Inleiding tot de
rechtswetenschap
SAMENVATTING
Inhoud
Week 1 – Recht als systeem van prescriptieve gedragsregels ........................................................................ 2
Week 2 – Rechtssubjecten, overheden en hun bevoegdheden...................................................................... 4
Week 3 – De democratische rechtsstaat......................................................................................................... 6
Week 4 – Rechtsbronnen: de wet ................................................................................................................. 11
Week 5 – Rechtsbronnen: voorrangsregels en toetsing, de rechtsbronnen jurisprudentie, gewoonterecht
en rechtsbeginselen ...................................................................................................................................... 14
Week 6 – Rechtsbronnen: verdragen en internationaal recht...................................................................... 18
Week 7 – Rechtsvinding: toepassing en interpretatie van de wet................................................................ 24
Week 8 – Rechtsvinding: Autonome(re) vormen van rechtsvinding, evaluatieve terminologie,
belangenafweging, toepassing van rechtsbeginselen ................................................................................... 26
Week 9 – Materieel strafrecht I .................................................................................................................... 28
Week 10 – Materieel strafrecht II ................................................................................................................. 30
Week 11 – Materieel vermogensrecht: de relatieve vermogensrechten ..................................................... 33
Week 12 – Materieel vermogensrecht: de absolute vermogensrechten ..................................................... 36
Week 13 – algemene beginselen van de rechtspraak en van het burgerlijk procesrecht ............................ 39
Week 14 – Strafprocesrecht .......................................................................................................................... 43
Jurisprudentie................................................................................................................................................ 47
Tekstbundel ................................................................................................................................................... 50
Tekst 1 ....................................................................................................................................................... 50
Tekst 2 ....................................................................................................................................................... 50
Tekst 3 ....................................................................................................................................................... 50
Tekst 4 ....................................................................................................................................................... 51
Tekst 6 ....................................................................................................................................................... 52
Tekst 7 ....................................................................................................................................................... 53
Overig ............................................................................................................................................................ 54
1
,Week 1 – Recht als systeem van prescriptieve
gedragsregels
❖ Het verschil tussen normatieve/prescriptieve uitspraken enerzijds en descriptieve/feitelijke
uitspraken anderzijds (HC)
❖ Het begrip empirisch onderzoek (HC)
❖ Vier normatieve kennisdomeinen (recht, godsdienst, moraal en fatsoen) (HC)
❖ Het verband tussen de verschijnselen waarden en normen (HC)
❖ Verschillen tussen recht en moraal (HC)
❖ Positief recht en natuurrecht, rechtspositivisme (HC)
❖ Genusbegrippen en speciesbegrippen (HC)
❖ De rechtsbronnen
❖ Nationaal en internationaal recht
❖ Materieel en formeel recht
❖ De belangrijkste rechtsgebieden
❖ Publiek- en privaatrecht
❖ De indeling van het recht in functionele rechtsgebieden versus de indeling in klassieke
rechtsgebieden
Definities
Descriptieve algemene regels beschrijven de feitelijke werkelijkheid.
Normatieve algemene regels zijn prescriptief, ze schrijven gewenst gedrag voor. De vier normatieve
kennisdomeinen zijn recht, godsdienst, moraal en fatsoen.
Empirisch onderzoek is het onderzoeken op basis van waarneming.
Mensen hebben waarden en om die waarden in stand te houden verbinden ze er normen aan.
Er is een scheiding van godsdienst en moraal van het recht. Door die scheiding is er meer duidelijkheid,
zekerheid en rechtsgelijkheid en wordt godsdienstvrijheid mogelijk. Het recht is objectief en moraal is
subjectief.
Positief recht is het recht dat voortvloeit uit rechtsbronnen en is het door de mens gestelde recht. Het
gaat over alle nu geldende rechtsregels.
Het natuurrecht is het geheel van de natuur geldende fundamentele rechtvaardigheidsregels.
Rechtspositivisme is de opvatting dat het geldende recht uitsluitend bestaat uit positief recht.
Rechtsbronnen
De vier rechtsbronnen zijn:
Geschreven recht: Ongeschreven recht:
• Wetten • Jurisprudentie
• Verdragen • Gewoonte
Een genus is een overkoepelend begrip van verschillende species.
2
, Er is publiekrecht en privaatrecht.
Publiekrecht: Privaatrecht:
• Volkenrecht • Personenrecht
• Strafrecht • Vermogensrecht
• Bestuursrecht
• Staatsrecht
Materieel recht gaat over de
inhoud van rechtsregels. Het bevat de rechten en plichten van mensen.
