Leerdoelen uit het toetsmatrijs van EMC itslearning zijn uitgewerkt door middel van de verplicht gestelde literatuur. Dit document bevat enkel de leerdoelen van leereenheid 3 > De zieke zuigeling.
In de preview zijn de uitgewerkte leerdoelen weergegeven in de inhoudsopgave. Voor de andere le...
Inhoudsopgave
Zuur-base evenwicht............................................................................................................................................................4
Het functioneren van de cel onder invloed van de pH beredeneren+ de fysiologie (pH hoog en laag) (zuren en basen)
verklaren........................................................................................................................................................................... 4
De onderdelen en normaalwaarden van het bloedgas benoemen...................................................................................4
Het verschil aangeven tussen een arteriële en een veneus bloedgas...............................................................................4
Uitleggen wat H+ en natriumbicarbonaat voor functie hebben........................................................................................4
Beredeneren wat een respiratoire alkalose of acidose + wat een metabole alkalose of acidose is..................................5
Beredeneren hoe de regulatie plaatsvindt met de longen en de nieren...........................................................................6
Uitleg geven over verschillende astruppen.......................................................................................................................7
Elektrolyten........................................................................................................................................................................... 8
De indeling, samenstelling en verhouding van vocht in het lichaam beschrijven.............................................................8
Uitleggen wat de normale behoefte aan vocht is.............................................................................................................8
Beredeneren welke observaties er nodig zijn bij een kind dat verdacht wordt van dehydratie.......................................8
De begrippen hypertoon, hypotoon en isotoon uitleggen................................................................................................9
Beredeneren welke dehydratie soorten er zijn en hoe die behandelt moeten worden...................................................9
De normaalwaarden van natrium en kalium benoemen.................................................................................................10
Beredeneren wanneer er een elektrolytenstoornis op kan treden + welke interventies nodig zijn...............................10
Perinatale sterfte................................................................................................................................................................ 12
De fasen van Kubler Ross uitleggen................................................................................................................................12
Complicerende factoren bij rouwverwerking benoemen...............................................................................................12
Beredeneren wat goed zorgen is na overlijden + waarom dit belangrijk is voor de ouders............................................12
Benoemen welke moeilijke momenten er kunnen zijn voor ouders na het overlijden van hun kind.............................12
Vertellen wat anticiperen op de toekomst inhoudt na het overlijden van een neonaat................................................12
Beredeneren hoe ouderbegeleiding gegeven kan worden na het overlijden van hun kind............................................12
NAS/FAS.............................................................................................................................................................................. 14
Beredeneren welke gevolgen middelengebruik door moeder teweeg kan brengen bij de ongeboren zuigeling en
neonaat........................................................................................................................................................................... 14
Beschrijven welke specifieke zorg aan het kind gegeven moet worden met NAS/FAS...................................................14
Verzamelde gegevens via het Finnegan score formulier kunnen interpreteren.............................................................15
Beredeneren welke adequate basiszorg aanwezig moet zijn voordat een kind met NAS/FAS verschijnselen naar huis
mag................................................................................................................................................................................. 15
Aangeboren hartafwijkingen..............................................................................................................................................17
De foetale circulatie beredeneren..................................................................................................................................17
De circulatie na de geboorte beredeneren.....................................................................................................................17
De normale anatomie van het hart beredeneren...........................................................................................................18
De navelvaten benoemen...............................................................................................................................................18
Beredeneren wat een cyanotische of een niet-cyanotische hartafwijking is..................................................................18
L3 – De zieke zuigeling - 1
, Verklaren wat een links-rechts shunt is..........................................................................................................................19
De aandoeningen VSD, ASD, OBD, Fallot, transpositie van de grote vaten en hypoplastisch linkerhart kunnen
beredeneren...................................................................................................................................................................20
Afweer en immuniteit.........................................................................................................................................................23
Verklaren wat de humorale afweer en cellulaire afweer inhoudt..................................................................................23
Beschrijven welke de niet-specifieke afweer mechanismen zijn.....................................................................................23
Beschrijven welke de specifieke afweermechanismen zijn.............................................................................................23
Functies van de huid en slijmvliezen in de afweer beredeneren....................................................................................23
