Methodologie van sociaal wetenschappelijk onderzoek
Module 1 – Zelfstudie
Hoofdstuk 1 en deel hoofdstuk 4
Stappen in het onderzoeksproces, zowel kwalitatief als kwantitatief ->
Elementen van het onderzoeksproces:
1. Onderzoeksvraag
2. Literatuur bestuderen (literature review)
3. Concepten en theorie
4. Selectie van onderzoekseenheden (=
sampling cases)
5. Dataverzameling
6. Data-analyse
7. Rapportage (writing up)
➔ Ontwerp onderzoek is de selectie van onderzoekseenheden. Hierin wordt onder andere
beschreven hoe je onderzoek gaat doen, hoelang het onderzoek duurt wie je
respondenten zijn en hoe vaak je ze interviewt enz.
➔ Literature review & theorie staat op de tweede plek maar past beter in het midden van
de cirkel. Speelt namelijk overal tijdens het onderzoeksproces een rol. Zie de eerste
afbeelding.
Stap 1: onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag heeft invloed op alle andere stappen in het proces van het onderzoek.
Hij beïnvloedt welk onderzoeksontwerp je maakt, welke literatuur je gaat bestuderen, welke
analyse je gaat uitvoeren.
• Aanleiding en relevantie
Wetenschappelijk probleem? Of juist op de praktijk?
, • Type vragen
1. Exploratory study (verkennend)
2. Descriptive study (beschrijvend)
3. Explanatory study (verklarend)
4. Exaluative study (evaluatie)
• Beinvloed alle overige fases van het onderzoeksproces
Welke literatuur ga je bestuderen?
Onderzoeksdesign (o.a. populatie en sample)
Welke analyses?
Conclusies en aanbevelingen
Formuleren van onderzoeksvragen
Alledaags onderzoek vs. wetenschappelijk onderzoek
Het boek beschrijft niet duidelijk wanneer onderzoek wetenschappelijk is. Volgens de
kennisclips van Muis is onderzoek wetenschappelijk verantwoord wanneer:
1. Systematisch werken; bewuste planning, duidelijk onderzoeksproces
➔ Contrast daarvan: intuïtief te werk gaan, ad hoc werken, zonder voorbedacht plan. Dit
kan leiden tot confirmation bias (bevestigings-vertekening): selectief zoeken naar
informatie en/of alleen waarde hechten aan informatie die je eigen idee en overtuiging
bevestigt.
2. Transparant werken, controleerbaar, open voor kritiek; uitleg en reflectie over hoe je
tot kennis bent gekomen.
➔ Contrast: ondoorzichtig en dogmatisch
3. Empirisch bewijs (data); geeft de doorslag (vs. speculatie, eigen ideeën)
➔ Contrast tussen empirisme (kennis vergaren via onze zintuigen / waarnemingen) en
rationalisme (kennis vergaren via denken / redeneren)
Twee modellen:
• Reconstructed logic (navolgbare logica): een duidelijke stap-voor-stap procedure.
• Logic in practice (logica v/d praktijk): rommeliger, verschil per project, meer flexibel,
vereist meer doorzettingsvermogen en ambacht schap.
,Dat wil zeggen, in de literatuur wordt onderzoek als simpel en makkelijk beschreven, maar in
werkelijkheid is het helemaal nog niet zo makkelijk. Reflecteren over de gemaakte keuzes in
je onderzoek is belangrijk, onderbouwen van keuzes.
Rol van theorie in onderzoek
Twee richtingen van theorie ontwikkeling
1. Deductie – van theorie naar concrete hypothese
2. Inductie – van specifieke observaties naar theorie
Deductie voorbeeld:
Uitspraak 1: Alle mensen zijn sterfelijk.
Uitspraak 2: Socrates is een mens.
Conclusie: Socrates is sterfelijk.
➔ Dus: hypothesis to be tested = Socrates is sterfelijk.
➔ Deductie is gebaseerd op logische afleiding.
Inductie voorbeeld:
Observatie 1: Alle zwanen die ik eergisteren zag, waren wit.
Observatie 2: Alle zwanen die ik gisteren zag, waren wit.
Conclusie: alle zwanen zijn wit.
➔ Inductie begint bij de observaties
De meeste onderzoeken bevatten beide fases, een inductieve en een deductieve fasen.
Meestal begint onderzoek met deductie en zit er daarna een inductieve fasen in. Sommige
onderzoeken gaan nog een stap verder, die maken de cirkel een paar keer. Onder andere bij
‘Grouned theory’.
Iteratieve strategie
Iteratie = herhaling. Na de fase van theoretische reflectie over de gegevens, gaat de
onderzoeker meer gegevens verzamelen om theorie aan te scherpen.
➔ Dit komt vooral voor in ‘Grounded theory’ (H. 23). Bij deze benadering begin je bij
observaties.
, Inductieprobleem
= niet logisch geldend, niet logisch houdbaar.
Voorbeeld – De redenatie van een kalkoen:
Observatie 1: Op dag 1 krijg ik eten
Observate 2: Op dag 2 krijg ik ietsjes meer
eten
Observatie 3: Op dag 3 krijg ik nog ietsjes
meer eten.
Etc. etc.
Grounded theory -> ‘Het leven wordt alleen
maar beter!’