Samenvatting Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht
H1 Inleiding
Benadering van het begrip staat
De staat:
1. Organisatie die effectief gezag uitoefent boven andere organisaties
2. Over een gemeenschap van mensen: een gemeenschappelijke taal of cultuur is niet
noodzakelijk, maar daar is meestal wel sprake van.
3. Op een bepaald grondgebied
4. Erkenning is ook een kenmerk, maar niet een vereiste voor de definitie ‘staat’.
Kenmerk: dwang ter handhaving gemeenschapsnormen door de staat. Meerdere organen
bevoegd tot het uitoefenen van dwang.
Middeleeuwen: absolute macht van 1 persoon > macht was wel overdraagbaar.
De vorst was de drager van de cultuur van zijn land en een tegenhanger van de sociale
zekerheid.
16e eeuw: het gezag werd gezien als een attributie van een abstractie die ruimte liet voor de
samenwerking van velen bij de uitoefening ervan: de staat. De absolute macht wordt niet
meer als een natuurlijke zaak beschouwd. De vorst werd een symbool van zijn land. Het
individu werd gezien als kleinste maatschappelijke eenheid. Hoe is het gezag te
rechtvaardigen, als dit het tegendeel is van de individuele vrijheid?
Heden: er is maar 1 premisse denkbaar voor iedere staatsleer: elke burger is gelijkwaardig
en heeft recht op gelijke invloed op het staatsbestuur. Onbeperkte monarchie en oligarchie
zijn met het gelijkheidsbeginsel onverenigbaar.
Verdeling van de staatsmacht over verschillende organen
Er is een ambivalente verhouding tussen de burger en de staat: hij is aan de ene kant de
soeverein, die de bestuurders, de uitvoerders van zijn wil, mede aanwijst; hij is aan de
andere kant onderworpen aan het mede door hemzelf ingestelde gezag.
Het gezag is onvermijdelijk: er moeten beslissingen worden gemaakt, hiervoor moeten
prioriteiten worden gesteld, hiervoor is een organisatie en een procedure voor nodig.
Het gezag moet de belangen afwegen, en dus ook prevaleren, maar zal het gezag niet
uiteindelijk zijn macht kunnen misbruiken als het gekozen bestuur over machtsmiddelen
beschikt?
Ter voorkoming van machtsmisbruik: de macht van het gezag verdelen over verschillende
organen. Checks and balances: controle en evenwicht in de machtsverhoudingen, dit
waarborgt een zekere stabiliteit in de machtsverhoudingen.
1
,Trias politica (Montesquieu):
1. De uitvoerende macht
2. De wetgevende macht
3. De rechtsprekende macht
Essentie Trias Politica in het Nederlandse staatsbestuur: de staatsmacht wordt verspreid
over verschillende organen, die ieder een deel van die macht uitoefenen en elkaar
wederzijds controleren en in evenwicht houden. De drie machten: regering, parlement en de
rechterlijke macht treden niet onafhankelijk van elkaar op. Wetten worden door het parlement
en de regering samen gemaakt. Daarnaast kennen we in Nederland een territoriale splitsing:
we kennen decentrale overheden > de centrale overheid heeft niet alle bestuursbevoegdheid
en wordt de macht dus verdeeld.
Grondregels van een democratische staatsorganisatie.
Het legaliteitsbeginsel
Om machtsmisbruik te voorkomen is neergelegd dat rechter en administratie beide die
bevoegdheid slechts mogen gebruiken, voor zover de Grondwet of de wet dat uitdrukkelijk
toestaat.
De verantwoordingsplicht
Een orgaan dat een bepaalde bevoegdheid heeft op grond van het legaliteitsbeginsel, is
altijd verantwoording schuldig aan een hoger orgaan, of moet ter controle staan.
1. Politieke verantwoordingsplicht: ministers moeten zich verantwoorden tegenover het
parlement, leden GS, PS etc. Het moet dus inlichtingen verstrekken: geen ontwijking
van debat, vertrouwensregel
2. Ambtelijk ongeschiktheid
3. Bestuurlijk toezicht
4. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid bij ambtsmisdrijven
5. Beroep
6. Burgerlijke rechter
7. Rechterlijke toetsing van wetgeving
Democratie, rechtsstaat en historische ontwikkeling
Democratie: staatsvorm die gelijkwaardigheid van mensen als uitgangspunt neemt, zowel
wat betreft hun invloed op het staatsbestuur als wat betreft bescherming tegen de staat. Het
volk heeft het oppergezag.
