Samenvatting ontstaan en
bestaan van het sociaalwerk
Hoofdstuk 1 t/m 3
Hoofdstuk 1
In 1962 introduceerde socioloog Thoenes het begrip verzorgingsstaat in Nederland. De definitie van
verzorgingsstaat die Thoenes gaf was: maatschappijvorm, die gekenmerkt wordt door een op
democratische leest geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich -bij handhaving van het
kapitalistisch productiesysteem- garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van haar
onderdanen.
Overheid stelt zich garant: dit betekent niet dat de overheid zelf produceert, maar wel garant
staat voor wat er gebeurt.
De definitie maakt ook duidelijk dat het in de verzorgingsstaat niet alleen gaat om materiële
(eten, drinken, onderdak) maar ook om immateriële voorzieningen(veiligheid, vrijheid van
meningsuiting, wij staan los van de overheid en mogen kritisch zijn naar de overheid toe)
gaat.
Ook geeft deze definitie ruimte voor toekomstige ontwikkelingen en verschillen in (politieke)
opvattingen door de formulering ‘noodzakelijk geachte’. Wat iemand noodzakelijk acht kan
per persoon verschillen. Bijvoorbeeld financiële ondersteuning voor HBO studenten tot
wasmachines voor bijstandsmoeder.
Het Kinderwetje van Van Houten (1874) en de Ongevallenwet (1901) worden vaak gezien als start
van de Nederlandse verzorgingsstaat.
De ontwikkeling van de verzorgingsstaat was eerst vooral gericht op sociale verzekeringen en het
tegengaan van armoede. Later verschoof dit naar een spreiding van de welvaart.
Werkgevers moesten passen op hun werknemers en legden ze van alles op waar ze bijvoorbeeld hun
kleding moesten kopen. Deze relatie veranderde en hierdoor was er ook sprake van minder
vanzelfsprekende solidariteit, deze omstandigheden leidden tot de totstandkoming eerste sociale
wetgeving.
De vier fasen in de ontwikkelingslogica die voor West-Europa in het algemeen geldt:
Fase 1: eerste aanzet
Fase 2: doelgroep verbreding
Fase 3: sociale regelingen kregen nog een algemener karakter
Fase 4: crisis en heroriëntatie
Abraham Swaan socioloog: ‘In moderne samenlevingen is de zorg voor zieken, het onderricht aan
onwetenden en het onderhoud van behoeftigen een collectieve aangelegenheid geworden: het
werkterrein van een bureaucratisch bestuur onder beheer van de nationale staat (de Swaan, 1988).’
Collectieve aangelegenheid omdat:
Externe effecten. Mensen hebben last van elkaar ellende. (Ziekte kan negatieve gevolgen
voor anderen hebben die ook besmet worden of geen werknemers meer hebben.)
Interdependentie, wederzijdse afhankelijkheid
, Dilemma van collectieve actie. Iedereen de lusten EN de lasten.
Het dilemma van collectieve actie geeft aan dat individuele keuzes leiden tot collectief ongewenste
gevolgen. Zoals het bouwen van dijken, mensen die niet mee betalen maar er wel profijt van hebben
noem je freerijdergedrag of zwartrijdergedrag (wel de lusten, niet de lasten). De oplossing hiervoor is
mensen belasting laten betalen dan is dit gedrag niet meer mogelijk want belastingen zijn verplicht.
Waarom de verzorgingsstaat?
Sociale strijd, vakbonden en arbeidsbewegingen
Beschavingsoffensief
Keynes, stimuleren consumptie
Politieke partijen die opkwamen:
Eerste nederlandse arbeidspartij was de Sociaal-Democratische Bond (SDB, 1881). Deze partij splitste
zich in 1894 op in de Sociaal-Democratische Arbeidspartij (SDAP), deze partij ging na Tweede WO op
in Partij van de Arbeid (PvdA)
Doelstellingen verzorgingsstaat
1. Garantie van (een zekere mate van) sociale zekerheid (basisbehoeftes) voor alle leden van de
samenleving.
2. Reductie van willekeur in de verdeling van levenskansen. (mensen ongeacht afkomst of
geslacht op basis van eigen kwaliteiten en inzet om plek in de samenleving te vinden)
3. Wenselijkheid van maatschappelijke integratie van alle leden van de samenleving
(economisch, politiek en moreel). (overheid zorgt voor voorzieningen zodat mensen deel uit
maken kunnen blijven van de samenleving, scootmobiel. Mensen die werken en deelnemen
betalen ook mee.)
Functies verzorgingsstaat
Verzorgen: hulp aan mensen die niet (meer) zichzelf kunnen zorgen. Eenzijdig geen
tegenprestatie.
Verzekeren: sociale zekerheid, uitkeringen. Tweezijdig wel tegenprestatie.
Verheffend: mogelijkheden die de verzorgingsstaat je biedt om te kunnen ontplooien.
Verbinden: onderlinge verbondenheid, sociale cohesie.
Wie lost het op?
Drie mechanismen om het sociale leven te coördineren
Partij Omschrijving Mechanisme Belangen
Overheid Staat Wet en regelgeving Algemeenbelang
Markt Bedrijfsleven Wederkerigheid Eigenbelang
(directe ruil)
Particulier initiatief -Vrienden, familie, Affectie (binding) Groepsbelang
buren
-Maatschappelijk
middenveld: kerk,
vereniging, vakbond,
vrijwilliger zorg