100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Arbeids- en Organisatiepsychologie begrippenlijst H1 t/m H8 H10 €2,99
In winkelwagen

Overig

Arbeids- en Organisatiepsychologie begrippenlijst H1 t/m H8 H10

1 beoordeling
 217 keer bekeken  5 keer verkocht

Een handige lijst van alle begrippen van H1 t/m H8 H10. Door deze begrippen door te nemen ben je veel beter voorbereid voor je tentamen. Je hoeft niet meer in het boek te zoeken welke betekenis een begrip heeft, want dat heb ik al voor je gedaan. Dat scheelt je heel veel tijd, niet waar? Veel suc...

[Meer zien]

Voorbeeld 3 van de 10  pagina's

  • 25 maart 2016
  • 10
  • 2015/2016
  • Overig
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (8)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: noortjedecleen • 8 jaar geleden

avatar-seller
Niszey

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 155 Oefenvragen
€3,11 0 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

Wat is motivatie

Antwoord: beweegredenen die je kunnen aanzetten tot bepaald gedrag

2.

wat zijn behoefte

Antwoord: Innerlijke krachten (Zoals driften) die je kunnen aanzetten tot gedrag

3.

Wat zijn Deficiëntiebehoeften:

Antwoord: Behoefte die voort komen uit een tekort

4.

Wat is de Frustratieregressiehypothese:

Antwoord: Hoe meer de bevrediging van hogere behoeften wordt gefrustreerd, des te belangrijker de behoeften op lager niveau worden

5.

Wat is trail and error

Antwoord: een proces van gissen en missen

6.

Wat houdt het wet van effect in?

Antwoord: Gedrag dat wordt gevolgd door het gewenste e ect, zal een volgende keer eerder worden vertoond dan gedrag dat niet wordt gevolgd door het gewenste e ect

7.

Wat is Positieve bekrachtiging

Antwoord: gewenst effect dat ervoor zorgt dat bepaald gedrag wordt herhaald

8.

Negatieve bekrachtiging:

Antwoord: ongewenst effect dat ervoor zorgt dat gedrag niet wordt herhaald

9.

Verwachtingstheorie

Antwoord: Mensen zijn geneigd zich in te spannen als ze verwachten dat hun inspanning aantrekkelijke opbrengsten met zich mee brengt

10.

Attributietheorie:

Antwoord: deze theorie beschrijft hoe mensen de oorzaken van hun eigen gedrag en dat van anderen proberen te achterhalen

Arbeids- en Organisatiepsychologie Begrippenlijst H1 t/m H8 + H10


Hoofdstuk 1.
_____________________________________________________________________________
1. Motivatie: beweegredenen die je kunnen aanzetten tot bepaald gedrag
2. Behoeften: Innerlijke krachten (Zoals driften) die je kunnen aanzetten tot
gedrag
3. Deficiëntiebehoeften: behoeften die voortkomen uit een tekort
4. Frustratieregressiehypothese: Hoe meer de bevrediging van hogere
behoeften wordt gefrustreerd, des te belangrijker de behoeften op lager
niveau worden
5. Behoefteprofiel: beeld van de sterkte van behoeften bij een persoon
6. Trial and error: een proces van gissen en missen
7. Wet van het effect: Gedrag dat wordt gevolgd door het gewenste effect,
zal een volgende keer eerder worden vertoond dan gedrag dat niet wordt
gevolgd door het gewenste effect
8. Positieve bekrachtiging: gewenst effect dat ervoor zorgt dat bepaald
gedrag wordt herhaald
9. Negatieve bekrachtiging: ongewenst effect dat ervoor zorgt dat gedrag
niet wordt herhaald
10. Verwachtingstheorie: mensen zijn geneigd zich in te spannen als
ze verwachten dat hun inspanning aantrekkelijke opbrengsten met zich
meebrengt
11. Attributietheorie: deze theorie beschrijft hoe mensen de oorzaken
van hun eigen gedrag en dat van anderen proberen te achterhalen
12. Interne attributie: oorzaken van het eigen slagen en falen worden
toegeschreven aan de eigen inspanningen en mogelijkheden
13. Externe attributie: oorzaken van het eigen slagen en falen worden
toegeschreven aan de omstandigheden
14. Zelfbeeld: de eigenschappen die mensen aan zichzelf toekennen
15. Zelfverdienende vertekening: neiging van mensen om positieve
zaken eerder aan zichzelf toe te schrijven en negatieve zaken eerder aan
de omstandigheden
16. Fundamentele attributiefout: neiging van mensen om de
oorzaken van het gedrag van andere mensen eerder toe te schrijven aan
hun kenmerken dan aan hun omstandigheden
17. Intrinsieke motivatie: motivatie om een handeling uit te voeren,
omdat die handeling leuk is om te doen, of omdat die handeling uitdaagt
om te laten zien wat je kunt
18. Extrinsieke motivatie: motivatie om een handeling uit te voeren,
omdat daarna een aantrekkelijke beloning volgt
19. Persoonlijkheid: patroon van karakteristieke gedachten, gevoelens
en gedragingen waarmee een persoon zich onderscheidt van anderen en
dat relatief stabiel blijft in de tijd en in verschillende situaties
20. Attitude: houding t.a.v. andere mensen, gedragingen, objecten of
ideeën
21. Cognitieve dissonantie: voelen van onaangename spanning
omdat er tegenstrijdigheden worden ervaren tussen feiten en attitude(s) of
tussen attitude(s) en gedrag
22. Betrokkenheid: aard van de binding tussen een persoon en een
organisatie
23. Arbeidssatisfactie: mate waarin iemand werk als plezierig ervaart
24. Billijkheid: mate waarin een persoon de verhouding tussen zijn
inspanningen en de opbrengsten die daaruit worden verkregen, als billijk
(rechtvaardig) ervaart

