Organisatiewetenschappen
Kennisclip 1
--> Organisaties zijn een onderdeel van de samenleving, zij zijn dus een sociale entiteit
--> Organisaties zijn opgezet als systemen van activiteiten die bewust gestructureerd en
gecoördineerd zijn en zijn verbonden met de externe omgeving
--> Mensen binnen eenzelfde bedrijf hebben soms andere doelstellingen die ze willen
bereiken, de ene heeft bijvoorbeeld een sociaal doel en de ander gaat voor commercieel
gewin.
--> Voordelen van een organisatie:
> Een organisatie brengt middelen samen om gewenste doelen te bereiken die anders
niet hadden kunnen plaatsvinden
> Organisaties combineren zowel capaciteiten als bekwaamheden van mensen en
groepen, samen met de middelen die anders verspreid zouden zijn in een open markt of
marktruimte waardoor het moeilijk er is ze te combineren
--> Organisaties kunnen zich aanpassen aan veranderende omstandigheden en de omgeving
beïnvloeden, daarnaast kunnen ze inspelen op de uitdagingen van deze tijden, zoals
diversiteit, ethiek en de motivatie & coördinatie van werknemers
--> Organisatiekunde is de systematische studie van hoe mensen als individuen en als
groepen handelen binnen en tussen organisaties
--> Sociale systeembenadering:
> De sociale systeembenadering bekijkt organisaties als sociale systemen en stelt ons in
staat te begrijpen waarom organisaties doen wat ze doen, maar ook waarom sommige
organisaties falen in was ze van plan zijn te doen of er niet in slagen te doen wat zij willen
realiseren
--> 2 perspectieven om naar een organisatie te kijken:
1) Open versus gesloten systemen
Open systeemdenken besteedt aandacht aan de open grenzen tussen de organisatie
en haar omgeving. Daarnaast kan de organisatie zich aanpassen aan een
veranderende omgeving
Gesloten systeemdenken focust alleen op de organisatie zelf. Organisaties zijn
opzichzelfstaand en afgesloten van de omgeving. De ruimere context wordt hierbij als
een gegeven beschouwd
2) Rationele versus natuurlijke systemen
Vanuit een rationeel perspectief worden organisaties als een machine beschouwd.
Organisaties hebben een structuur waarin mensen rollen hebben, die op hun beurt
taken hebben. Organisaties hebben een zeer strak gekoppeld ontwerp dat alles op
een specifieke manier met elkaar verbindt. De opvatting is dat organisaties worden
gecreëerd om duidelijk omschreven doelstellingen na te streven door middel van
beredeneerde, bewuste inspanning binnen logische structuren en door middel van
1
, functioneel operations management. Organisaties worden gezien als instrumenten
die worden bestuurd als doelgerichte en gecoördineerde agenten die gebruikmaken
van rationele berekening, specifieke doelen nastreven en hun structuur is zeer
geformaliseerd
Vanuit het natuurlijke perspectief wordt menselijke interventie toegestaan. Binnen
de natuurlijke systeembenadering worden organisaties gezien as organismen die
ernaar streven te overleven en waarvan de menselijke leden soms beslissingen
nemen die tegengesteld zijn aan de organisatorische doelstellingen. Natuurlijke
systemen worden gekenmerkt door complexe doelen, informele structuren en
menselijke irrationaliteit, die leiden tot informele normen en gedragingen
Kennisclip 2
--> Dimensies
> Dimensies beschrijven specifieke kenmerken van organisatieontwerp, deze dimensies
werken op elkaar in en kunnen worden aangepast om de doelen van de organisatie te
bereiken
> Organisatie dimensies voor ontwerp kunnen worden onderverdeeld in twee soorten:
1) Structurele dimensies; Verwijzen naar interne kenmerken
2) Contextuele dimensies; Verwijzen naar de omgeving en kenmerken van de organisatie
--> Deze dimensies kunnen gebruikt worden om organisaties te beschrijven en om
vergelijkingen tussen organisaties te maken
--> Dimensies van structuur
> Er zijn 6 structurele factoren:
1) Formalisering; Beschrijft de afhankelijkheid van de organisatie van geschreven
documentatie. Dit papierwerk is bijvoorbeeld voor beleid, regels en
functiebeschrijvingen. Grotere organisaties scoren vaak hoog op formalisering, omdat
zij geschreven regels hebben om een grote verscheidenheid van gedrag toe te staan
en te controleren
2) Specialisatie; De mate waarin organisatorische verantwoordelijkheden zijn
gescheiden in afzonderlijke banen. Hoge specialisatie houdt dus in dat een persoon
bedreven is één gespecialiseerde handeling
3) Gezag hiërarchie; Beschrijft wie aan wie rapporteert en de span of control voor
elke manager (Het aantal werknemers dat aan een supervisor rapporteert). Als de
span of control smal is, is de specialisatie hoog en heeft de hiërarchie de neiging hoog
te zijn
4) Centralisatie; Verwijst naar het hiërarchische niveau dat de bevoegdheid heeft om
een beslissing te nemen. Wanneer de besluitvorming op het hoogste niveau wordt
gehouden, is de organisatie gecentraliseerd
5) Professionaliteit; Geeft de mate van formeel onderwijs en opleiding aan die
werknemers hebben genoten, arts bijvoorbeeld professioneler dan verkoper, want hij
heeft langere tijd een opleiding gehad
6) Personeelsratio; De verdeling van personen over verschillende rollen en
afdelingen. Door het totale aantal werknemers van de organisatie te delen door het
aantal werknemers in een bepaalde classificatie, kan men de personeelsratio krijgen.
