SAMENVATTING PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN 2021-2022 (550040)
DOCENT: dr. Nathan Bachrach
COLLEGEJAAR: 2021-2022
COLLEGEAANTEKINGEN + AANVULLENDE LITERATUUR UIT HET BOEK
15 TENTAMENVRAGEN
Hoorcollege 1 – Introduction and Cluster B: Borderline PD (H20) P. 2 – 12
Hoorcollege 2 – The alternative DSM-5 model (H3, 11, 14) P. 12 – 22
Hoorcollege 3 – Cluster C: Dependent & Avoidant PD (H23, 25) P. 22 – 31
Werkcollege 1 – Applying the alternative model (H5) P. 31 – 34
Zelfstudieopdracht 1 – Film clips Dialectical Behavior Therapy (H20, 37) P. 34 – 38
Hoorcollege 4 – Cluster A: Schizotypal PD & the neurobiological model (H15, 21) P. 38 – 50
Zelfstudieopdracht 2 – Hoofdstuk 9 P. 51 – 53
Zelfstudieopdracht 3 – Hoofdstuk 12 P. 53 – 56
Hoorcollege 5 – Schema Therapy in clinical practice (H16, 34) P. 56 – 63
Hoorcollege 6 – Cluster B: Psychopathy and ASPD (H22) P. 63 – 73
Hoorcollege 7 – Mentalization-Based Treatment in clinical practice (H36) P. 73 – 80
Hoorcollege 8 – Wrap-up: An overview of models and interventions (H18, 19) P. 80 – 86
Werkcollege 2 – PDs we did not discuss in lectures (DSM-5 criteria) P. 86 – 88
Q&A P. 89 – 89
Tentamenvragen P. 89 – 92
Aanvullende belangrijke informatie (incl. open tentamenvragen) P. 93 – 96
1
,Aantekeningen Persoonlijkheidsstoornissen
Hoorcollege 1 – Introductie en Borderline Persoonlijkheidsstoornis
Leerdoelen:
1. Kenmerken van PD's in het algemeen en PD-clusters beschrijven (DSM-5)
2. Beschrijven hoe individuele PD's clusteren
3. De algemene historische ontwikkelingen in de diagnose van PD's in de DSM uitleggen
4. De belangrijkste (voorgestelde) veranderingen voor PD's van DSM-IV naar DSM-5
benoemen
Persoonlijkheid = blijvende patronen van waarnemen, omgaan met en denken over de
omgeving en zichzelf die worden vertoond in een breed scala van sociale en persoonlijke
contexten.
OCEAN Big Five model als omschrijving van langdurige trekken.
Persoonlijkheidsstoornis = een blijvend patroon van innerlijke ervaring en gedrag dat
afwijkt van de verwachtingen van de cultuur van een individu, dat pervasief en inflexibel is,
dat begint in de adolescentie en vroege volwassenheid, dat stabiel is in de tijd, en dat leidt
tot klinisch significante distress of stoornis in het sociaal, beroepsmatig of ander gebieden
van functioneren.
Algemene persoonlijkheidsstoornis criteria in DSM-5
A. Een blijvend patroon van innerlijke ervaring en gedrag dat duidelijk afwijkt van de
verwachtingen van de cultuur van het individu. Dit patroon manifesteert zich op twee (of
meer) van de volgende gebieden:
1. Cognitie: manieren om zichzelf, andere mensen en gebeurtenissen waar te nemen en te
interpreteren
2. Affectiviteit: het bereik, de intensiteit, de aansprakelijkheid en de geschiktheid van
emotionele reacties
3. Interpersoonlijk functioneren: manier waarop men bestaat in de ogen van / met andere
mensen
4. Impulsbeheersing
B. Het blijvende patroon is inflexibel en pervasief (meerdere levensdomeinen) in een breed
scala van persoonlijke en sociale situaties.
C. Het blijvende patroon leidt tot klinisch significante distress of stoornis in sociaal,
beroepsmatig, of andere belangrijke gebieden van functioneren.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin ervan kan worden herleid tot ten
minste de adolescentie of vroege volwassenheid.
E. Het blijvende patroon is niet beter te verklaren als een manifestatie of gevolg van een
andere psychische stoornis.
F. Het blijvende patroon is niet te wijten aan de directe fysiologische effecten van een stof
(bijv. drugsmisbruik, medicatie) of een algemene medische conditie (bijv. hoofdtrauma).
Drie P’s in de DSM kenmerkend voor persoonlijkheidsstoornissen:
1. Persistent
2. Pathologisch
3. Pervasief
Exclusie criteria
- Geen manifestatie of consequentie van andere mentale stoornis (het gaat om langdurige
patronen en dus persoonlijkheid)
- Niet te wijten aan de fysiologische effecten van een stof of een andere medische
aandoening.
2
,Persoonlijkheidskenmerken die kenmerkend zijn voor een
PD moeten worden onderscheiden van kenmerken die
ontstaan als reactie op specifieke situationele stressoren of
voorbijgaande mentale toestanden (bijvoorbeeld
depressieve gevoelens). Daarom zijn de drie P’s belangrijk.