Vroege en late infecties benoemen................................................................................................................................25
Het klinische beeld van een infectie bij een neonaat beschrijven...................................................................................25
Verwekkers van neonatale infecties beschrijven (TORCH)..............................................................................................25
Meest voorkomende bacteriële verwekkers van infecties bij neonaten benoemen......................................................25
Het begrip immunisatie uitleggen...................................................................................................................................26
Specifieke zorg aan neonaten.............................................................................................................................................27
Verschillen verklaren tussen prematuur, dysmatuur en serotien kind, en de daarbij behorende complicaties
beredeneren...................................................................................................................................................................27
De voorgaande lessen (zuurbase evenwicht, cardio, immunologie, voeding) toepassen en beredeneren bij prematuur,
dysmatuur en serotien geborenen + de verpleegkundige zorg en bijbehorende interventies beredeneren..................27
De oorzaken en gevolgen beredeneren van respiratoire aandoeningen van de neonaat...............................................30
Oorzaken en gevolgen beredeneren van aangeboren aandoeningen van de neonaat...................................................30
Oorzaken en gevolgen beredeneren van pijn en stress..................................................................................................31
De gevolgen van een bloedgroep of rhesus antagonisme verklaren..............................................................................31
Beredeneren wat oorzaak kan zijn van een hyperbilirubinemie.....................................................................................32
Interventies beredeneren bij hyperbilirubinemie...........................................................................................................32
Verschillende chromosoom afwijkingen beschrijven......................................................................................................32
Beschrijven welke screenings er bij neonaten plaatsvinden en hoe en wanneer deze tests worden afgenomen..........33
Beredeneren wat de oorzaken kunnen zijn van een metabole ontregeling bij een stofwisselingsziekte.......................34
Verklaren wat autosomale recessieve overerving en geslachtsgebonden overerving is.................................................34
Verschillende midden defecten beschrijven (lip en kaak, buikdefecten)........................................................................34
Verschillende aangeboren aandoeningen van de tractus digestivus beschrijven...........................................................34
Verschillende geboorte traumata beredeneren.............................................................................................................34
Kindermishandeling/huiselijk geweld.................................................................................................................................35
Signalen van gedrag verklaren van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.............................................................35
Verschillende vormen van kindermishandeling beschrijven...........................................................................................35
Risicofactoren van ouders/kind en gezin verklaren........................................................................................................36
De aandachtspunten bij een aanpak van kindermishandeling/huiselijk geweld verklaren.............................................36
De gevolgen (fysiek, fysiologisch, emotioneel sociaal en gedragsmatig van kindermishandeling/huiselijk geweld
beredeneren...................................................................................................................................................................36
Beschrijven hoe de melding van huiselijk geweld/kindermishandeling gedaan moet worden.......................................36
Beschrijven welke factoren er bij de hulpverlener kunnen zijn om de kindermishandeling/huiselijk geweld niet te
herkennen.......................................................................................................................................................................37
L3 – De zieke zuigeling - 2
, Beschrijven welke werkwijze het ‘Meldpunt Kindermishandeling’ heeft........................................................................37
Farmacologie...................................................................................................................................................................... 38
Uitleggen wat farmacologie inhoudt...............................................................................................................................38
Uitleggen wat bedoeld wordt met farmacokinetiek en farmacodynamiek.....................................................................38
Uitleggen uit welke fasen deze bestaan (absorptie, distributie, metabolisme en eliminatie).........................................38
Beredeneren wat een halfwaardetijd is..........................................................................................................................39
ABCDE/PBLS........................................................................................................................................................................ 40
Uitleggen wat de normaalwaarden zijn van de vitale functies van de pasgeboren tot 28 dagen zijn.............................40
Uitleggen wat de ABCDE-methodiek inhoudt en hoe het toepassen op de pasgeborene tot 28 dagen is......................40
Uitleggen wat de PBLS inhoudt en hoe het toepassen op de pasgeborenen tot 28 dagen is.........................................42
L3 – De zieke zuigeling - 3
, Zuur-base evenwicht
Het functioneren van de cel onder invloed van de pH beredeneren+ de fysiologie (pH hoog en
laag) (zuren en basen) verklaren
Het zuur-base evenwicht is de regulatie van de waterstofionen concentratie in de lichaamsvloeistoffen.
Het regulatiesysteem van het zuur-base evenwicht in het lichaam moet ervoor zorgen dat de
waterstofionen concentratie binnen zeer nauwe grenzen constant worden gehouden. Een goede pH wil
zeggen dat het zuur-base evenwicht stabiel is. De normaalwaarden voor de pH liggen tussen de 7,35 en
7,45. Bij verstoring van het evenwicht kan de pH, zuurgraad van het plasma, dalen of stijgen. Via de
longen wordt er zuurstof opgenomen dat nodig is voor de verbranding van voedingsstoffen in de cellen. Bij
de verbranding komen afvalstoffen/producten vrij. Deze kunnen zorgen voor een daling van de pH, en dus
een verstoring in het evenwicht. Uitscheiding van CO2 via de longen en H+ ionen via de nieren zorgen
voor handhaving.
