Forensische Aspecten van Kindermishandeling
Thema 1_ College 1. Slachtoffer van mishandeling: wel of niet vertellen?
A1: Barriers and facilitators to disclosing sexual abuse in childhood and adolescence
Veel kinderen die seksueel misbruikt zijn vertellen dit niet, dit wegens verschillende belemmeringen: gebrekkige support, mogelijk
negatieve consequenties en gevoelens van schuld en schaamte. Wat wel werkt bij disclosure is ernaar gevraagd worden, op een
voor de ontwikkeling gepaste manier.
- Programma’s zijn nodig om gevoelens van verantwoordelijkheid, schuld en schaamte gevoelens te verminderen bij
slachtoffers. Deze programma’s moeten betrokkenen en omgeving aanmoedigen om aanwijzingen van seksueel misbruik
te signaleren, er expliciet naar te vragen en goed te reageren.
Introductie
De belemmeringen en facilitators van disclosure zijn een complex samenspel tussen inter- en intrapersoonlijke én sociale
factoren, waarover nog veel kennis ontbreekt.
- De cijfers die bekend zijn over seksueel misbruik zijn hoger voor vrouwen en verschillen per land. Dit kan komen door
echte verschillen in de prevalentie, maar ook in (mogelijkheid tot) disclosure. Tevens kan dit komen door verschillende
definities en meetmethoden.
- Weinig disclosure, en bij 60-70% uitstel van disclosure.
- Mogelijk demografische variabelen van invloed op al dan niet disclosure:
o Jonge kinderen stellen disclosure vaker uit
o Jonge kinderen vertellen het aan volwassenen, adolescenten aan leeftijdsgenoten.
o Vrouwen vaker dan mannen
o Minder disclosure (en meer delay) bij kinderen met een beperking.
- Ook de aard van het misbruik is van invloed op de al dan niet disclosure:
o Eerder disclosure als het misbruik buiten de familie plaatsvindt
o Geanticipeerde sociale reacties en angst voor negatieve consequenties – onduidelijk.
Resultaten (N=13)
Barriers
• Gebrek aan begrip (waargenomen) en support van volwassenen – sociale reacties zijn leidend
• Angst en anticipatie van negatieve reacties van de omgeving zijn belangrijk is disclosure.
o Angst voor negatieve consequenties voor zichzelf, maar ook sancties voor ouders, verliezen van de support van
familie, schaamte, ruïneren van de reputatie van de pleger, schenden van de familie-eer en vermoord te
worden.
o Mogelijk dat de relatie tussen slachtoffer en pleger hierbij van belang is: liefde en beschermingsbehoefte in
relatie tot pleger maakt disclosure moeilijker.
• Emotionele reactie van het slachtoffer: schuld, schaamtegevoelens – minder disclosure.
Facilitators
• Kinderen expliciet vragen naar mogelijk misbruik is de grootst erkende facilitator.
o Vooral als de vrager een vertrouwenspersoon is voor het kind
o Actief luisteren en support als reactie → daardoor minder schaamte bij kind
• Kinderen voorzien van gepaste informatie over misbruik is ook belangrijk, in deze gesprekken kan disclosure eventueel al
plaatsvinden.
• Gebrek aan schuld/schaamte bij het slachtoffer
• Positieve emotionele support en begrip vanuit de omgeving
Discussie
- Interventies nodig voor de slachtoffers (verminderen van schaamte/schuld), maar ook voor de ontvangers van de
disclosure (direct vragen/support).
,A2. Disclosure of Child Sexual Abuse: what does research tell us about the ways that children tell?
CSAAS: Child sexual abuse accommodation syndrome – theoretisch model dat stelt dat misbruikte kinderen hier vaak
geheimzinnig over zijn/niet vertellen. Dit model bestaat uit vijf componenten: a) secrecy, b) helplessness, c) entrapment and
accommodation, d) delayed, conflicted and unconvincing disclosures en e) retraction of disclosure.
- Volgens dit model vindt disclosure plaats over tijd, het is een proces van ontkenning en terugtrekken van disclosure en
uiteindelijk toch herstel van disclosure.
o Het lijkt eerder verdacht wanneer kinderen het steevast stellen.
- Dit model onderscheid de psychologische consequenties van SM (angst, schaamte) én de consequenties die dit heeft
voor het gedrag.
