Probleem 1 - Van nature goed of slecht
Erasmus (humanisme) = kind geneigd tot erfzonde, opvoedbaarheid/maakbaarheid kind
Locke (empirisme) = onbeschreven blad, opvoedbaarheid/maakbaarheid
Rousseau =kind van nature goed, opvoedbaarheid/maakbaarheid is beperkt door de natuur
Bakker et al. (2010) Vijf eeuwen opvoeden in Nederland
Humanisme, hervorming en verlichting
15e eeuw: Renaissance
De Renaissance (wedergeboorte) is de heropleving van ideeën uit de Klassieke Oudheid, ontstaan in
Italië. Denk hierbij aan geschriften van Griekse filosofen en klassieke kennis van wiskunde,
natuurwetenschap en geneeskunde, en de Latijnse taal en klassieke literatuur (bonae litterae). In de
beeldende kunst werd de natuur en de mens erg gewaardeerd.
Het humanisme (15e en 16e eeuw) is een onderdeel van de Renaissance. Aan het begin van het
humanisme was er theocentrisme: god is de kern van ons wereldbeeld. Later veranderde dit naar
antropocentrisme: de mens is de kern van ons wereldbeeld.
Humanisme (1400-1650) = intellectuele stroming, vooral op wijsgerig en literair gebied.
Kenmerken:
● Hoge waardering van de mens en zijn mogelijkheden: vermogen van de mens om de wereld
om zich heen te kennen en vermogen om zedelijk te handelen. De mens is dus redelijk en
zedelijk te volkomen.
● De mens is in beginsel mondig: volgens de richtlijnen van de rede kan en moét de mens
kritiek geven op wantoestanden.
Er bestond een spanning tussen de humanisten en de rooms-katholieke kerk in de zestiende eeuw.
Kinderen worden geboren met erfzonde, maar zijn wel kneedbaar. Erfzonde: de zondigheid die ieder
mens door zijn geboorte heeft als gevolg van de zondeval van
Adam en Eva. De focus in het humanisme ligt op de elite bevolking. Binnen het humanisme worden
lijfstraffen afgekeurd. Humanisten legden veel nadruk op leren en
wilden de mens in de eerste plaats verheffen door de studie van de humaniora, de
geesteswetenschappen. Goed en precies denken kon het beste gebeuren door bijvoorbeeld het
analyseren van een moeilijke klassieke tekst. Humanisten vonden opvoeding belangrijk en hadden
hoge verwachtingen van het onderwijs. Hun opvoedingsideaal was de vorming van de homo
universalis: een persoon die al zijn vaardigheden ontwikkelt naar het voorbeeld van Griekse
opvoeding, dus een goed ontwikkeld atletisch lichaam, een scherp verstand en bekwaamheden op
veel gebieden etc. Het kunstwerk van Leonardo da Vinci geeft dit weer.
Humanisme
Desiderius Erasmus (1469-1536) was een erg invloedrijke humanist.
● Hij had een aversie tegen de traditionele scholastiek (school filosofie): te veel een beroep
gedaan op de traditionele autoriteiten zoals kerkvaders, te veel formalisme.
● De uitgaven van Erasmus zouden grote betekenis krijgen voor de Reformatie (hij was zelf
katholiek, maar tegen de kettervervolging).
● Verdraagzaamheid was belangrijk voor Erasmus.
● De waardering voor klassieke bronnen was moreel van aard: het lezen ervan moest leiden tot
een zedelijk gevoel.
, ○ Kerkelijke misstanden / verval van zeden kwam volgens Erasmus namelijk door een
gebrek aan cultuur.
○ Daarom: klassieke culturele vorming moet de kern zijn van opvoeding!
● Onderwijs: radicale onderwijshervorming nodig
○ Klassieke culturele vorming
○ Hoge opvatting van onderwijsberoep: docent moet kinderen stimuleren, er moet een
liefdevolle verhouding zijn tussen docent en leerling, tegen het gebruiken van
lijfstraffen.
○ Prestige van de docent moet toenemen.
○ Onderwijs moet in handen komen van de wereldlijke overheid in plaats van de kerk.
● Erasmus’ vormingsideaal was gericht op toekomstige intellectuelen: hij sprak over jongens en
niet over eenvoudige burgers.
● Erasmus was tegen hardheid in de opvoeding (bijv. geen lijfstraffen).
● Doelen onderwijs volgens Erasmus:
○ Christelijke vroomheid
○ Klassieke christelijke vorming
○ Kind losmaken van erfzonde
Van nature goed of kwaad?