Rechtsstaat: Een staat waarvan de organisatie erop gericht is dat burgers beschermd zijn
tegen machtsmisbruik door de staat zelf. De staatsorganen zijn onderworpen aan het recht.
Vereiste kenmerken: legaliteitsbeginsel, machtenspreiding, onafhankelijke rechter,
grondrechten en een democratie.
2
,Waarborgen tegen machtsmisbruik door de staatsorganen:
1. De staat erkent een staatsvrije sfeer voor individuen en particuliere instellingen. Ook
het parlement moet de grondrechten respecteren.
2. Optreden van het bestuur dar voor de burger bezwarend is, dient te berusten op een
algemene regel die de bevoegdheid van het orgaan omschrijft. Dit bevordert de
rechtszekerheid.
3. De regels waarin de bevoegdheden van een staatsorgaan zijn omschreven moeten
zijn vastgesteld door een ander orgaan.
4. Geschillen tussen de burger en de staat moeten worden beslist door een
onafhankelijke en onpartijdige rechter.
Bestuurlijke stelsels:
Presidentieel stelsel: de leider van de uitvoerende macht wordt rechtstreeks gekozen (VS) .
Parlementair stelsel: alleen verkiezingen voor het parlement.
Vormen van directe democratie: referendum, volksinitiatief, burgerinitiatief.
Historisch-systematische methode
Onze methode van bestudering van de staatsrechtwetenschap moet enerzijds historisch zijn
om het bestaande naar werkelijke betekenis te kunnen begrijpen, maar anderzijds
systematisch om wat bestaat en tegelijkertijd bezig is verder te groeien, kritisch te kunnen
waarderen.
H2 De bronnen van het staatsrecht
Bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn de Grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal
geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur.
Geschiedenis van de Grondwet
De eerste staatsregeling: Unie van Utrecht (1579)
1814: Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden
1815: samenvoeging met Belgie > nieuwe Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden
1840: strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de ministers !!
1848: politieke verantwoordelijkheid van de ministers !!
1983: aangepaste redactie
1995: geen oproep militaire dienst
2002: aanpassing binnentreden woning
2005: vervanging volksvertegenwoordiging
2006: samenwerkingsschool regelen
2008: wilsonbekwamen kunnen stemmenBetekenis van de Grondwet voor het staatsrecht
De Grondwet zorgt voor duidelijkheden in het staatsrecht: wie maakt deel uit van de
regering? > art. 42 Gw, ook de grondrechten zijn hierin vastgelegd.
Daarnaast is er ook veel ongeschreven recht, wat dus niet is vastgelegd in de Grondwet:
De vertrouwensregel
De kabinetsformatie
3
, Inhoud en systeem van de Grondwet
In de Grondwet wordt vaak delegatie toegestaan:
1. Bij wet: delegatie niet toegestaan
2. Bij of krachtens de wet: delegatie toegestaan
3. ‘’Regels’’” delegatie toegestaan
Wanneer delegatie wordt toegestaan, betekent dit niet dat de lagere regelgever zelfstandig
zonder specifieke basis in een formele wet, een regeling kan treffen. Staat de GW-delegatie
toe, dan is het aan de FW om uit te maken of, in hoeverre en aan wie deze delegatie zal
plaatsvinden.
Ongeschreven staatsrecht
Er zijn na een meer dan 150-jarige praktijk met de in 1848 ingevoerde ministeriele
verantwoordelijkheid zekere normen, over de geldigheid waarvan niemand meer twijfelt: de
vertrouwensnorm. De vertrouwensnorm: bepaalt dat de minister die of een kabinet dat niet
meer het vertrouwen van het parlement blijkt te genieten, ontslag dient aan te bieden.
Het ongeschreven recht kan worden aangenomen als: het wordt toegepast in de
staatsrechtelijke praktijk, er een rechtsovertuiging bij de betrokkenen bestaat dat zij volgens
die praktijk behoren te handelen.
Verdere bronnen van het staatsrecht
Het staatsrecht omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven, die de samenstelling
en de functionering van de organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge
verhouding regelen, en het omvat bepaalde fundamentele normen over de verhouding van
de burgers tot de overheid.
Organieke wetten: wetten tot uitvoering van een grondwettelijke opdracht om een materie bij
de wet te regelen.
Reglementen van Orde van de Tweede Kamer, Eerste Kamer en de Ministerraad.
Staatsrechtelijke band met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten
Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.
Verhouding Konikrijk der Nederlanden: staat geregeld in het Statuut
Een eigensoortig federaal verband tussen de vier landen en is door de aanvaarding een
document van intern staatsrecht van het Koninkrijk geworden.
4