In deze studie wordt het CSAAS geëvalueerd aan de hand van: 1) retrospectieve studies van volwassenen over meegemaakt
misbruik én 2) kinderen die evaluatie of behandeling ondergaan.
Disclosure rate
- Ongeveer 33% van de kinderen vertelt over het seksuele misbruik in de kindertijd.
- Veel delay zichtbaar – 12-15 jaar wachten met het vertellen, niet tijdens de kindertijd. Bijna de helft wacht minimaal 5
jaar met disclosure.
- 28% vertelt het NIET.
Voorspellers van non-disclosure
- Eerder disclosure als de pleger een vreemde is, in plaats van een familielid (niet eenduidig).
- Adolescenten vertellen het eerder dan hele jonge kinderen – vertellen aan leeftijdsgenoot.
- Angst voor (geweld van) de pleger → minder disclosure
- Bedreigingen door de pleger → bedreigingen van zelf of de omgeving
- Onduidelijk of de ernst van het misbruik meespeelt in al dan niet disclosure.
Patronen van disclosure
1. Delay of disclosure (= vertraging)
- Wanneer disclosure plaatsvindt, duurt dit vaak lang – gemiddeld 2 jaar vertraging.
- Invloedrijke variabelen (→ niet eenduidige resultaten):
o Jongens lijken langer te wachten met disclosure dan meisjes
o Westerse kinderen lijken eerder te vertellen dan kinderen uit het oosten.
2. Denial of disclosure
- Wanneer de leeftijd van het kind, de onderbouwing van het misbruik, eerdere disclosure en representativiteit van de
steekproef wordt meegenomen, lijken maar weinig kinderen het misbruik te ontkennen wanneer ze er expliciet naar
gevraagd worden.
o Geen significante relatie tussen leeftijd en ontkenning
▪ Wellicht oudere kinderen eerder? Misschien doordat jonge kinderen niet de taal- en cognitieve
vaardigheden hebben om te vertellen van hun kindermishandeling. Jonge kinderen snappen het
misbruik misschien niet.
▪ Kinderen vertellen aan ouder, terwijl adolescenten meer zicht hebben op de consequenties van
disclosure voor de familie waardoor ze het eerder achterhouden óf ze hebben het al aan
leeftijdsgenoten verteld.
o Eerdere disclosure voorspelt disclosure tijdens de beoordeling (vooral bij adolescent).
o Onderbouwing: als kinderen daadwerkelijk niet misbruikt zijn, zullen ze ook eerder ontkennen of terugtrekken.
o Representativiteit van de steekproef: de steekproef moet kinderen bevatten die nog niet disclosed hebben
(parental support is relevant).
3. Herroepingen (recantations)
- Hierbij bestaat onderscheid tussen terugnemen van disclosure van daadwerkelijk misbruik, of het terugnemen van
disclosure omdat misbruik niet heeft plaatsgevonden.
o Grootste aantal herroepingen in studies waarin SM niet zeker is
o Herroepen van disclosure gebeurt vrijwel niet als misbruik echt gebeurd is.
Conclusie
• Hoewel een groot deel van de kinderen het vertellen uitstelt of helemaal niet doet (= secrecy fase), is er weinig bewijs
gevonden dat ontkenning, terugtrekking en re-disclosure normaal zijn wanneer kinderen gevraagd worden naar het
misbruik.
• Bij kinderen bij wie het CSAAS model wel zichtbaar is, moet gekeken worden welke onderliggende factoren hieraan
bijdragen.
• Leeftijd van de kinderen moet meegenomen worden.
• Professionals moeten zich ervan bewust zijn dat suggestief interviewen het kind kan helpen om te vertellen over het
misbruik, maar dat het ook de kans vergroot dat het kind een onterechte beschuldiging maakt → liever niet gebruiken,
kinderen die misbruikt zijn, vertellen dit over het algemeen wel wanneer professionals dit aan hen vragen.
,A3. Victimization of Children with disabilities
Kinderen met beperkingen (CWD) lopen meer risico om mishandeld te worden, maar ervaren ook meer moeilijkheden met
disclosure. Vooral grotere kans op (ernstig) seksueel misbruik, misbruik door ouders en fysiek misbruik met letsel als gevolg.
