waar te nemen.
13.2 Reukzintuig
Het reukzintuig is de neus. Ruiken gebeurt met 100 miljoen reuksensoren in het reukslijmvlies boven in
de neusholte.
Reuksensoren:
Zijn dunne, langgerekte cellen met draadvormige uitlopertjes (cilia) die in de neusholte uitsteken
Lopen aan de andere kant uit in reukharen (fila olfacotria) die via openingen in het emoid naar
de bulbus olfactorius gaan.
De bulbus olfactorius is het begin van de reukzenuw (N. olfacotrius) die verbindingen heeft met
de hersenstam, limbische systeem, hypothalamus en hersenschors.
Ruiken
Reuksensoren zijn chemosensoren: ze nemen opgeloste stoffen waar.
Er zijn ontelbaar veel geuren en de mens kan er duizenden onderscheiden, maar er bestaat niet voor elke
geur een reuksensor. De meeste geuren zijn combinaties van een aantal primaire geuren die wel door
aparte reuksensoren kunnen worden waargenomen. Elke reuksensor kan één primaire geur waarnemen.
Primaire geuren:
Rottingsgeur (bedroven ei of vlees, rioollucht)
Scherpe geuren (schroei- of brandgeur, rook)
Muskusgeur (lichaamsgeur, zweet)
Geur van etherachtige stoffen (gassen, benzine, spiritus en ether)
2