V Dermatologie voor huidtherapeuten samenvatting
H1 anatomie en fysiologie van de huid
1.1 Inleiding
- huidziektes komen veel voor maar kunnen ook erge gevolgen hebben (overleiden)
(melanoom, pemfigus, toxische epidermale necrolyse)
1.2 Anatomie fysiologie
Huid (epidermis, dermis, subcutis)
- epidermis, dermis. Gescheiden door (en aan elkaar verbonden) door basaalmembraan
- adnexen: haren, nagels, talgklieren, zweetklieren
1.2.1 Epidermis (opperhuid)
- buitenste laag van de huid, afkomstig van ectoderm
- verhoornend plaveiselepitheel, geeft huid en haar structuur
Bevat 5 soorten cellen (epidermis)
1. Keratinocyten (hoorncellen), 2. Melanocyten (pigmentcellen), 3. Langerhanscellen, 4.
Merkelcellen, 5. Stamcellen
1. keratinocyten
- na celdeling onderste laag epidermis schuiven keratinocyten geleidelijk in de huid omhoog waarbij
de (morfologische/biochemische) veranderingen ondergaan.
- dichter naar huidoppervlakte toe raken cellen steeds losser van elkaar en schilferen af. Duurt 28 tot
30 dagen (corneocyt). Huid wordt steeds elke 4 weken vernieuwd.
2. melanocyten (pigmentcellen)
- dendritisch, met vertakkingen, gelegen tussen basale keratinocyten
- functie: produceren melaninepigment (pigment producerende cellen)
- door polymerisatie van DOPA wordt melanine gevormd
(1. Eumelanine: bruin/zwart pigment, 2. Feomelanine: geelrode kleur, blanken)
- via uitlopers van melanocyten worden melanosomen met pigment getransporteerd naar
overgedragen omringde keratinocyten.
- functie melanine: celkernen van actieve basale keratinocyten te beschermen tegen beschadiging
door UV. De stralen worden door melanine geabsorbeerd.
- caroteen: oranje gekleurde stof die met epidermiscellen ophoopt. In groentes (vit A)
Pigmentvorming
- genetische factoren, hormonale invloeden, zon
- bij expositie aan licht van zon/zonnebank neemt aantal melanocyten toe, evenals grootte van aantal
melanosomen in melanocyten en de keratinocyten.
3. Langerhanscellen
- dendritische cellen, net boven stratum basale, in dermis komen de cellen ook voor
- immunocompetente cellen belangrijke functie antigenen aan immuunsysteem presenteren
- cellen kunnen verplaatsen binnen epidermis/dermis. Zo spelen ook belangrijke rol contact allergie
4. merkelcellen
- liggen in stratum basale en in buitenste haarwortel schede.
- komen vooral voor in onbehaarde huid, lippen, anale kanaal, handpalmen, vingertoppen, slijmvlies
- bevatten granulae waarin neuropeptiden worden aangetroffen, neuro-endocrine eigenschappen.
- epidermis maken ze contact met dunne zenuwvezels. Spelen rol bij tastzin
,5. stamcellen
- ongedifferentieerde cellen. Onbeperkt capaciteit om zich te delen (doen ze heel langzaam)
- aantal aanwezig in basale laag van epidermis, aan basis van talgklieren en ook in dermis/subcutis
- spelen rol bij wondgenezing. Regeneratie van huid en haargroei.
Tussengelegen lagen
- de cellen in de 3 lagen verplaatsen zich steeds verder van het stratum basale af
- tegelijkertijd specialiseren ze zich om de beschermende barrière van de huid te worden
Rol huiddoorbloeding
- bloed met veel zuurstof is helderrood (bij licht gepigmenteerde mensen valt dit dus op)
- vaten verwijden (rode kleur), vaten tijdelijk vernauwen (bleek gezicht)
- Wanneer dat lang aanhoudt krijgen weefsels weinig zuurstof en wordt het blauw (cyanose).
(aandoeningen bloedsomloop, ademhaling, hartfalen of ernstige astma.