Een werkgroep heeft gewerkt aan fundamentele
veranderingen in de beschrijving, clustering en diagnose van
PD’s in de DSM-5.
- PD’s uit DSM-4 werden behouden in DSM-5.
- Het alternatieve model staat in de appendix (DSM-5
proposals) en is afgewezen. Dit proposal wordt ook wel
het ‘alternatieve model’, ‘dimensionele model’, ‘hybrid
categorical-dimensional model’ of ‘experimentele model’
genoemd.
Clusters persoonlijkheidsstoornissen (voorheen: Axis II)
Cluster Specifieke Karakteristieken
persoonlijkheidsstoornissen
Cluster A Paranoïde PD Vreemd, excentriek, raar.
Excentriek en vreemd, Schizoïde PD
Moeite met interacties Schizotypische PD
Cluster B Borderline PD Dramatisch, emotioneel,
Emotionele cluster Narcistische PD onvoorspelbaar (grillig), wild,
Theatrale / Histrionische PD ‘het gaat allemaal om mij’
Antisociale PD
Cluster C Afhankelijke PD Angstig, bang, bezorgd
Angstige cluster Vermijdende PD
Obsessief-compulsieve PD
Cluster A Algemene beschrijving
Paranoïde Wantrouwen, achterdochtigheid
Schizoïde Onthechting van sociale relaties, beperkt bereik van emotionele expressie
(in interpersoonlijke omgevingen)
Schizotypisch Acuut ongemak in hechte relaties, cognitieve en/of perceptuele
vervorming, excentriciteiten van gedrag
Cluster B Algemene beschrijving
Borderline (Stabiele) instabiliteit van intermenselijke relaties, zelfbeeld, affecten en
uitgesproken impulsiviteit
Narcistisch Grootheidswaanzin, behoefte aan bewondering, gebrek aan empathie
Histrionisch / theatraal Overmatige emotionaliteit en aandacht vragen
Antisociaal Minachting voor en schending van de rechten van anderen
Cluster C Algemene beschrijving
Afhankelijk Onderdanig en aanhankelijk gedrag, buitensporige behoefte om verzorgd
te worden
Vermijdend Sociale inhibitie, gevoelens van ontoereikendheid, overgevoelig voor
negatieve evaluatie
Obsessief-compulsief Preoccupatie met ordelijkheid, controle en perfectionisme
Epidemiologie:
- Algemene populatie 10,5-12%
3
, PD prevalentie in algemene populatie
- Cluster A: 4%
- Cluster B: 3,5-4%
- Cluster C: 3-9%
Hoe komen we bij het empirische bewijs dat heeft doen besluiten om deze 10 PD's in de
DSM-IV op te nemen?
1. Empirische evidentie.
- Observaties: Vergelijkbare sets van symptomen bij verschillende individuen
- Inductie & deductie: We proberen namen te geven aan deze terugkerende sets van
symptomen (syndromen) in de vorm van psychiatrische diagnoses (bv. Borderline).
Hier zal geen onderliggende ziekte zijn wat de stoornis veroorzaakt
- Testen: Empirische studie van psychiatrische stoornissen
- Evaluatie: Herbeoordelen validiteit en nut van afzonderlijke psychiatrische
stoornissen
2. Validiteit en klinische bruikbaarheid van diagnoses
- Is dit syndroom ("geheel van symptomen") een entiteit die losstaat van andere
syndromen en normaliteit?
- Conceptueel bewijs (bijv. klinische beschrijving, demografische kenmerken)
- Antecedent bewijs (bijv. familiaire aggregatie, precipiterende factoren; gebeurtenissen
die een psychiatrische stoornis uitlokken zoals verlies)
- Concurrentiebewijs (bijv. psychologische tests)
- Voorspellend bewijs (bijv. diagnostische consistentie in de tijd, respons op
behandelingen)
- Neurowetenschappelijk bewijs (bijv. genetica, cognitieve neurowetenschappen)
Naast een beschrijving van de criteria en kenmerken wordt het volgende beschreven:
- Diagnostische kenmerken
- Geassocieerde kenmerken ter ondersteuning van de diagnose
- Prevalentie
- Ontwikkeling en beloop
- Risico- en prognostische factoren
- Cultuurgebonden diagnostische aspecten
- Geslachtsgebonden diagnostische aspecten
- Differentiële diagnose; alternatieve diagnose voor ziekte
Algemene veranderingen van DSM-4 naar DSM-5
1. Verwijdering van multi-axial systeem dat in DSM-III werd ingevoerd
Axis I: klinische syndromen of stoornissen
Axis II: persoonlijkheidsstoornissen en zwakbegaafdheid
Axis III: lichamelijke problemen
Axis IV: psychosociale en
omgevingsproblemen
Axis V: globaal functioneren op een schaal
van 0 tot 100
2. Kleine tekstuele veranderingen in
criteria
Voorgestelde veranderingen van DSM-4 naar DSM-5 die niet zijn doorgevoerd en
daarom nu onderdeel zijn van het alternatieve model
1. Verwijdering van diagnoses:
Verwijderd: theatrale, narcistische, afhankelijke, paranoïde, en schizoïde PD.
4