Medisch Fundament: De Zintuigen
Onze zintuigen stellen ons in staat de buitenwereld waar te nemen. Wat we waarnemen is
afhankelijk van de plaats in de hersenschors waar deze prikkel aankomt. Een impuls die het
hoorcentrum prikkelt, wordt als geluid waargenomen, een impuls die het smaakcentrum prikkelt als
smaak, een prikkel die het gezichtscentrum prikkelt als beeld of licht. De prikkel die het bijbehorende
hersencentrum prikkelt, noemen we een adequate prikkel.
We hebben de volgende zes zintuigen:
1. De ogen fungeren als gezichtszintuigen; ze stellen ons in staat om te zien. Onze ogen
reageren op licht als adequate prikkel.
2. De oren fungeren als gehoorszintuigen. Onze oren reageren op geluid als adequate prikkel.
3. Het evenwichtszintuig geeft onze hersenschors informatie over onze houding. De stand van
het hoofd en de bewegingen die we met ons hoofd maken, zijn de adequate prikkels.
4. De neus fungeert als reukzintuig. De neus reageert op geuren en dat zijn moleculen van de te
ruiken stof als adequate prikkel.
5. De tong fungeert als smaakzintuig. De tong reageert eveneens op moleculen van de te
proeven stof als adequate prikkel.
6. De gevoelszintuigen die zich in de huid bevinden. Zij geven informatie door over de
omgeving. We onderscheiden de tastzin, de temperatuurzin en de pijnzin. Deze zintuigen
reageren op mechanische prikkels zoals druk, thermische prikkels zoals warmte of koude als
adequate prikkel.
Anatomie van het oog
De oculi (meervoud) - oculus (enkelvoud) liggen in de schedel in de orbitae (oogkassen). Het oog
bestaat uit de volgende onderdelen:
1. de bulbus oculi: de oogbol
2. de hulporganen van het oog.
De oogbol bestaat van buiten naar binnen uit:
1. de sclera: de harde oogrok
2. de choroidea: het vaatvlies
3. de retina: het netvlies
4. het corpus vitreum: het glasachtig lichaam.
De sclera is een stevige witte laag rond de oogbol en heeft een beschermende functie. Aan de
voorzijde bestaat de sclera uit een helder en doorzichtig vlies, de cornea (het hoornvlies). Door het
hoornvlies komen de lichtstralen het oog binnen. Aan de sclera zijn de oogspieren bevestigd.
De choroidea is een vaatrijk vlies. Via deze vaten wordt de oogbol voorzien van zuurstof en voedings-
stoffen. Aan de voorzijde van de oogbol gaat de choroidea over in het straalvormig lichaam waarin de
ooglens is opgehangen. Ter hoogte van het netvlies gaat het vaatvlies over in het regenboogvlies: de
iris. Hierin bevinden zich pigmentstoffen die de oogkleur bepalen. Middenin de iris bevindt zich de
pupil. Dat is een gaatje in de iris waardoor de lichtstralen het oog binnenkomen. De pupil kan zich
verwijden of vernauwen, al naar gelang de hoeveelheid licht die binnenvalt. De pupil is zwart omdat
daar geen licht weerkaatst wordt, het verdwijnt op die plek in het oog.
De retina is het binnenste oogvlies dat de eigenlijke lichtzintuigjes bevat. Over deze lichtzintuigjes
breidt zich de nervus opticus (oogzenuw) uit die de lichtprikkels naar de hersenschors geleidt. We
onderscheiden twee soorten lichtzintuigjes: de staafjes die werkzaam zijn in de schemering en de
kegeltjes die werkzaam zijn in het volle licht en door middel waarvan we kleuren kunnen
waarnemen. De oogzenuw die de signalen doorgeeft aan de hersenschors, doorboort de sclera en de
choroidea aan de achterzijde van de oogbol. Op de plaats waar de oogzenuw de oogbol verlaat,
, wordt geen licht waargenomen. Dit noemen we de blinde vlek. De meest lichtgevoelige plek van het
netvlies is de macula lutea: de gele vlek. Deze ligt recht tegenover de pupil op het netvlies.
Het corpus vitreum is een doorzichtige geleiachtige massa die ervoor zorgt dat de oogbol een zekere
spanning heeft.
Tussen het hoornvlies en de lens vinden we de voorste oogkamer. Tussen de iris en de ooglens
vinden we de achterste oogkamer. De beide oogkamers zijn met vocht gevuld.
De hulporganen van het oog helpen optimaal te functioneren. Deze hulporganen zijn:
1. de musculi oculi: de oogspieren
2. de palpebrae (enkelvoud – palpebra of ook blepharon): de oogleden
3. de glandulae lacrimales (enkelvoud – glandula lacrimalis): traanklier (traanklieren)
4. de supercilia en de umcilia: wenkbrauwen en wimpers.
De functies van de hulporganen van het oog:
1. de oogspieren stellen het oog in de gelegenheid te bewegen waardoor het blikveld verruimd
wordt
2. de oogleden beschermen de ogen tegen te fel licht en stof
3. de traanklieren houden de oogbol vochtig en spoelen eventuele verontreinigingen uit het
oog
4. de wenkbrauwen en de wimpers vangen stof, zweet en andere ongerechtigheden op zodat
die niet in de ogen komen.
Fysiologie van het oog: het zien
Een lichtstraal komt het oog binnen door het hoornvlies. Via de lens komt het licht het oog binnen
waar de straal door het glasachtige lichaam naar het netvlies gaat. Hier worden al naar gelang de
lichtintensiteit ofwel de staafjes, ofwel de kegeltjes geprikkeld. Via de nervus opticus gaat het signaal
naar de hersenschors waar het gezichtscentrum geprikkeld wordt. De ontvangen lichtprikkels worden
als 'beeld' geïnterpreteerd. We kunnen ons oog vergelijken met een camera. De ooglens functioneert
als diafragma. De iris kan immers de pupil(lens)opening groter of kleiner maken en het netvlies is in
deze vergelijking de 'film' waarop de beelden worden vastgelegd.
De ooglenzen werken als bolle lenzen die het vermogen hebben binnenvallende lichtstralen te
convergeren (samen te bundelen) in één punt. Dat punt is het brandpunt, ook wel focus genoemd.
Het brandpunt van de ooglens moet op het netvlies vallen, anders nemen we beelden niet scherp
waar. Ligt het brandpunt vóór het netvlies dan spreken we van myopie: bijziendheid. We nemen dan
alleen voorwerpen die dichtbij staan duidelijk waar. Ligt het brandpunt achter het netvlies, dan
spreken we van hypermetropie: verziendheid. We nemen in dat geval alleen voorwerpen scherp
waar, die verder weg staan.
Van nature heeft de oogbol het vermogen om deze afstand tussen brandpunt en netvlies te regelen.
Dit noemen we het accommodatievermogen van het oog. Als het natuurlijke
accommodatievermogen van het oog onvoldoende is dan kan een bril met bolle, dan wel holle
lenzen uitkomst bieden. Een bril met bolle (positieve) lenzen convergeert de lichtstralen nog eens
extra waardoor ze op, in plaats van achter het netvlies samenvallen. Hiermee kan hypermetropie
gecorrigeerd worden. Een bril met holle (negatieve) lenzen divergeert. Dat wil zeggen: spreidt de
lichtstralen zodat ze op, in plaats van vóór het netvlies terechtkomen. Hiermee kan myopie
gecorrigeerd worden.
Anatomie en fysiologie van het oor
De auris (het oor) bestaat uit drie delen:
1. de auris externa: het uitwendige oor
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evysteffers1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,79. Je zit daarna nergens aan vast.