Rekenen
samenvatting
Meten en meetkunde & bijeenkomsten periode 2
Elisa van Duijn
Pabo jaar 1
, Meten en meetkunde Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1 Raakvlakken en verschillen tussen meten en meetkunde
Bij meten gaat het om het getalsmatig greep krijgen op ‘eigenschappen’ van de
wereld, zoals lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht en tijdsduur.
Meetinstrument = liniaal, weegschaal, maatbeker, etc.
Bij meetkunde draait het om het verklaren en beschrijven van de ons omringende
ruimte. Het gaat dan bijvoorbeeld om plattegronden, routes, richtingen en
eigenschappen van vormen en figuren. Meetkunde is op te vatten als ruimtelijke
oriëntatie is wiskundige zin.
Ruimtelijk redeneren = voorbeeld; in gedachten vouw je het papier en bepaal
je welke stukken papier je in je berekening moet opnemen.
1.1.1 meten van inhoud
Bouwen van een bouwplaat valt onder meetkunde
De vraag, wat de inhoud is van een doos, valt onder Meten: het gaat om het
kwantificeren van de eigenschap inhoud. Een kwantiteit is een hoeveelheid en
kwantificeren betekent: ergens een getal een toekennen.
1.1.2 lengte en oppervlakte
Een meetkundige activiteit als het omvormen van figuren kan worden toegepast bij
het meten van oppervlaktes.
wordt
Het werken met vlakvullingen ligt op het snijvlak van meten en meetkunde: een
bepaalde oppervlakte wordt volgelegd met meetkundige vormen. De oppervlakte van
de rechthoek is nu uit te drukken in het aantal driehoekjes dat nodig is om de
rechthoek te bedekken.