4.1 Stad, Economie en Samenleving | Master GVB 2022-2023
Colleges
Stad, Economie en Samenleving
Inhoud
College 1 – De industriële stad: steden en de opkomst van het kapitalisme ....................................... 2
College 2 – De politieke economie van grootsteden: stedelijke ontwikkeling en groeicoalities ........ 7
College 3 – Globale steden: mondialisering en de verdeelde stedelijke arbeidsmarkt ..................... 14
College 4 – Stedelijke schaduweconomieën: drugshandel, zwart werk en sekswerk ....................... 26
College 5 – De postindustriële stad: cultuur, consumptie en de creatieve industrie ........................ 34
College 6 – De diverse stad: arbeidsmigratie, etnisch ondernemerschap en vrouwen op
arbeidsmarkt ......................................................................................................................................... 42
College 7 – De duurzame en slimme stad? Recente ontwikkelingen in de stadseconomie .............. 50
College 8 – Actualiteitencollege: de Rotterdamse wooncrisis onder de loep .................................... 58
1
,4.1 Stad, Economie en Samenleving | Master GVB 2022-2023
College 1 – De industriële stad: steden en de opkomst van het kapitalisme
Context: opkomst van het kapitalisme en de industriële stad
▪ Schok overgang van rurale naar een verstedelijkte samenleving.
▪ Maatschappelijke afbraak (waarden/regels/gedragingen/traditionele machtsrelaties) en
vernieuwing.
- Centra economische groei veranderen (1050-1800) door opkomst geldeconomie
(inzetten om te investeren op andere plekken, leidt tot kapitaal en groei).
- Meer competitie tussen landen (Marx).
▪ Industriële revolutie drijft urbanisering naar ongekende hoogtes.
- De opkomst van de industriële stad als context; ook concentratie van armoede in wijken.
- Denkers proberen dit te verklaren (zie vanaf Weber).
▪ ‘De stad’ niet altijd expliciet op de voorgrond, maar fungeert wel impliciet als decor voor
deze sociale veranderingen.
- Voorbij economische kijken naar verklaringen (solidariteit etc.).
I. Economische functies van steden (Weber)
▪ Max Weber (1864-1920), Duitsland.
▪ Verstehende, interpretatieve traditie. Kapitalisme in westerse wereld verklaren. Algemene
interesse in wetenschap ^ handelen van mensen te begrijpen. Protestantse ethiek. Voorloper
van rationeel berekend denken en handelen.
▪ The City (1921): middeleeuwse stad belangrijke voorloper van industriële, kapitalistische stad
in Europa.
- Stad is niet grootte of bevolkingsdichtheid, maar economie als fundamenteel kenmerk
van de stad. Handel, maar nog steeds onvoldoende (zelfvoorzienend). Markteconomie.
▪ Weber argumenteert dat sociale relaties in steden de ‘moderne’ samenleving mee mogelijk
maakten.
▪ Stad wordt doorgaans kwantitatief gedefinieerd.
▪ Weber schuift economie naar voor als essentiële karakteristiek van ‘de stad’ (stad als
marktplaats).
Ideaaltypen stedelijke economieën
1. Consumentenstad: “The presence in residence of large consumers of special economic
character is of decisive economic importance for the local tradesmen and merchants.” Trok
aristocratie aan, kapitaal omzetten in politieke macht.
2. Producentenstad: produceert iets, Tilburg textielstad.
3. Handel(aars)stad: koopkracht en heffen van belastingen, aanwezigheid van kapitaal net zoals
in de moderne stad. Niet zelfstandig, heeft iets nodig.
4. *Fort.
5. *…
➔ Dit zijn ideaaltypen waarbij de meest dominante economische component benadrukt
worden: ‘actual cities nearly always represent mixed types’.
- Interpretatie van observaties (Weber), indelingen.
2
,4.1 Stad, Economie en Samenleving | Master GVB 2022-2023
Politieke economie
➔ Er ontstaan ook conflicten. Groepen met bepaalde belangen. Machthebbers met politieke
macht. Wenden ze aan om hun belangen van groep in de samenleving te verdedigen. Pure
economie volstaat dus niet.
▪ ‘Stedelijk economisch beleid’: stabiliseren van de lokale stedelijke economie door massa’s
goedkoop te voeden (stedeling kan niet vanuit eigen land aan voedselbehoeften voldoen) en
economische opportuniteiten van handelaars en kooplieden te standaardiseren.
▪ ‘Stedelijke gemeenschap’: bestond enkel in het westen en in de middeleeuwen (voorloper
van kapitalistische economie die later zal ontstaan, maar niet in het Verre Oosten volgens
Weber). Essentiële elementen stedelijke gemeenschap:
- Fusie fort (politiek georiënteerd, bescherming van een stad om handel te kunnen drijven)
en marktplaats (economisch georiënteerd).
- Autonoom gerechtshof (t.o.v. de rest van de samenleving).
- Politieke vertegenwoordigers verkozen door stadsbewoners.
▪ Ontwikkelingen van steden mede bepaald door opkomen en transformatie van bepaalde
sociale groepen (clans, gildes, etc.) zichzelf gaan organiseren en hun eigen belangen
nastreven.
