SOCIALE PSYCHOLOGIE
HOORCOLLEGE AANTEKENINGEN
HOORCOLLEGE 1
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie van de manieren waarop
mensen hun gedachten, gevoelens en gedragingen worden beïnvloed door de
aanwezigheid van andere mensen.
Heider en Simmel (1944) = de mens construeert eigen sociale realiteit (social
construals), vaak in termen van persoonseigenschappen.
Lee Ross = oorzaken gedrag toeschrijven aan persoonlijkheidseigenschappen
(fundamentele attributiefout).
Self-Fulfilling Prophecy = (on)geloof in een persoon veroorzaakt dat (on)geloof in
een persoon realiteit wordt. Mensen geven graag niet toe dat ze zich vergissen, ze
zoeken meteen de bevestiging van hun eerste indruk, van alle informatie die
binnenkomt, blijft vooral de ‘zie je wel’-indruk hangen.
Ovidius = pygmalion-effect, toneelstuk, professor Henry Higgins beweert dat hij de
Londense bloemenverkoopster, Eliza Dolittle, kan laten doorgaan voor een hertogin.
De mens is een sociaal dier, dus de mens wordt sterk beïnvloed door zijn/haar
sociale omgeving én is dier.
Kurt Lewin = wat we denken, doen en voelen is een functie van persoonlijkheid en
situatie. Verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde situatie.
Situatie perceptie cognitie motivatie en gedrag.
Manieren van informatie verwerken =
- Gecontroleerd/automatisch.
Systematisch – Heuristisch.
Centraal – Perifeer.
Rationalistisch – Experimenteel.
- Wanneer wat?
Willen, gemotiveerd, belangrijk, zelf gerelateerd.
Kunnen, genoeg cognitieve capaciteit, voldoende informatie.
Schema’s en heuristieken als je niet anders wil, niet anders kunt (minder
gecontroleerd).
Confirmation bias = we neigen ernaar om vragen te stellen die onze hypotheses
bevestigen. Terwijl strikt genomen hypotheses alleen ontkracht en niet bewezen
kunnen worden.
Hindsight bias = er gebeurt iets en daardoor verander je je mening erover.
Loewenstein (1996) = cold-hot empathy gap = je kunt je moeilijk verplaatsen in de
situatie van een ander, ondanks dat je jezelf in de situatie hebt bevonden.
, HOORCOLLEGE 2
Invloed op de sociale psychologie, Adolf Hitler =
- Concentratiekampen.
- Beïnvloeding van veel mensen.
- Onderzoek naar sociale beïnvloeding en gehoorzaamheid.
Lewin = veldtheorie, wij mensen bevinden ons in een voortdurend veranderend
krachtenveld waarin verschillende krachten (vanuit onszelf of vanuit andere
personen) op ons worden uitgeoefend. Het gedrag van de persoon is een functie van
de persoonlijkheid en de situatie.
Latané = sociale beïnvloeding is afhankelijk van aantal anderen dat druk uitoefent,
waarde gehecht aan de bron van de sociale druk en de nabijheid van de bron (fysiek
of psychologisch, aanwezig in gedachten).
Conformiteit =
- Informationeel, the need to be accurate.
Vaak weten we niet wat we moeten doen, informatieonzekerheid, kijken
wat anderen doen.
- Normatief, the need to be accepted.
Asch = objectief duidelijk interpreteerbare stimuli, zonder sociale beïnvloeding altijd
goede antwoord.
Persoonsperceptie = hoe begrijpen wij andere personen?
Zelf-perceptie = hoe begrijpen wij onszelf?
- Door ogen van anderen.
- Sociale omgeving als referentiekader.
- Biases.
- Emoties als info.
Cooley = we zien onszelf door de ogen van anderen (looking-glass self).
Self-serving attributional bias = toeschrijven van eigen succes aan onszelf en ons
eigen falen wijzen we af aan de situatie.
Emoties die wij aan ons zelf kunnen zien hebben invloed op hoe wij dingen ervaren.
Als wij een sip gezicht trekken, vinden wij een strip bijvoorbeeld minder grappig.
Attitudes = evaluatieve gedachten die mensen hebben over hun sociale omgeving
en de zaken die zich daarin bevinden. Toepassingen hiervan in reclames of politieke
campagnes.
Hoe worden attitudes gevormd?
Als veel mensen iets doen (descriptieve norm), zullen veel mensen dit navolgen
(prescriptieve norm). Als we iets toevoegen wat anderen goedkeuren (injunctieve
norm), dan help je om te bereiken wat wij mensen allemaal graag willen. Attitudes
worden ook gevormd door je omgeving, bijvoorbeeld op welke school je zit.