Samenvatting PB2212212514 –
Adolescentiepsychologie
Inhoud
Samenvatting PB2212212514 – Adolescentiepsychologie.....................................................................1
Kernwoorden.....................................................................................................................................2
H1: Inleiding...................................................................................................................................2
Thema 1 – Inleiding (studielast ±12 uur)............................................................................................4
Hoofdstuk 1: Inleiding....................................................................................................................4
Hoofdstuk 2: Theorieën over adolescentie....................................................................................8
Thema 2 – Fysieke ontwikkelingen tijdens de adolescentie (studielast ± 17u)................................12
Hoofdstuk 3: Lichamelijke ontwikkeling in de adolescentie.........................................................12
Hoofdstuk 4: Hersenontwikkeling in de adolescentie..................................................................18
Hoofdstuk 5: Psychoseksuele ontwikkeling in de adolescentie...................................................21
Thema 3 – Cognitieve, emotionele en morele ontwikkeling tijdens de adolescentie (±18u)...........25
Hoofdstuk 6: Cognitieve ontwikkeling in de adolescentie...........................................................25
Hoofdstuk 7: Emotionele ontwikkeling in de adolescentie..........................................................29
Hoofdstuk 10: Morele ontwikkeling in de adolescentie...............................................................31
Thema 4 – Identiteits- en autonomieontwikkeling (studielast ± 15 uur).........................................34
Hoofdstuk 8: Ontwikkeling van het zelf en de identiteit..............................................................34
Hoofdstuk 9: autonomie-ontwikkeling in de adolescentie...........................................................38
Thema 5 – Rol van de sociale omgeving van de adolescent (studielast ± 16 uur)............................41
Hoofdstuk 11: De rol van het gezin..............................................................................................41
Hoofdstuk 12: De rol van leeftijdsgenoten..................................................................................45
Thema 6 – Probleemgedrag en hulpverlening (studielast ± 20 uur)................................................49
Hoofdstuk 13: Internaliserende stoornissen................................................................................49
Hoofdstuk 14: Crimineel gedrag en externaliserende stoornissen..............................................53
Hoofdstuk 15: De Hulpverlening aan adolescenten.....................................................................61
Uitgebreide Inhoudstafel.................................................................................................................67
Kernwoorden.......................................................................................................................................73
H1: Inleiding.................................................................................................................................73
H2: Theorieën over adolescentie.................................................................................................75
H3: Lichamelijke ontwikkeling in de adolescentie........................................................................76
H4: Hersenontwikkeling in de adolescentie.................................................................................78
H5: Psychoseksuele ontwikkeling in de adolescentie..................................................................78
1
, H6: Cognitieve ontwikkeling in de adolescentie..........................................................................79
H7: Emotionele ontwikkeling in de adolescentie.........................................................................80
H10: Morele ontwikkeling in de adolescentie..............................................................................81
H8: Ontwikkeling van het zelf en de identiteit.............................................................................83
H9: Autonomie-ontwikkeling in de adolescentie.........................................................................84
H11: De rol van het gezin.............................................................................................................85
H12: De rol van leeftijdsgenoten.................................................................................................85
H13: Internaliserende stoornissen...............................................................................................86
H14: Crimineel gedrag en externaliserende stoornissen.............................................................87
H15: de hulpverlening aan adolescenten.....................................................................................89
Kernwoorden
H1: Inleiding
Adolescentie Biologisch rijpingsproces tussen de kinderjaren en de volwassenheid.
Erikson Deelde de ontwikkeling op volgens ontwikkelingstaken
Moffitt Onderzocht tegenstrijdigheid hoge verwachtingen van zelfstandigheid
jongere versus het hebben van weinig middelen. Leidt tot spanningen.
Arnett Emerging Adulthood – het verlengen van de adolescentieperiode in de
Westerse wereld wat meer ruimte geeft.
Emerging adulthood Het verlengen van de adolescentieperiode in de Westerse wereld.
Quarterlife crisis Wanneer jongeren problemen ondervinden in de volwassenenwereld
(bestaan hiervan werd niet bewezen)
Transitional care Jeugd wordt ruimer gedefinieerd in de GGZ -15 tot 24 jaar.
Puberteit Geslachtrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling. Cyclisch
proces dat speelt doorheen de adolescentie tot in de jongvolwassenheid.
Sturm und Drang/ De opvatting dat de adolescentie een turbulente tijd is vol grote
Storm en stress emotionele beroering en rebellie.
Hall Bedenker van de term ‘Sturm und Drang’
Freud Sturm und Drang was gelinkt aan de noodzakelijke opstandigheid om los
te komen van de ouders
Steinberg Maakt een onderscheid tussen problemen en stoornissen.
2
,Rutter Bij internaliserende problemen heel moeilijk probleem en stoornis te
onderscheiden.