▪ Verschil met Marx: hij ziet het als belangenstrijd. Machthebbers vs. werkverkopers. Maar
kunnen ook niet zonder elkaar bestaan.
II. Arbeidsverdeling als motor industrialisatie (Smith)
▪ Adam Smith (1723-1790), Verenigd Koninkrijk.
▪ The Wealth of Nations (1776), On the Division of Labor.
- Arbeidsverdeling maakt welvaart mogelijk door het verhogen van de hoeveelheid van
werk. Waar komt die welvaartsgroei vandaan?
▪ Drie oorzaken:
- Toegenomen behendigheid van elke individuele arbeider.
- Tijdswinst.
- Faciliterende werking van machines voor productie.
‘Natuurlijke’ arbeidsverdeling en stedelijke competitie
▪ Elk individu heeft natuurlijke inclinatie (eigenbelang om beste plaats/werk te zoeken) om
dat beroep uit te oefenen dat zijn/haar eigen vaardigheden maximaliseert, en onrechtstreeks
ook de welvaart van de natie.
▪ Er is geen nood aan regulering van dit ‘natuurlijke’ systeem, daar de optimale
welvaartsuitkomst vanzelf wordt bereikt (kleine overheid).
▪ Industriële productie gedijt beter in steden dan in het platteland. Relaties aangaan.
▪ Stedelijke economie biedt kansen aan ondernemers.
Extra: sociale impact arbeidsverdeling op stedelijke gemeenschap (Durkheim)
▪ Émile Durkheim (1858-1917), Frankrijk.
▪ Objectieve, wetenschappelijke studie van de samenleving is doel van sociologie (sociaal
realisme).
▪ Oorzaak sociale feiten onduidelijk.
▪ Sociale feiten: wijzen van handelen, denken en voelen die uitwendig zijn aan het individu en
een dwingende macht op hem uitoefenen. Bv. instituties, waarden, collectief bewustzijn.
▪ Eén van de sociale feiten die Durkheim bestudeert in de moderne, verstedelijkte
samenleving, is de effecten van de doorgedreven arbeidsverdeling.
3
, 4.1 Stad, Economie en Samenleving | Master GVB 2022-2023
- Wat is de morele en sociale code die schuilgaat achter de samenleving gezien het feit dat
alle banden in pre-industriële tijd op de schop zijn gegaan?
▪ Twee vormen solidariteit: mechanische (in premoderne, homogene samenleving, weinig
geïndividualiseerd, gemeenschappelijk bewustzijn) vs. organische solidariteit (moderne,
heterogene samenleving, individualisme, arbeidsverdeling, onderlinge interdependentie en
coöperatie tussen gedifferentieerde en gespecialiseerde individuen).
Extra: arbeidsverdeling en stedelijke dynamiek
▪ Premoderne tijd: weinig territoriale mobiliteit, mensen zoeken geen werk buiten de eigen
stad.
▪ Steden groeien door massale migratie van platteland naar steden in industriële tijdperk.
▪ Effect: verzwakken van de sociale controle en morele grip op individu.
▪ Steden zijn daarom plaatsen van groei, creativiteit en innovatie.
III. Industrialisatie als drijvende kracht en urbanisatie (Marx)
▪ Karl Marx (1818-1883), Duitsland.
▪ The German Ideology (1846), Marx en Engels.
- Historisch materialisme: verklaren opkomst van de steden vanuit economische
machtsverhoudingen. Alles wordt economisch verklaard op een kritische manier. Het
wordt ook deels politiek verklaard. Politiek is het verlengstuk van de economische
machtsverhoudingen. Er zit ook deterministische kant (klassenverhoudingen) aan van
wetmatigheden.
- Arbeidsverdeling ligt mee aan de basis van het bestaan van twee klassen in steden. De
arbeidsverdeling helpt volgens deze auteurs níét per se mee aan de organische
solidariteit.
- De landverhuizers zijn vaak slecht georganiseerd en hebben slechts hun arbeid en hun
tradities en gebruiken.
- Het individu dient zich te onderwerpen aan de arbeidsverdeling (<-> vrije keuze, is er niet
voor arbeiders).
➔ Marx en Engels trachten dit aan te tonen door veranderende klassenverhoudingen door de
tijd te bestuderen.
Evolutie van stedelijke klassenverhoudingen
▪ Middeleeuwse stad:
- Ongeorganiseerde arbeidsmigranten platteland tegenover georganiseerde macht van de
‘meesters’.
- Worden daar ingezet waar het best belangen van meesters diende.
- Nog steeds sterk geïnvesteerd in werk.
- Sociale strijd speelt zich af tussen burgerij (‘bourgeoisie’) en adel.
▪ Industriële stad:
- Nieuwe arbeidsverhoudingen tussen arbeider en kapitalist in manufacturen. Klasse =
gebrek aan sociale mobiliteit, klassenstrijd.
- Handel en fabrieken creëren nieuwe dominante klasse ‘big bourgeoisie’.
- Grootindustrie verspreid zich door universalisering van competitie tussen naties
(‘wereldgeschiedenis’). Natuurlijke kapitaal verschuift naar moderne vormen
(investeringen elders). Kapitaal accumulatie, winst en productiviteit verhogen,
polarisatie.
4