H+ ionen zijn zuren. De pH wordt bepaald door de concentratie van de vrije H+ ionen. Hoe lager de pH,
hoe meer H+ ionen.
Stijging van de concentratie van vrije H+ ionen betekent een daling van de pH. Er wordt gesproken van
een acidose als de waarde kleiner is dan 7,35.
Daling van de concentratie van vrije H+ ionen betekent een stijging van de pH. Er wordt gesproken van
een alkalose als de pH hoger is dan 7,45.
Bij een afwijkende pH in het plasma is er bijna altijd sprake van een acute stoornis.
De onderdelen en normaalwaarden van het bloedgas benoemen
Een bloedgas is een uiting van de toestand waarin het zuur-base evenwicht zich op dat moment bevindt.
- paCO2: koolstofdioxide spanning in het arteriële bloed (zoolzuurspanning). CO2 is het afbraakproduct
van het cel metabolisme. CO2 is een gas dat slecht oplost in water. Dit heeft als voordeel dat het door de
slechte oplosbaarheid wel makkelijk via de longen kan worden uitgescheiden. Hierdoor draagt het CO2
bij aan het instandhouden van de pH-balans.
- HCO3: concentratie bicarbonaat in het arteriële bloed gemeten in een bloedmonster bij een temp van 37
graden en bij een PCO2 van 40mmHG. Wanneer de patiënt koorts heeft, dient er een correctie plaats te
vinden. Bicarbonaat is een stof die zorgt voor het transport van CO2. Bicarbonaat is de belangrijkste
buffer met betrekking tot het in evenwicht houden van het zuur-base evenwicht als er sprake is van een
verstoring.
- BE: base exces; beschrijft het tekort of te veel aan buffercapaciteit ten opzichte van het standaard
bicarbonaat. Bij een normaal zuur-base evenwicht is de BE 0 (= bicarbonaat 24 mmol/L). Een negatieve
BE kan inhouden dat er sprake is van tekort aan base, en dus een metabole acidose. Een positieve BE
wijst op een overmaat aan base en past bij een metabole alkalose. Echter, een afwijkende BE slaat niet
altijd op een metabole stoornis.
- paO2: zuurstofspanning; hoeveelheid zuurstof dat zich in het plasma bevindt.
- SaO2: saturatie van het bloed; de hoeveelheid hemoglobinecellen in het bloed die in
staat zijn zuurstof aan zich te binden nadat het bloed door de longvaten is gestoomd.
In een aantal ziekenhuis wordt gewerkt met kPa voor de CO2 en O2. In andere echter
met mmHg.
Omrekenformule: kPa x 7,5 = mmHg
mmHg x 0,133 = kPa
Het verschil aangeven tussen een arteriële en een veneus bloedgas
Bloedgas wordt afgenomen om de verhouding zuurstof en koolstofdioxide in het bloed te behalen en het
zuur-base evenwicht te controleren. Het evenwicht is van belang voor goed functioneren van diverse
processen en enzymen in het lichaam. Voor de meting wordt gebruik gemaakt een bloedmonster uit de
slagader of de ader. Bloed uit de slagader (arterieel bloed) transporteert O2 van de longen naar organen.
Veneus bloed brengt CO2, dat ontstaat bij O2-gebruik door de organen, weer terug naar de longen.
Bloedgassen verschillen in de slagaders daardoor sterk van bloedgassen in de aders.
Bij pasgeborenen die moeite hebben met ademen na de partus wordt bloed afgenomen uit de slagader en
ader in de navelstreng. In beide bloedmonsters worden daarna de bloedgassen gemeten.
Uitleggen wat H+ en natriumbicarbonaat voor functie hebben
Waterstofionen bevinden zich in alle lichaamscompartimenten. De concentratie ionen in het plasma
bedraagt 40 nmmol/L. Waterstofionen zijn zeer klein, en daarom chemisch zeer actief. De ionen zijn in
staat verbindingen aan te gaan met grote moleculen zoals eiwitten. Dit heeft consequentie voor onder
ander enzymen, maar ook voor fysiologische processen zoals de bloedstolling en de contractie van
spieren. Per dag wordt een grote hoeveelheid waterstofionen geproduceerd door verbanding. Toch blijft de
concentratie stabiel.
L3 – De zieke zuigeling - 4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LotteKleijn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,48. Je zit daarna nergens aan vast.