Moffitt 2 Maakt onderscheid life-course persistent AS en adolescence-limited AS
Life-course persistent Jongeren die tijdens hun kinderjaren al antisociaal gedrag vertoonden.
antisocialen
Adolescence-ltd. Jongeren die enkel tijdens de adolescentie antisociaal gedrag vertonen.
antisocialen
Spanjaard & Slot Benoemen een aantal ontwikkelingstaken voor de adolescentie.
Continuïteit Psychologisch verschijnsel tijdens de ontwikkeling waarin verschillend
gedrag wordt vertoond op zelfde situatie afhankelijk van
leeftijd/ontwikkelingsgraad.
Discontinuïteit Koerswijzigingen die belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling.
Garmezy Zegt dat veerkracht na een ongunstige ervaring een beschermende
factor is.
Werner Beschreef een aantal protectieve factoren in het leven van veerkrachtige
mensen.
Plasticiteit De flexibiliteit om te behouden ondanks wijzigingen.
Life events Levensgebeurtenissen.
Levenslooptrajecten Geven (dis)continuïteit weer en zijn belangrijk in de hulpverlening om
kantel- en acceleratiepunten in kaart te brengen.
Ontwikkelingspsycho- Richt zich op onderzoek naar condities waarin stoornissen zich
pathologie ontwikkelen, in stand blijven en verdwijnen.
Wener & Kerig Pioniers van de ontwikkelingspsychopathologie.
Quinton Deed longitudinaal onderzoek naar 10 jarige meisjes met
gedragsproblemen.
Magnusson Bedacht dynamisch interactionisme.
Dynamisch Theorie dat mensen hun eigen omgeving vormgeven.
interactionisme
Transactionele Mensen geven hun eigen omgeving vorm en krijgen door hun omgeving
Modellen vorm.
Capri & Shiner Onderscheiden 3 manieren van hoe persoon samenhangt met omgeving.
Persoon-omgeving Hoe persoonskenmerken samenhangen met de omgeving.
interactie
Epigenetica Studie van hoe de werking van de genen kan veranderen.
Methylering Een methode van ‘aan’ of ‘uit’ zetten van genen.
Overbeek Zegt dat methylering ook kan optreden door schadelijke stoffen of
stress.
Diathesis-stress model Dacht dat jongeren met bepaald soort persoonlijkheid extra vatbaar
waren voor omgevingsinvloeden.
Differential Vatbaarheid voor positieve en negatieve omgevingsinvloeden is
susceptibility individueel verschillend op basis van temperament.
Slagt Zag het verschil in meegaan in of tegenwerken van delinquente vrienden
in de score op persoonlijkheidskenmerk conscientieusheid.
Moderatie Als effecten van de omgeving afhangen van de persoonskenmerken
(differential susceptibility) of vice versa.
Mediatie Als het effect van de omgeving op het gedrag van een jongere verloopt
via een derde.
Biologisch domein Veranderingen in het uiterlijk en van de seksuele ontwikkeling.
Cognitieve domein Jongeren kunnen abstracter denken en mentaliseren.
Sociale domein Rolveranderingen treden op.
Internaliserende Problemen die zich innerlijk afspelen.
3
, problemen
Externaliserende Problemen die zich naar buiten toe vertalen.
problemen
Thema 1 – Inleiding (studielast ±12 uur)
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Vooraf
Wanneer de adolescentie begint en eindigt is al vaak historisch verschoven. Sommige mensen
beweren dat adolescentie een kunstmatig begrip is, afgesproken in de cultuur. Vb. Einde van de
adolescentie is op 18j want dan ben je wettelijk volwassen. In dit boek komen ontwikkelingen aan
bod die het onderscheiden van de adolescentie als periode rechtvaardigen.
1.2 Adolescentie: een beschrijving
ADOLESCENTIE: periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid. Biologisch rijpingsproces, zowel
hormonen als de hersenen. Fysieke veranderingen, psychoseksuele veranderingen en de relatie met
ouders krijgt een andere kwaliteit.
Belangrijkste ontwikkelingstaak tijdens de adolescentie is volgens Erikson de identiteit.
Experimenteren met gedragingen. Belangrijk is de reacties van naasten. Ze willen zich erkend voelen.
Er staat geen vaste leeftijd op deze ontwikkelingstaak.
Toch wordt er vaak gewerkt met leeftijdsgrenzen. De wet in NL stelt dat vanaf 12j jeugdstrafrecht
van toepassing is en vanaf 18j volwassenstrafrecht (bij uitzondering toch vanaf 16j). Er zijn
leeftijdsgrenzen voor parttime werk, zaterdagwerk enz.