Formeel recht geeft de regels weer voor een eerlijk rechtsproces in een rechtsstaat en over het afdwingen
van dat recht. Het is ook wel het procesrecht.
Rechtspersonen zijn organisaties die door het recht als persoon worden gezien.
Rechtsgebieden
De belangrijkste klassieke rechtsgebieden zijn:
1- Het staatsrecht, over de organisatie van de staat, de bevoegdheden van overheidsorganen, de
verhouding van burgers tot de staat en de mogelijkheid om invloed op de staat uit te oefenen.
Het baseert zich op de Grondwet.
2- Het bestuursrecht, over het optreden van bestuursorganen tegen de burger. De relatie komt tot
uiting in een beschikking. Het berust op de Algemene wet bestuursrecht.
3- Het strafrecht, over strafbare gedragingen. Er wordt alleen vervolging gevorderd door het OM en
alleen strafbare feiten worden bestraft. Het is geregeld in het Wetboek van strafrecht en
strafvordering.
4- Het burgerlijk recht, over recht en regels over personen en over de zaken van personen. Het is
geregeld in het burgerlijk wetboek.
5- Het arbeidsrecht, over de regels met betrekking tot arbeid van mensen in loondienst. Het gaat
ook over het sociaal zekerheidsrecht.
Deze indeling is een indeling in klassieke rechtsgebieden. Er is ook een indeling mogelijk in functionele
rechtsgebieden. Dit gaat over kenmerken, zoals jeugdrecht, milieurecht of verkeersrecht en beslaat dan
meerdere van bovenstaande wetboeken.
3
, Week 2 – Rechtssubjecten, overheden en hun
bevoegdheden
❖ Rechtssubject, natuurlijk persoon, de verschillende rechtspersonen (art. 2:1, 2:2 en 2:3 BW)
❖ De rechten en bevoegdheden van een rechtssubject
❖ Rechtsobject
❖ Subjectief recht (zie HC en Hoofdstuk 1 van Verheugt)
❖ Rechtsfeit, rechtshandeling en rechtsgevolg
❖ Handelingsbekwaamheid en rechtssubjectiviteit, vernietigbaarheid van rechtshandelingen
❖ Overheden als rechtssubject in het privaatrecht
❖ Het verschijnsel absolutisme of absolute monarchie
❖ De leer van de trias politica: overheidsambten in het publiekrecht
Personen in het recht
Een rechtsregel kent aan rechtssubjecten in bepaalde omstandigheden subjectieve rechten toe of legt
hun verplichtingen op.
Rechtssubjecten zijn entiteiten die rechten of plichten kunnen hebben: natuurlijke personen of
rechtspersonen. Gedurende zijn hele leven is een mens een rechtssubject met rechten en plichten. Dit
noemen we rechtssubjectiviteit.
Rechtspersonen zijn organisaties die worden behandeld als persoon. Het voordeel hiervan is dat je geen
eigen aansprakelijkheid hebt (met je privévermogen) en makkelijk voorzitters van bedrijven kan wisselen.
• Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn: de vereniging, de stichting, de nv en de bv.
Kerkelijke genootschappen zijn ook automatisch een rechtspersoon.
• Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn overheden, zoals de Staat. Dit staat in art. 2:1 BW.
Een rechtspersoon moet worden vertegenwoordigd door een natuurlijk persoon.
Ieder rechtssubject mag privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten, omdat rechtssubjecten in
beginsel vrij zijn.
Publiekrechtelijke rechtshandelingen kunnen alleen door overheden en eenzijdig worden verricht.
Een overheid is een cluster bij elkaar horende ambten.
Aangezien overheden rechtspersonen zijn, kunnen ze ook deelnemen aan het maatschappelijke verkeer
zoals in het privaatrecht. Dit zorgt ervoor dat ze ook gewoon rechtshandelingen kunnen verrichten, zoals
het kopen van dienstcomputers.
Rechtsfeiten en -handelingen
Een rechtsfeit is een omstandigheid in de werkelijkheid die de toepassingsvoorwaarde is voor een
rechtsregel. Oftewel: een feit waaraan het recht een of meer rechtsgevolgen verbindt.
Een rechtsgevolg is een verandering in de rechten of plichten van een rechtssubject.
Een rechtshandeling is een handeling met een beoogd rechtsgevolg. Hierbij is de wil een noodzakelijke
voorwaarde. Bij een feitelijke handeling is er geen beoogd rechtsgevolg.
Er zijn eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen. Eenzijdige zijn bijvoorbeeld het opstellen van een
testament. Een meerzijdige rechtshandeling is het sluiten van een overeenkomst.
4