2
, --> Contextuele dimensies
> Er zijn 4 contextuele dimensies:
1) Doelen en strategie; Verwijzen allereerst naar het doel en de concurrentietechniek
die een organisatie hanteert, waardoor zij zich onderscheidt van andere organisaties.
Doelen en strategieën bepalen de reikwijdte van de activiteiten en de relatie met
werknemers, klanten en concurrenten. Ook organisaties zonder winstoogmerk
kennen concurrentietechnieken, om doelen bijvoorbeeld efficiënter te halen
2) Omvang; Kan voor de organisatie gemeten worden als geheel of voor specifieke
onderdelen, zoals een fabriek of een divisie. Meestal wordt omvang gemeten aan de
hand van het aantal werknemers (Organisatie is ten slotte een sociaal systeem)
3) Technologie; Verwijst naar de instrumenten, technieken en acties die worden
gebruikt om inputs om te zetten in outputs. Dit omvat zaken als flexibele productie,
geavanceerde informatiesystemen en het internet
4) Cultuur en omgeving; Cultuur is het onderliggende geheel van waarden,
overtuigingen, opvattingen en normen die door de werknemers worden gedeeld.
Omgeving omvat alle elementen buiten de grenzen van de organisatie. De
belangrijkste elementen zijn de industrie, de overheid, klanten, leveranciers en de
financiële gemeenschap. De omgevingselementen die een organisatie het meest
beïnvloeden zijn vaak andere organisaties
Kennisclip 3
--> Een strategie is een plan voor interactie met de concurrerende omgeving om
organisatiedoelen te bereiken
> Een doel definieert waar de organisatie naar toe wil
> Een strategie definieert hoe de organisatie dat doel wil bereiken
> Elke organisatie formuleert zo een eigen strategie, gericht op het domein waarin zij willen
concurreren, zoals doelmarkt of doelproduct. Strategie en organisatieontwerp zijn aan
elkaar gerelateerd. Organisatieontwerp laat zien hoe organisatiedoelen bereikt kunnen
worden
--> Concurrentiestrategie van Porter:
> Het raamwerk van Porter beschrijft drie concurrentiestrategieën:
1) Low-cost leiderschap; Streeft naar een sterk marktaandeel door de nadruk te
leggen op lagere kosten in vergelijking met concurrenten
2) Differentiatie; Trachten organisaties hun producten of diensten te onderscheiden
van anderen in de industrie
3) Focus; De focusstrategie concentreert zich op een specifieke markt of kopers
groep, deze strategie wordt verder onderverdeeld in gefocust low cost en gefocuste
differentiatie. Dit levert 4 basisstrategieën op uit de twee-bij-twee matrix van
concurrentiewerkingsgebied en concurrentievoordeel.
> In dit model evalueren managers twee factoren:
1) Concurrentievoordeel; Managers bepalen of zij zullen concurreren door lagere
kosten of door unieke producten en diensten aan te bieden die een premium prijs
afdwingen. Managers bepalen dan of de organisatie op een breed gebied zal
concurreren, concurrerend in vele klantensegmenten, of op een smal gebied,
concurrerend in een geselecteerd klantensegment of een groep van segmenten.
3