Bij jongeren die lang studeren stelt het volwassen zijn (met een baan en eigen woonplek) zich uit. Er
wordt aan de andere kant wel vroeg zelfstandigheid verwacht ondanks dat jongere hier weinig
middelen toe hebben. Moffitt verondersteld dat deze tegenstrijdigheid net tot problemen leidt.
Arnett stelt vast dat jongeren in westerse landen langer studeren, langer thuis wonen en later gaan
werken. Het duurt langer voor ze een vaste relatie aangaan. In tegenstelling tot Moffitt vindt hij niet
dat dit tot spanningen leidt. De adolescentieperiode wordt verlengd, wat meer ruimte geeft om te
experimenteren. Arnett noemt dit de EMERGING ADULTHOOD.
Dit leidde sommige om te geloven in een QUARTERLIFE CRISIS - (hoewel onderzoek het bestaan
hiervan tegenspreekt) – wanneer jongeren moeilijkheden ervaren met hun plaats te vinden in de
volwassenenwereld. In tegendeel, welzijn neemt zelfs toe (Arnett).
Omdat de hersenen nog niet volwassen zijn tot de leeftijd van 23j wordt de wet milder toegepast
voor jongeren onder die leeftijd. Ook in de GGZ wordt meer gesproken over TRANSITIONAL CARE
waarbij jeugd wordt gedefinieerd als tussen 15-24j.
Als er voor praktische redenen toch leeftijdsgrenzen aangegeven moeten worden: 10-23j.
Vroege adolescentie: 10-13j, middenadolescentie 14-18j, late adolescentie 19-23j. Emerging
adulthood stopt wanneer men begint deel te nemen aan het volwassen leven (afzonderlijk wonen,
gaan werken…)
1.3 Puberteit en adolescentie
PUBERTEIT = geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling. Een cyclisch proces dat
speelt doorheen de adolescentie en nog tot jongvolwassenheid.
4
, 1.3.1 Begin en einde van de adolescentie: verschillen per cultuur en sekse
Vaak wordt gezegd ‘adolescentie begint in de biologie en eindigt in de cultuur.’ Biologisch
start de adolescentie bij de overgang van kinderjaren naar geslachtsrijpheid. Maar dat is
nogal eenzijdig. 1. Hormonale veranderingen beginnen al vroeger. 2. Het psychisch
ontwikkelingsproces loopt niet altijd synchroon met het lichamelijke. 3. Aan het begin van de
adolescentie zien we al culturele en sociale veranderingen. Bv. overgang basisonderwijs naar
voortgezet onderwijs.
Het einde van de adolescentie is meestal wanneer volwassenheid bereikt is. Dan ontstaan er
nieuwe taken zoals het aangaan van meer vaste persoonlijke, intieme relaties en de zorg
voor de volgende generatie. Wanneer men volwassen is hangt ook af van culturele,
maatschappelijke en persoonlijke factoren. In onze westerse samenleving neigen we, bij het
denken aan IDENTITEIT, te denken aan eigenheid en AUTONOMIE. In andere culturen is de
identiteit dan weer gelinkt met deel uitmaken van een groep, stam of familie. Ook zijn er
verschillen tussen meisjes en jongens.
1.4 Een moeilijke leeftijd?
Vroeger werd er over de adolescentie gezegd dat het een moeilijk periode was, van STURM UND
DRANG (storm en stress) door Hall. Dit verwijst naar de adolescentie als moeilijke leeftijd, vol grote
emotionele beroering en rebellie. Oorspronkelijke opvatting Freud is dat opstandigheid nodig is om
los te komen van de ouders. Adolescenten gaan vaker gebukt onder negatieve en intense emoties
dan andere leeftijden. In warme gezinnen leiden deze emoties en ruzies meestal niet tot verstoring
van de onderliggende verstandhoudingen.
Wanneer is er wel sprake van probleem die we kunnen bekijken als een stoornis? Steinberg geeft
drie aandachtspunten: 1. Onderscheid eenmalige stemming/gedrag van langdurige patronen, 2.
Diagnostische vraag stellen of het probleem een symptoom is van een (dreigende) stoornis. Bij
internaliserende problemen heel moeilijk te zien en onderscheiden zegt Rutter. 3. Timing van het
probleemgedrag – heeft het wortels voor de adolescentie? Moffit onderscheid jongeren die al
tijdens hun kinderjaren antisociaal gedrag vertonen (LIFE-COURSE PERSISTENT ANTISOCIALEN) en zie
die voordien geen problemen hadden (ADOLESCENCE-LIMITED ANTISOCIALEN). Meisjes die vroeg in
de puberteit komen hebben meer kans tot de ontwikkeling van probleemgedrag. Vergroot probleem
of drijft ze op de spits maar ze worden niet door adolescentie veroorzaakt.