Erasmus geloofde dat de mens van nature tot het goede geneigd was, dat kinderen al op jonge
leeftijd konden studeren, MAAR dat de mens zonder vorming slechter was dan een dier. Een dier
wordt tenminste nog geleid door zijn instinct, maar een mens die ‘niet doordrenkt is met de beste
kennis’ is tomeloos en gevaarlijker dan welk dier dan ook.
Volgens Erasmus is filosofische vorming dus noodzakelijk: men moet de rede aangeleerd krijgen,
om ‘de Zotheid’ te verdrijven. Bij geboorte is de mens al geschikt om gewoontes aan te leren. Zo
gauw de mens kan spreken, kan de wetenschappelijke vorming al beginnen.
Volgens Erasmus is wetenschappelijke / filosofische vorming essentieel!
In de 16e eeuw was de burgerij al doordrongen van het belang van opvoeding. Scholing is belangrijk
voor handel en de kerken vonden religieuze en morele vorming van belang. Het idee van
opvoedbaarheid / vormbaarheid / maakbaarheid werd algemeen onderschreven, vooral door de
humanisten!
Erasmus: gelooft sterk in de maakbaarheid van de mens / opvoedbaarheid!
Erasmus had vooral aandacht voor opvoeding tot deugd, vroomheid en goede manieren voor jongens
van de gegoede burgerij.
● Etiquetteboekje (1530) met advies voor beschaafd gedrag: jongens konden hieruit leren hoe
ze zich bescheiden, beheerst en ingetogen moesten gedragen (bijv. tafelmanieren, kleding,
etc).
● De gedragsregels waren geformuleerd voor zonen van de opkomende stedelijke burgerij,
die economisch kapitaal wilden omzetten in cultureel kapitaal. De manieren van de
aristocraten en boeren werden verworpen: goede manieren waren stadse manieren.
● Maakbaarheid van de mens:
○ Opvoeding en onderwijs moeten zo snel mogelijk beginnen.
○ Verbrak met de middeleeuwse idealisering van moederschap en richtte zich, net als
andere humanisten, op vaders: vaders moesten direct beginnen met de vorming van
kennis, deugd, vroomheid en goede manieren.
○ Greep terug op kindbeeld van Plutarchus (humanisten grepen terug naar klassieke
oudheid): het kind is vormbaar en kneedbaar als een stukje was, maar daarom ook
kwetsbaar en afhankelijk van de opvoeding.
, ○ Opvoeders mogen niet ruw zijn (niet slaan!) en moeten begrip hebben voor kinderlijke
speelsheid. Maar: er mag geen sprake zijn van verwennerij.
○ Vaders moeten het goede voorbeeld geven in wijsheid, rechtschapenheid en
ingetogenheid.
○ De bron van alle deugd is een liefdevolle en toegewijde opvoeding.
Erasmus schreef in het Latijn, maar zijn werk is in Europese talen vertaald en heeft invloed gehad op
zowel katholieken als protestanten, ook in de Republiek.
❖ Overeenkomsten Humanisme en reformatie: nadruk op vormbaarheid en belang van vroeg
leren, afkeer van verwennerij en voor vaderlijke onderrichting.
❖ Verschillen Humanisme en reformatie:
➢ Reformatie: gereformeerde predikanten in de Gouden Eeuw vonden niet alleen dat
het kind opvoedbaar was, maar ook verdorven.
■ Het tot zonde geneigde kind moest worden behoed voor verderf.
■ Er was volgens hen te veel toegevendheid en verwenning door Nederlandse
ouders.
■ De gereformeerde predikanten waarom daarom niet tegen lijfstraffen,
hardheid en slaan.
■ Koelman en Wittewrongel (piëtisme): voorbereiding op het eeuwige leven
door opvoeding tot godzaligheid waarin deugd en vroomheid samensmelten
(terwijl bij humanisme de nadruk ligt op burgerlijke welgemanierdheid). Dit
doel heiligde elk middel, ook slaan. Zo vroeg mogelijk beginnen met een
opvoeding tot vroomheid.
Jacob Cats calvinist die pleitte voor milde strengheid; niet te streng zijn, maar ook niet te slap. Gunde
kinderen een kindertijd vol spel en plezier.
Andere humanisten:
● Montaigne: honnête homme (oprechte mens); ideaalbeeld, gericht op adel. Hij vond
zelfstandig leren oordelen, deugd en wijsheid belangrijker dan kennis en wetenschap.
Paardrijden, converseren, discussiëren, muziek, dans, kosmopoliet zijn is van belang.
Kinderen moeten met toewijding, maar zonder verwenning worden opgevoed.