De epidermis en Vit D3
- tijdens blootstelling aan UV zetten epidermiscellen in stratum spinosum en basale een cholesterol
verwant om in vitamine D3
- lever zet Vit D3 om in tussen product dat nieren gebruiken om het hormoon calcitriol te vormen
(een hormoon dat noodzakelijk is voor opname calcium/fosfor door dunne darm)
- onvoldoende Vit D3: kunnen beenderen zwakker en buigzamer worden
Huidkanker
- moedervlekken en wratten zijn voorbeelden van goedaardige tumoren
- meest voorkomende: carcinomen (basaalcelcarcinoom), lijkt op glanzige bobbel
- in stratum basale ontstaat carcinomen van plaveisel epitheel. Waarbij oppervlakkiger gelegen
epidermiscellen zijn betrokken. (komen minder vaak voor)
- levensbedreigende: maligne melanomen (kwaadaardige melanocyt die snel uitzaait naar lymfe)
Melanoom: begint meestal bij een moedervlek, prognose overleving wanneer ontdekt/behandeld
1.2.2 Basaalmembraan
Basaalmembraan
- onder basale cellaag van opperhuid
- dunne/complexe structuur, grenslaag vormt tussen opperhuid en lederhuid
- met elektronenmicroscopie kunnen 3 lagen worden onderscheiden
(lamina lucida, lamina densa, lamina subdensa)
- basale membraan is essentieel bij aanhechting van epidermis aan dermis vormt daarnaast een
belangrijke barrière tegen binnen dringen van grovere moleculen van buitenaf door de huid.
- vormt epidermiskammen
Epidermiskammen
- steken dermale papillae omhoog epidermis in. verbinding tussen lagen sterker/diffusie tussen
epidermis en dermis wordt vergroot
- ondergaat meer wrijving waardoor handen/voeten meer houvast hebben
- Het patroon vingertoppen vormt basis vingerafdruk. bepaald door genen, deels door omgeving
baarmoeder. Het patroon is uniek en blijft hele leven onveranderd
stratum basale
- diepste epidermis laag wordt stratum basale, kiemlaag of stratum germinativum genoemd.
- een laag kubisch of cylindrische keratinocyten. Hier vind celdeling plaats
, - hyper proliferatieve epidermis: opperhuid waarin cellen zich sneller dan normaal delen
- door deze lagen is epidermis stevig verankerd aan celmembraan – aan onderliggende dermis
- vormt epidermiskammen
1.2.3 Dermis
- cutis/lederhuid/corium
- afkomstig uit mesoderm, bevat soorten cellen en vezels
- bevinden bloedvaten, lymfevaten, zenuwvezels, delen van adnexen
- oppervlakkige stratum papillaire bevind zich direct onder epidermis en heeft uitlopers in golvende
epidermis (dermale papillen). Loopt mee door tot in subcutis
- diepere deel dermis is stratum reticulaire: bevat grovere vezels, minder cellen oppervlakkige deel.
- dermatitis: ontsteking vd huid waarbij voornamelijk papillaire laag vd huid betrokken is
Cellen in dermis
- fibroblasten: spoelvormige cellen die moleculen voor grondsubstantie produceren evenals aantal
enzymen zoals collagenase en elastase. Spelen grote rol bij wondgenezing.
- macrofagen: cellen die vaste deeltjes (bacteriën), uit omgeving kunnen opnemen en verteren
- myofibroblasten: morfologische varianten fibroblasten
- Langerhanscellen, mestcellen, aantal T-lymfocyten
(mestcellen: bevatten vaat actieve stoffen zoals histamine, heparine, serotonine die bij
ontstekingsproces rol spelen)
Vezels in dermis
1. Collageen: zorgen voor stevigheid, elasticiteit en voor het opvangen van mechanische krachten die
op de huid worden uitgeoefend. De vezels zijn niet elastisch maar is een eigenschap vanwege de
vorm. Collageen kan lang in dermis aanwezig blijven.
2. elastine: een fijn netwerk in dermis dat veerkracht en elasticiteit aan huid geeft.
Grondsubstantie
- vormloze viskeuze gel geproduceerd door fibroblasten en ruimte vullen tussen vezels en cellen
- vezels + grondstof: dermale matrix
- hyaluronzuur heeft sterke waterbindende capaciteit, speelt daardoor rol bij hydratie van de huid
- water en elektrolyten
- wondgenezing: cel migratie
Bloed en lymfevaten
- stratum papillare: dieper netwerk op grens van dermis, subcutis. diverse onderlinge verbindingen.
- papiltoppen gaan aanvoerende arteriolen over in capillairen en vervolgens in venulen. Zorgt voor
aanvoer van zuurstof/voedingstoffen voor weefsels en spelen rol warmtehuishouding door samen
trekken of uit zetten
- epidermis bevat geen bloedvoorziening en is voor zijn voeding en zuurstof aangewezen op diffusie
vanuit capillairen in papiltoppen
- in dermis is uitgebreid netwerk van samenhangende dun-wandige lymfevaten. Zorgen voor
drainage van weefsels door afvoer van overtollig vocht. Lymfevaten zijn ook belangrijk voor
immuunsysteem
Zenuwvezels
- efferent: afvoerend. Autonome systeem met gemyeliniseerde vezels. Verantwoordelijk voor
zweetklieren, bloedvaten in de huid en haarspiertjes