1.5 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt
Adolescentie verloopt niet voor iedereen hetzelfde. Het verloop van de ontwikkeling wordt bepaald
door wat er in de voorafgaande periode gebeurd is. Intra- en interindividuele verschillen worden
ontwikkelingspsychologisch bekeken via longitudinaal onderzoek. De conclusie is vooral een van een
wisselwerking tussen aanleg en omgeving. Hier bespreken we 3 ontwikkelingspsychologische
benaderingen van de adolescentieperiode:
1.5.1 De adolescentie als karakteristieke ontwikkelingsperiode +
specifieke ontwikkelingstaken
Ontwikkelingspsychologie richt zich op intra-individuele veranderingen, dus binnen dezelfde
persoon. Vaak worden deze veranderingen opgedeeld is stadia of fasen. FASE veronderstelt
dat bepaalde gedragingen en attituden typerend zijn voor een bepaald niveau van
psychische ontwikkeling vanuit een proces in een vaste volgorde. Karakteristiek voor de
adolescentiefase: 1. Vormen van de eigen identiteit en loskomen van de ouders. 2. Manieren
van omgaan met innerlijk beleefde conflicten (bv. ivm ambivalente gevoelens naar ouders
5
, toe). 3. Op een bepaald cognitief niveau functioneren (bv. denken over morele
vraagstukken).
Denken over ontwikkelingsfasen is controversieel. Het is handig, maar niet iedereen zit op
dezelfde leeftijd in dezelfde fase en vergelijk is dus moeilijk. Kwalitatieve
ontwikkelingsniveaus zijn nuttig voor hulpverleners om vanuit ontwikkelingsperspectief te
leren denken, maar men mag dus geen harde grenzen aan fasen hanteren.
Naast verschillende ONTWIKKELINGSNIVEAUS die kenmerkend zijn voor een bepaalde fase
gaat men ook uit van ONTWIKKELINGSTAKEN. = verwijzen naar eisen en verwachtingen die
binnen een bepaalde cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden. Ze bouwen op elkaar
voort. Sommige taken zijn universeel (omgaan met verandering in de eigen seksualiteit),
sommige hangen meer vast aan maatschappelijke verwachtingen (zoals deelnemen aan
voortgezet onderwijs).
Spanjaard en Slot onderscheiden voor de adolescentie de volgende ontwikkelingstaken:
Positie tov ouders – minder afhankelijk worden en plaats vinden binnen de veranderde
gezinsrelaties.
Onderwijs of werk – kennis/vaardigheden opdoen om te kunnen voorzien in eigen
levensonderhoud
Vrije tijd – zinvol doorbrengen van tijd zonder verplichtingen
Eigen woonsituatie – zorg dragen voor eigen spullen, omgaan met huisgenoten
Autoriteiten en instanties – maatschappelijke instanties die boven je staan accepteren,
binnen de geldende regels opkomen voor eigen belang
Gezondheid en uiterlijk – zorgen voor voeding, lichamelijke conditie en het inschatten en
vermijden van risico’s
Sociale contacten en vriendschappen – vertrouwen geven en nemen, contacten leggen
en onderhouden, oog hebben wat contacten opleveren
Sociale media en internet – informatie vinden en delen, afwegen, een onderscheid
maken tussen virtuele en reële werkelijkheid
Intimiteit en seksualiteit – seksualiteit integreren in je persoonlijkheid, mogelijkheden,
wensen en grenzen ontdekken
Bij cultuurverschillen – normen van verschillende culturen kennen, inschatten welke
vaardigheden in welke culturele context passend zijn
1.5.2 Adolescentie als onderdeel van een ontwikkelingsproces met
(dis)continue momenten
Centraal in het begrip ONTWIKKELING staat het uitgangspunt dat dit een continuïteit bevat.
CONTINUITEIT kan begrepen worden als psychologische verschijnsel die een rol spelen in
verschillende ontwikkelingstaken, waarbij zich verschillend gedrag kan voordoen in dezelfde
situatie afhankelijk van leeftijd/ontwikkeling (makkelijk huilen als kind wordt anders
beschouwd als makkelijk huilen als adolescent).
Een andere vorm van continuïteit veronderstelt een voorspelbaar patroon van relaties
tussen gebeurtenissen vroeger en een bepaalde uitkomst later. Vroege persoonlijkheid bij
kinderen voorspelt iets over het begin van de volwassenheid voorspelt. Bv. leeftijd van
eerste baan/relatie wordt bepaald door impulscontrole 4-6j.
Gedurende de ontwikkeling ook DISCONTINUITEIT = koerswijzigingen die belangrijk zijn voor
verdere ontwikkelen. Garmezy vindt veerkracht om te herstellen van ongunstige ervaringen
een bepalende beschermende factor hierin. Werner beschreef een aantal protectieve
factoren in het leven van veerkrachtige individuen: 1. Sociale ondersteuning (goed gezin,
6