● Vives: had ook aandacht voor de gewone bevolking en meisjes. Keek naar inductieve
kennisverwerving, psychologische proces van kennisverwerving en individuele behoeften van
kind. Hij vond het belangrijk dat kinderen het alledaagse leven leerden kennen (anticipatie op
17e eeuwse realisme).
Reformatie (Hervorming)
Een scheiding in de kerk tussen de katholieken en de protestanten naar aanleiding van kritiek op
katholieke misstanden van Luther en Calvijn. In Nederland werd het calvinisme de dominante
godsdienst.
Hervormers (protestanten):
● Persoonlijke geloofsbeleving is belangrijker dan humanistische geleerdheid en ze waren
pessimistischer over de mens: de mens is uit zichzelf tot niets in staat en afhankelijk van
Goddelijke genade.
● Nadruk op menselijke zondigheid; de menselijke ziel is belast met erfzonde. Opvoeden tot
godzaligheid (deugd en vroomheid) is nodig om de ziel te redden.
● Zonder tussenkomst van kerkelijke autoriteit moet iemand zelf de bijbel
(geopenbaarde waarheid, kennis) kunnen lezen → bijbel moet toegankelijk worden
in de volkstaal volgens hervormers. Hierbij kwamen de humanistische
ontdekkingen van de oorspronkelijke teksten goed van pas en Erasmus’ editie
werd gebruikt om te vertalen in het Duits.
, ● Marnix van Sint Aldegonde (1540-1598)
○ Intellectuele ontwikkeling, vroomheid, praktische kennis voor handel, bestuur en
diplomatie en lichamelijke oefening van belang.
○ Kindgerichtheid: aansluiten bij de leefwereld van de adellijke kinderen, moedertaal
speelt grotere rol dan bij Erasmus.
○ Calvinistische strengheid in de opvoeding: memoriseren van bijbelteksten en strenge
straffen als je tegen het geloof inging.
○ Waarden (later burgerlijk moraal); soberheid, matigheid en bescheidenheid.
Contrareformatie = tegenbeweging van de katholieke kerk om katholieke leer te verspreiden (bijv.
katholieke scholen)
17e eeuw = Gouden Eeuw
Maar.. ook een eeuw van Godsdienstoorlogen, stagnatie en verval van het onderwijs.
2 pedagogische reacties op het humanistische ideaal van geletterdheid:
1. Pedagogisch realisme: keerde zich tegen de eenzijdige aandacht voor taal ten gunste van
zaakkennis (= kennis van de wereld om je heen).
○ Empirisme vs realisme: bij het empirisme ontstaat kennis door zintuiglijke
waarneming (Bacon) en bij realisme ontstaat kennis door logisch nadenken
(Descartes)
○ Overeenkomst empirisme en realisme: de mens is van nature in staat om tot
wetenschappelijke kennis te komen die in strijd kan zijn met het geloof. Traditie en
vooroordeel staan menselijke vooruitgang in de weg.
○ Pedagogisch Realisme van Comenius (1592-1670):
i. Vooral gericht op alledaagse kennis / zaakkennis.
ii. Pansofie (al-wijsheid): er zijn universele ordening beginselen die overal
gelden. Hij vergelijkt natuurlijke processen met het opvoedingsproces en stelt
de docent bijvoorbeeld gelijk aan de zon.
iii. Hij geloofde dat je met één goede methode les moest geven aan alle
kinderen, op een universele manier.
iv. Kindertijd moet niet worden bekort door ouderlijk ongeduld.
v. Comenius waarschuwde (anders dan humanisten) voor overlading; 2 uur les
en 2 uur les in de middag is genoeg.
2. Piëtisme: eenvoudige vroomheid is belangrijker dan geleerdheid.
○ Strenge opvoeding gericht op vroomheid.
VERLICHTING (1650 – 1800)
Uit de gewelddadige confrontatie tussen geloofsovertuigingen tijdens de hervorming ontstond er
behoefte aan tolerantie. Verlichting is ontstaan vanuit rationalisme.
John Locke (1632-1704)
Locke verdedigde de nieuwe politieke orde (volksvertegenwoordiging ontstaan bij Glorious revolution
in 1988) en was daarmee een wegbereider van de Verlichting.
Some thoughts concerning Education (1693): bundeling van brieven over de opvoeding van een
toekomstige landedelman.
Locke stond in de traditie van Bacon (empirisme): de menselijke geest is een tabula rasa, een
onbeschreven blad dat na geboorte door ervaring wordt gevuld. De mens wordt dus vooral door
opvoeding gevormd! Dit idee van opvoedbaarheid werd belangrijk in de Verlichting.