Samenvatting Taal en Taalwetenschap hoofdstuk 1
1.1
Abstracte(onbewust) kennis Kennis om taal te gebruiken en te produceren,
maar niet uit kunnen leggen hoe het systeem werkt
1.2
Natuurlijke talen menselijke talen die echt bestaan
Jargon Vaktaal. Een gesprek bevat andere woorden dan een debat, maar
grammaticaal hetzelfde. Je gebruikt dan dus verschillende jargons
Grammatica regels waaraan zinnen in een taal moeten voldoen
Nederlandse taal: 3 volgordes van elementen
Morgen reis ik naar Apeldoorn
Naar Apeldoorn reis ik morgen
Ik reis morgen naar Apeldoorn
Gemeenschappelijke eigenschappen van talen Universalia
- Alle talen bestaan uit kleine elementen (klanken, handvormen)
- Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers
- In alle talen kan men een bezwering ontkennen, vragen stellen en bevelen
geven
- Alle talen hebben woorden voor zwart, wit, donker en licht
Compositionaliteit Woorden verschillen in klanken en betekenis dat zorgt
voor onderscheid
Tomaat + soep = soeptomaat. Het krijgt een andere betekenis doordat je
verschillende woorden samenvoegt. (Hij loopt in de tuin, hij loopt de tuin in)
Recursie Je kunt met taal zinnen inbedden in nieuwe zinnen waardoor er
langere zinnen ontstaan en dit kan oneindig
Ik eet een appel
Hij denkt dat ik een appel eet
Arbitrair Willekeurig, de klankvorm van bijvoorbeeld stoel heeft niets te maken
met hoe de stoel eruit ziet. Het is dus willekeurig
1.3
Kenmerken mensentaal
Creatief een kenmerkende eigenschap van de mensentaal. Mensen
beschikken steeds over nieuwe, unieke zinnen
Interactie mensen stemmen hun taalgebruik af op hun gesprekspartner
Spontaan je kunt elk moment over van alles praten
Onafhankelijk van het hier en nu je kunt altijd over elke tijdsperiode praten
Willekeurig woorden vormen geen verband met waar ze naar verwijzen (zie
arbitrair)
Onomatopee(ën) klanknabootsende woorden (kukeleku, niezen, tsjilpen) het
woord weerspiegeld de werkelijke betekenis
1.4
Modaliteit manier van het uiten van een gesproken taal
, Secundaire de geschreven vorm van een taal is afgeleid van de gesproken
vorm
1.5/1.6
Descriptieve grammatica De grammatica die de taalkundige schrijft van een
taal geeft de kennis van alle sprekers weer
Prescriptieve grammatica Schrijft voor welke vormen van een taal goed zijn
en welke niet, anti-verandering
Diachrone gebaseerd op de ontwikkeling van een taal in de loop der tijd
Synchrone gebaseerd op hoe de taal er nu uit ziet
1.7
Fonetiek technische klankleer, verschil tussen bak en dak, trillingsfrequentie
Fonologie klankleer, welke klanken zijn er/combinaties , hoe klinkt het etc.
Morfologie woordleer, hoe zijn woorden opgebouwd, tafel-tje-s , woord-leer,
vervoeging ww’en
Semantiek betekenisleer, betekenis van woorden, zinnen en combinaties,
relaties tussen woorden
Syntaxis zinsleer, grammatica, welke onderdelen zitten er in zinnen
Pragmatiek gebruik van taal, hoe gebruik je het
Consonant: medeklinker
Vocaal: klinker