Introductie
Kinderen met mentale beperking (leer/communicatie) zijn twee tot drie keer vaker slachtoffer van misbruik dan normaal
ontwikkelende kinderen. De beperking maakt het voor deze kinderen lastiger om forensisch relevante informatie te verschaffen
tijdens disclosure.
- Sterke associatie tussen (ernst van) beperking en kans op mishandeling
o Deze kinderen zijn meer afhankelijk van verzorgers voor het tegemoet komen van de fysieke, emotionele en
sociale behoeften. Ook minder begrip van sociale context en minder kennis over seks, waardoor mishandeling
eerder plaatsvindt.
o Inadequate sociale en communicatieve vaardigheden vergroten de kans om mishandeld te worden, maar ook
de mogelijkheden voor eventuele disclosure.
▪ Moeite met het geven van een verklaring en twijfels over de oprechtheid van de verklaring wegens
slecht geheugen en gevoeligheid voor suggestibiliteit.
- Jongens <4j met een beperking lopen het grootste risico
- Wellicht dat het misbruik ook de beperking verslechtert → bi-directionele relatie.
- Jongens > meisjes, jonge kinderen > oudere kinderen.
Huidige studie
In de huidige studie wordt gekeken naar de typen en karakteristieken van de gemelde mishandeling en de mate waarin CWD
details geven bij disclosure. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen ernstige en minder serieuze beperkingen. Hypothesen
luidden als volgt: CWD…
1. Rapporteren eerder seksueel dan fysiek misbruik
2. Zijn minder geneigd om mishandeling te dislosen en delay disclosure
3. Meer geneigd om ernstige mishandeling te rapporteren, vooral door naasten
4. Begrijpen seksuele mishandeling minder goed.
Resultaten typen
- CWD zijn vooral over-gerepresenteerd bij seksueel misbruik. Bij fysiek misbruik: onder-representatie van CWD → hoe
sterker de beperking, hoe sterker dit verband.
- Jongens met beperking over-gerepresenteerd in vergelijking met normaal ontwikkelde jongens. Meisjes met beperking
juist onder-gerepresenteerd in vergelijking met normaal ontwikkelde meisjes.
- Geen leeftijdsverschillen in de associatie tussen CWD en de kans op misbruik: wel grotere kans CWD op fysieke
mishandeling tussen 3-6 jaar in vergelijking tot TD, dan CWD tussen 11-14j.
Resultaten disclosure
- Minder disclosure onder kinderen met een beperking, ongeacht leeftijd of geslacht.
- Van de kinderen die wel vertelt, meer delay (min 1m) bij kinderen met een beperking – dit patroon was nog sterker bij
vermoeden van seksueel misbruik.
o Significant voor meisjes (niet jongens) en voor 11-14 jaar (niet 3-6 jaar)
Resultaten ernst van mishandeling
- Ernstigere seksuele mishandeling bij CWD dan TD slachtoffers: penetratie, fysiek contact. Voor zowel jongens als meisjes,
maar verschilt wel per leeftijd: bij de twee oudste groepen, maar niet bij de jongste kinderen verschil in ernst.
- Vaker herhaling van het seksuele geweld bij CWD, ongeacht leeftijd/geslacht.
- Vaker bedreigd of geweld tijdens het misbruik dan TD: vooral voor meisjes en 11-14 jaar.
- Eerder slachtoffer van seksueel geweld gepleegd door ouders/verzorgers dan TD.
- Ernstiger fysiek geweld bij CWD dan TD – met letsel als gevolg: voor jongens en oudere kids.
Resultaten begrip seksueel geweld
Vaker onbegrip over de gebeurtenis/MH bij ernstige beperking dan TD (niet bij kleine beperking).
Conclusie & discussie
• Hoe erger de beperking, hoe kwetsbaarder om slachtoffer te worden van mishandeling.
• Minder disclosure: bij kleine beperking door meer bedreigingen, bij ernstige beperking door onbegrip over het seksuele
misbruik. Omdat ouders vaker pleger zijn, ook minder disclosure.
• Grotere kans voor jongens met een beperking dan voor meisjes, wellicht omdat jongens überhaupt eerder een beperking
hebben dan meisjes.
• CWD van alle leeftijden rapporteerden eerder seksueel misbruik dan fysiek, maar eerder fysiek bij de jongste leeftijd.