,Arbeids- en Organisatiepsychologie Begrippenlijst H1 t/m H8 + H10


25. Algemeen vergelijkingsniveau: norm over billijkheid die tot stand
komt door vergelijking met anderen
26. Vergelijkingsniveau met alternatieven: norm over billijkheid die
tot stand komt door vergelijking van de eigen kostenbatenverhouding met
die van beschikbare alternatieven




Hoofdstuk 2.
________________________________________________________________
_
1. Gestructureerd interview: interview waarin de gestelde vragen van
tevoren vaststaan
2. Assessment- centermethode: testmethode waarbij het werkelijke
functioneren van een kandidaat wordt beoordeeld in verschillende
oefensituaties
3. Validiteit: mate waarin met een selectiemethode kan worden voorspeld of
een kandidaat geschikt is voor een bepaalde functie
4. Employability: mate waarin een medewerker mobiel is en kan worden
ingezet op verschillende plekken en voor verschillende activiteiten
5. Congruentie: overeenstemming tussen een persoon en een organisatie
6. Socialisatie: proces van aanpassing van de persoon aan de heersende
waarden en normen in de organisatie
7. Anticiperende socialisatie: van tevoren aanpassen aan een situatie de
nog moet komen
8. Mentorsysteem: systeem waarbij mentoren nieuwe medewerkers
inwerken
9. Identificatiemodellen: mensen die voor iemand een voorbeeld zijn om
na te volgen
10. Prestatiebeloning: volledige of gedeeltelijke koppeling van de
hoogte van een prestatie aan de hoogte van een beloning, afhankelijk van
de eigen prestatie of van die van de hele groep waarvan men deel
uitmaakt
11. Cafetariasysteem: systeem waarin medewerkers kunnen kiezen
uit verschillende vormen van prestatiebeloning, al naar gelang hun
behoeften
12. Exitgesprek: gesprek met iemand die de organisatie gaat verlaten
d=om te achterhalen welke motieven daarbij een rol hebben gespeeld

Hoofdstuk 3.
________________________________________________________________
_
1. Rolonduidelijkheid: onduidelijkheid over de rol die een persoon moet
vervullen
2. Rolconflict: tegenstrijdige eisen aan of verwachtingen over te vervullen
rol
3. Rolanalysetechniek: methode om rollen te verduidelijken en rolconflicten
op te heffen

, Arbeids- en Organisatiepsychologie Begrippenlijst H1 t/m H8 + H10


4. Groep: twee of meer mensen die regelmatig en zonder tussenkomst van
anderen met elkaar omgaan, gemeenschappelijke doelen hebben, voor het
bereiken van die doelen van elkaar afhankelijk zijn en het gevoel hebben
een groep te zijn
5. Bestuurlijke groep: groep waarin de overleg en besluitvorming wordt
bepaald hoe een organisatie moet functioneren
6. Uitvoerende groep: groep waarin uitvoerende werkzaamheden worden
verricht
7. Zelfsturend team: groep met zowel uitvoerende als plannende en
controlerende taken
8. Formele groep: groep die een vast onderdeel is van de organisatie
9. Informele groep: groep die geen vast onderdeel is van de organisatie
10. Evolutionaire verklaring: mensen leven in groepen omdat die hen
bescherming bieden tegen onveilige situaties
11. Psychologische verklaring: mensen maken deel uit van een groep
omdat ze behoefte hebben aan contact met andere mensen en ergens bij
willen horen
12. Cognitieve verklaring: mensen maken deel uit van een groep
omdat ze met elkaar meer kunnen bereiken
13. Sociale identiteit: gedeelte van identiteit die iemand ontleent aan
zijn sociale omgeving
14. Conformeren: aanpassen aan de gedragingen en opvattingen van
anderen
15. Deviantie: afwijken van de opvattingen en gedragingen van
anderen
16. Dubbelinteractie: kleinste interactie-eenheid waarmee mensen
hun samenwerking regelen
17. Groepsstructuur: relatief stabiel patroon van relaties en
gedragingen van een groep
18. Rol: specifieke bijdragen die van iemand worden verwacht
19. Rolonduidelijkheid: onduidelijkheid over de rol die een persoon
moet vervullen
20. Rolconflict: tegenstrijdige eisen aan of verwachtingen over te
vervullen rol
21. Taakgerichte rol: bijdragen die nodig zijn om de groepsleden
doelmatig met elkaar te laten samenwerken aan een groepstaak
22. Groepsgerichte rol: bijdragen die nodig zijn om de sfeer in de
groep goed te houden
23. Zelfgerichte rol: bijdragen gericht op het eigenbelang en het
frustreren van groepsbelang
24. Sociometrische methode: methode om vast te stellen wie graag
met wie omgaat
25. Sociogram: grafische weergave van de affectieve relaties in een
groep
26. Cohesie: mate waarin de groepsleden zich tot elkaar aangetrokken
voelen en graag bij de groep willen blijven
27. Groepsnormen: informele regels die het gedrag van de
groepsleden bepalen
28. Wij/zij – differentiatie: proces waarin men de leden van de eigen
groep positiever gaat beoordelen dan de leden van andere groepen,
waardoor vooroordeel en stereotypering ontstaan
29. Sociale identiteitstheorie: opvatting dat mensen een deel van
hun identiteit ontlenen aan de groepen waarvan ze deel uitmaken
30. Negatieve spiraal: proces waardoor conflicten worden versterkt

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Niszey. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52510 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  5x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd