Persoonlijkheidspsychologie geheel
Introductie van Persoonlijkheidspsychologie
Hoorcolleges week 1, literatuur: Persoonlijkheidstrekken (NOBA), Paradigm shift
to the integrative big five trait taxonomy (John, Nauman en Sota, 2008)
Persoonlijkheid = geheel van persoonlijke trekken + mechanismen die binnen een individu
georganiseerd zijn op een relatief duurzame manier, en die de interacties met/aanpassingen aan de
intrapsychische, fysieke en sociale omgeving beïnvloeden
- Persoonlijke trekken = kenmerken die beschrijven op welke manieren mensen van elkaar
verschillen
o Gemiddelde neigingen tot denken/voelen/handelen van individu
- Psychologische mechanismen = processen van persoonlijkheid
o Input
o Beslissingsregels -> dit is het deel van je persoonlijkheid dat bepaalt hoe je reageert op
een input
If …, then …
o Output
o
- Georganiseerd = de trekken/mechanismen zijn met elkaar verbonden
- Op een samenhangende manier
- Relatief duurzame manier = persoonlijkheid blijft over het algemeen relatief gelijk in
verschillende situaties en over tijd (levensloop)
- Interacties die beïnvloeden= interacties tussen persoon en omgeving
o Percepties = persoonlijkheid beïnvloedt hoe je een situatie interpreteert
o Selecties = persoonlijkheid beïnvloedt in welke omgeving je terecht wil komen
o Evocaties = persoonlijkheid kan onbewust reacties bij anderen teweegbrengen
Actief kind leidt tot bezorgdere ouders omdat ze meer op kind moeten letten
o Manipulaties = de manieren waarop we opzettelijk anderen proberen te beïnvloeden
Eigenwijze mensen wachten totdat anderen excuses aanbieden
- Aanpassingen aan = persoonlijkheid beïnvloedt aanpassingsvermogen
o Hoever je gaat om doelen te bereiken, hoe je omgaat met uitdagingen
Doelen van persoonlijkheidsonderzoek:
- Beschrijven
, o Persoonlijkheid organiseren ahv persoonlijkheidstrekken
o Hoe verschillen mensen van elkaar
- Verklaren/uitleggen
o Wat zijn oorzaken van verschillen
o Hoe beïnvloeden de verschillen de cognitie, emoties en gedragingen
- Toepassen
o Selecteren van personeel
o Voorspellen van levensuitkomsten
Niveaus van persoonlijkheidsanalyse
- Menselijke natuur
o Net als alle anderen -- iedereen
o Nomothetisch onderzoek = statische vergelijkingen van individuen/groepen
o Vermogen om van ouders te houden
- Individuele/groepsverschillen
o Zoals sommige anderen -- psychologiestudenten
o Individu scoort hoger dan vriend, psychologie studenten zijn nieuwsgieriger dan
economie studenten
- Individuele uniekheid
o Zoals geen ander -- ik
o Idiografisch onderzoek = onderzoek gericht op enkele participant, en wat deze persoon
uniek maakt
o Manier waarop individu verlegenheid uitdrukt
Trek-beschrijvende adjectieven (/bijvoeglijke naamwoorden) = woorden die karaktertrekken
beschrijven
- Zijn kenmerkend voor persoon en relatief duurzaam zijn over tijd
Verschillen in persoonlijkheidstrekken tussen mensen zijn normaal verdeeld in populatie
- Niet: introvert of extravert, maar normaalverdeling van extraversie
- Sommige testen gebruiken multidimensionale types = classificeren van persoonlijkheidstrekken
in labels/types ipv op normaalverdeling
o Myers-Briggs-typen -> je wordt ingedeeld in een bepaalde type persoonlijkheid
Probleem: meeste mensen zijn gemiddeld, dus kunnen niet in een van de twee
ingedeeld worden -> resultaten onbetrouwbaar en wisselen per test
,Trait/trek psychologen = persoonlijkheidspsychologen die zeggen dat er een bepaald aantal
basisdimensies van persoonlijkheidstrekken zijn, en dat elk individu ergens binnen elk van die dimensies
valt
- Basisdimensies zijn continu verdeeld -> geen afzonderlijke persoonlijkheidstypen
- Doel: ontdekken van belangrijkste persoonlijkheidseigenschappen waarin mensen van elkaar
verschillen
Criteria voor karakteriseren persoonlijkheidstrekken -> hoe karakteriseer je of iemand een bepaalde
persoonlijkheidstrek heeft
- Consistentie = het gedrag met betrekking tot de persoonlijkheidstrek moet relatief stabiel zijn in
verschillende situaties
- Stabiliteit = het gedrag met betrekking tot de persoonlijkheidstrek moet relatief stabiel zijn over
tijd
- Individuele verschillen = het gedrag met betrekking tot de persoonlijkheidstrek moet
verschillend zijn bij verschillende mensen
Benaderingen om persoonlijkheid te beschrijven
- Theoretische benadering = eigenschappen identificeren en meten obv theorie/studie
o Myers-Briggs-typen --> gebaseerd op Carl Jung, Eysenck
o Verschillende theorieën verschillen in kwaliteit door
Belang geven aan verschillende eigenschappen
Nadruk op kleinere verschillen leggen
Gebruik van types of van dimensies
- Externe benadering / emperical criterion keying = vragenlijst ontwikkelen waarin alleen vragen
zijn meegenomen waarin mensen met elkaar verschillen
o Minnesota Multiphasic Inventory MMPI -> gedrag psychiatrische patiënten vergelijken
met controlegroep
o Eerst grote vragenlijst gerelateerd aan persoonlijkheidstrek, die criteriumgroep (score
op eigenschap/persoonlijkheid bekend) en controlegroep (score op
eigenschap/persoonlijkheid onbekend) maakt, waarna wordt gekeken op welke
aspecten de groepen verschillend scoorden -> vragenlijst terugbrengen naar alleen de
vragen waarop de groepen verschilden
o Voornamelijk gebaseerd op scores van criteriumgroep, en niet op theorie
- Lexicale benadering = alle belangrijke persoonlijkheidskenmerken moeten in taal te vinden zijn
die we gebruiken om andere mensen te beschrijven
o Gordon Allport, Henry Odbert
o 18000 woorden die persoonlijkheidskenmerken beschrijven, verminderd tot een
meetbare hoeveelheid en via zelfrapportage en factoranalyse geanalyseerd op
antwoordpatronen
, Factoranalyse = statistische techniek om gelijksoortige dingen te groeperen
volgens de mate waarin ze met elkaar geassocieerd zijn
o Eigenschappen van belangrijke woorden/eigenschappen:
Synoniemenfrequentie = belangrijke eigenschappen hebben meer dan 2
synoniemen in de taal
Interculturele universaliteit = belangrijke eigenschappen hebben woorden in
verschillende talen
o Big Five-model, HEXACO-model
Vijf-factoren model/ Big Five (OCEAN)
- Openheid = neiging om creativiteit te waarderen, nieuwsgierig te zijn en mentale diepte te
hebben
o Lage score: wil niet blootgesteld worden aan alternatieve systemen; beperkte
interesses; niet artistiek; niet analytisch; nuchter
Conventioneel, conservatief, ongeïnteresseerd
o Hoge score: geniet van mensen met nieuwe kapsels, piercings; nieuwsgierig;
fantasierijk; niet-traditioneel
Creatief, nieuwsgierig, intellectueel, innovatief, artistiek
- Consciëntieusheid = neiging tot organisatie, het hebben van doelgerichte impulscontrole en
hard werken
o Lage score: voorkeur aan spontane acties; onbetrouwbaar; hedonistisch (plezier/geluk
leidt handelingen); onzorgvuldig; laks
Lui, slordig, afgeleid, ongeorganiseerd
o Hoge score: altijd optijd; georganiseerd; hardwerkend; netjes; zelfdiscipline; volhardend
IJverig, georganiseerd, zelfbeheerst, betrouwbaar, accuraat
- Extraversie = neiging om actief sociaal betrokken te zijn
o Lage score: geen luidruchtige feestjes; nuchter; afstandelijk
Introvert, verlegen, stil, passief
o Hoge score: wel luidruchtige feestjes; actief; optimistisch; plezierig; bereidwillig
Gezellig, actief, vrolijk, assertief/dominant
- Vriendelijkheid/agreeableness = neiging om prosociaal (helpend) en gericht op gemeenschap te
zijn
o Lage score: komt voor eigen rechten op; prikkelbaar; manipulatief; niet meewerkend;
onbeleefd
Koud, cynisch, agressief, ruziezoekend
o Hoge score: is snel eens met anderen; goedmoedig; vergevingsgezind; goedgelovig;
behulpzaam
Vriendelijk, behulpzaam, aardig, altruïstisch, coöperatief
- Neuroticisme = neiging om vaak negatieve emoties te ervaren en emotioneel instabiel te zijn
o Lage score: niet snel geïrriteerd; kalm; emotieloos; gehard; zeker; zelfvoldaan
Ontspannen, stabiel, robuust, zelfverzekerd
o Hoge score: piekeren; onzeker; hartkloppingen; ontoereikend voelen