, A4: Do children unintentionally report maltreatment? Comparison of disclosures of neglect versus sexual abuse (Lavoie)
Introductie
Hoewel er relatief veel onderzoek is uitgevoerd naar de disclosure van seksueel en fysiek misbruik, is er weinig bekend over de
manier waarop kinderen verwaarlozing disclosen.
- Disclosure is vaak dé manier om attent te worden op de mishandeling/verwaarlozing.
o MAAR: niet alle kinderen zijn zich bewust van de mishandeling – vaak onbegrip bij kind, en vaak zichzelf de
schuld geven.
• Huidige studie: hoe ontdekken we VW? Zijn kinderen bewust van VW? En hoe is dit bewustzijn gerelateerd aan de mate
van disclosure? -- > vergelijking met SM.
- Bij seksueel misbruik: disclosure gebeurt vaak door uitspraak van het kind (-- > welke eventueel gemeld wordt bij
autoriteiten). Vaak delay en voorlopige disclosure. We zien dat de grenzen bij SM duidelijker zijn, waardoor kinderen zich
eerder bewust zijn van het misbruik. Dit is geassocieerd met de mate waarin slachtoffers (intentioneel) disclosen.
- VW wordt echter opgemerkt door een derde. Dit wordt gemeld en vervolgens onderzocht. Hierdoor wordt echter een
groot deel van de gevallen van verwaarlozing gemist… Enerzijds omdat alleen de duidelijke gevallen van VW gesignaleerd
worden, anderzijds omdat er niet altijd wat wordt gedaan met een vermoeden van VW. VW kan ook bekend worden
door disclosure – per ongeluk of bewust.
o Kinderen vaak onbewust van verwaarlozing
o Met leeftijd: bewustzijn van kinderen neemt toe, maar intentionele reports worden dan opgevolgd door meer
non-disclosure in formele interviews (= patroon).
Methode:
- N = 136 gerapporteerde gevallen van SM/VW door ouder -- > bij allemaal UHP
- Bij VW écht alleen VW, bij SM wel andere vormen van misbruik.
- Bij alle gevallen gekeken of de eerste aanwijzing kwam van het kind of een ander.
- Gekeken of het kind zich bewust was van de MH
• Initial discovery, awareness and disclosure
Resultaat: VW wordt eerder vermoedt door ‘emergency services’ (politie bv.), terwijl SM eerder verdacht wordt als gevolg van de
uitspraken van het kind. Kinderen nemen SM eerder zelf waar dan verwaarlozing en daarom ook een hogere disclosure van
seksueel misbruik bij kinderen. Tevens, hoe meer bewustzijn bij het kind van het misbruik, hoe groter de kans op doorslaggevende
uitspraken en disclosure bij het kind.
- Geslacht lijkt niet relevant voor de verschillen in bewustzijn en patronen van disclosure.
- Disclosure:
o VW meestal niet vermoedt door kind, maar door andere indicator: emergency services (politie of medisch),
specifieke situaties of vermoedens bij een derde. Maar 4% door kind zelf.
o SM in 58% door het kind, via een derde naar de autoriteiten. Ook door vermoedens door een ander, maar vaak
niet iemand van buitenaf.
- Voorspellen van bewustzijn, ontdekking en disclosure:
o 3 keer minder bewustzijn bij kinderen van VW dan bij SM
o Gebrek aan bewustzijn -- > 74% kleinere kans op initiating een eerste melding.
o 3 keer meer disclosure in eerste interview bij SM, bij bewustzijn zelfs 4 keer sneller.
Discussie
- Verschil mogelijk door suspicion bias en substantiation bias: SM wordt eerder vermoed en gemeld o.b.v. kind,
makkelijker te bewijzen op grond van het kind dat het écht gebeurd is -- > hogere disclosure. Bij verwaarlozing wordt
minder waarde gehecht aan de uitspraak van het kind?
- Bij VW wel eens indirecte disclosure: iemand per ongeluk attent maken op de mishandeling. Toch vaker dislosure
doordat kinderen zich bewustzijn van de VW. -- > slim om naar thuissituatie te vragen.
Conclusie: kinderen hebben meer kennis nodig over hun behoefte aan veiligheid, supervisie en provisie thuis, waardoor
verwaarlozing eerder disclosed wordt -- > interventies kunnen dan eerder plaatsvinden.
- Toekomstig onderzoek: naar motivationele en kennis-gebaseerde redenen achter al dan niet disclosure bij kinderen.