SAMENVATTING – PEDAGOGISCHE
ADVIEZEN VOOR SPECIALE KINDEREN
AOLB3, GEDRAG IN DE KLAS, SINJA WILDEBOER
van Lieshout & van Deth – Pedagogische adviezen voor speciale kinderen.....................................................2
H4 Angst................................................................................................................................................................2
H5 Faalangst.........................................................................................................................................................5
H7 Depressieve gevoelens....................................................................................................................................7
H9 Aandachtsdeficiëntiestoornissen met en zonder hyperactiviteit (AD(H)D)...................................................10
H10 Oppositionele, normoverschrijdende en agressieve gedragsstoornissen...................................................14
H11 Autismespectrumstoornis (ASS)...................................................................................................................20
,VAN LIESHOUT & VAN DETH – PEDAGOGISCHE ADVIEZEN VOOR SPECIALE KINDEREN
H4 ANGST
4.1 BESCHRIJVING VAN HET PROBLEEMGEBIED EN DE DIAGNOSTISCHE CRITERIA
Angststoornissen zijn internaliserend
Naarmate kinderen ouder worden nemend het percentage angststoornissen toe
Angst wordt pas een probleem als die geen reële grond heeft, verlammend werkt en het normale, dagelijks
functioneren verstoord
3 componenten:
1. Psychologisch, cognitief: een gevoel of een gedachte
2. Motorisch
3. Fysiologisch: lichamelijke klachten
Angstige jongeren ervaren angst in hun denken, doen en voelen
4.1.1 KENMERKEN VAN VERSCHILLENDE TYPEN ANGSTSTOORNISSEN
GEGENERALISEERDE-ANGSTSTOORNIS (GAS) OF PIEKERSTOORNIS
Buitensporige angst voor en zorg over allerlei gebeurtenissen of activiteiten, gedurende het grootste deel van
de tijd, ten minste 6 maanden lang
- Gespannenheid, snel vermoeid zijn, prikkelbaarheid, slaapproblemen
- Het systeem van de gevaarsignalering is overactief
- Paniekgevoelens, vermijdingsreacties en depressieve klachten
- Sterk beroep op de omgeving ter geruststelling
- Komt vaker bij adolescenten dan bij kinderen voor
SEPERATIEANGST, SCHEIDINGSANGST
Buitensporige, niet bij de ontwikkelingsfase passende angst om gescheiden te zijn of te worden van hun
hechtingsfiguren
- Duurt ten minste 4 weken en veroorzaakt beduidend lijden of aanzienlijke belemmeringen in het
dagelijks leven
- Begint tussen 4-8 jaar
- Klampend gedrag, nachtmerries, specifieke zorgen over wat ouders of het kind kan overkomen,
piekeren, schoolweigering
- Behandeling: CGT en richt zich vooral op toepassing van exposure, operante en
ontspanningstechnieken
SOCIALE-ANGSSTOORNIS, SOCIALE FOBIE
Duidelijke en aanhoudelijke angst voor sociale situaties met het risico van een kritische beoordeling door
anderen
- Minimaal 6 maanden met een lijdensdruk en duidelijke belemmeringen in het dagelijks functioneren
- Niet het gevolg van drugs of een andere psychische aandoening
- Sprake van vermijding van sociale situaties
- Vaak lichamelijk uitgedrukt: blozen, hartkloppingen, transpireren of hyperventileren
- Vaak begint het in de adolescentie
- Behandeling: CGT en vooral exposure, sociale-vaardigheids- en taakconcentratietraining
SPECIFIEKE, ENKELVOUDIGE FOBIE
Aanhoudende overdreven angst voor specifiek object of een specifieke situatie
- Minimaal 6 maanden lijdensdruk en duidelijke beperkingen in het dagelijks leven
- Sprake va een angstreactie op een bepaalde, objectief ongevaarlijke prikkel, of gedachten daaraan
, PANIEKSTOORNIS
Herhaalde onverwachte paniek aanvallen met minstens 1 maand aanhoudende bezorgdheid over nieuwe
aanvallen
- Hartkloppingen, ademnood, pijn op de borst en misselijkheid
- De paniek kan samengaan met agorafobie (pleinvrees)
o Angst op een plaats of in een situatie te zijn waaruit ontsnappen moeilijk kan zijn
o Vermijding van deze situaties of die doorstaan met duidelijk lijden
- Komen het vaakst aan het eind van de adolescentie voor
- Behandeling: CGT, fysiologisch affectieve aspect
SELECTIEF MUTISME
Bij selectief mutisme gaat het om consequent zwijgen in specifieke sociale situaties terwijl in andere situaties
wel wordt gesproken
- Duurt ten minste 1 maand en niet veroorzaakt door onvoldoende bekendheid met de taal
- Kan worden opgevat als voorloper van sociale angststoornis
- Behandeling: CGT, uit toepassing van operante-conditioneringstechnieken
4.2 PREVALENTIE EN COMORBIDITEIT
Bij kinderen en adolescenten gaat een angststoornis vaak vooraf/samen met een depressie
Comorbiditeit met ADHD en gedragsstoornissen: een kind kan zijn angst overschreeuwen et stoer, soms zelfs
gewelddadig gedrag
Selectief mutisme komt vaak voor met ontwikkelingsstoornissen
4.3 OORZAKEN
4.3.1 AANLEG
Het temperamentstype, de aanleg van het kind speelt een rol
- Belangrijke temperamentfactor bij angst is het flight-fight-freeze-systeem dat zorgt voor vermijding en
vluchtgedrag
Erfelijke factoren zijn ook een oorzaak
Biopsychologische inzichten als verklaring voor angst en dwang
4.3.2 LEERERVARINGEN
Een cognitief-gedragstherapeutisch kader verklaart angst uit negatieve leerervaringen op basis van
conditioneren, model-leren en informatieoverdracht
Angst neemt toe naarmate kinderen minder in staat zijn aandacht te verplaatsen en te richten of gedrag te
remmen
4.3.3 INGRIJPENDE GEBEURTENISSEN
Ingrijpende gebeurtenissen binnen en buiten het gezin kunnen de kans vergroten op een angststoornis
Angst kan ook versluierde boosheid zijn die het kind in de desbetreffende situatie niet kon uiten PTSS na
seksueel misbruik bijvoorbeeld
Manier waarop ouders hun kinderen aanmoedigen en leren met dreigende situaties om te gaan is zeer
bepalend
4.3.4 GEHECHTHEIDSERVARINGEN
Kinderen met oveilige gehechtheidservaringen hebben grotere kans op een angststoornis
angstige ouders zijn vaak onveilig gehecht, wat de omgang met hun kind negatief beïnvloed