Jeugd beleid en ethiek – Femke Takes
College 5: Inleiding jeugdrecht
p. 5
Ethiek, beleid of recht?
Stelling: alle vluchtelingen kinderen zouden onderwijs moeten krijgen, dat is een kwestie van: ethiek,
beleid of recht? Het is allemaal een beetje waar.
Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat het niet los van elkaar staat. Uiteindelijk, is het een typisch
normatief uitgangspunt. Het is belangrijk dat kinderen onderwijs krijgen, het is zo belangrijk dat dit
het nationale niveau zou moeten overstijgen. Alle kinderen moeten onderwijs krijgen, of ze nu
gevlucht zijn of niet (is eigenlijk en ethisch/normatief standpunt).
Maar; typische kwestie van beleid is de vluchtelingenkwestie nu, er zijn veel kinderen deze kant op
gekomen, gaan we ze onderwijs bieden of niet? Hoe gaan we het regelen dat deze kinderen
onderwijs krijgen (dit is politiek gezien een dramatisch verhaal).
Kwestie van recht: kind heeft recht op onderwijs. Dit kan je terug vinden in het internationaal
verdrag van rechten voor het kind. Dit recht is afgeleid van een normatieve ethisch uitgangspunt. Dat
recht is er wel, maar waar zit dat dan en wat stelt het voor? Het is niet alleen een recht.
Ethiek, beleid en recht hangen samen.
p. 6
Normatieve dimensie van beleid en recht.
Ethiek stelt de vraag: wat is goed? Wat zouden we moeten doen? Het begint natuurlijk mee: wat is
nastrevenswaardig.. want anders zou je het niet hoeven regelen. Wat is goed/slecht? Dan ga je
nadenken: Hoe geven we dat maatschappelijk vorm? Hoe gaan we dit organiseren? Hoe willen we dit
in de politiek organiseren? Discussies in parlement: welke vluchteling bijv. wel verblijfsvergunning en
welke niet, waar gaan we dat op baseren? Hoe moet het geregeld worden? Hoe betaald? Hoe geven
we dat maatschappelijk vorm? (beleidsvragen). En hoe gaan we dat dan regelen? (Recht). Recht is
heel interessant, want beleid krijgt bijv. ook weer vorm door dat er bepaalde rechten zijn/juridische
kaders. Bij ethiek (wat is goed?) beslis je vaak ook met recht in je achterhoofd. Recht zit eigenlijk aan
de onderkant, maar loopt overal dwars door heen. Het is altijd aanwezig. Dat maakt het ook
interessant om over na te denken. Recht heeft alles met ethiek en politiek te maken en ethiek en
politiek hebben alles met recht te maken.
Waarom met recht bezig? Wat is rechtvaardig? (dat is een ethische/filosofische vraag) die in de
praktijk bijna altijd wordt beantwoord in de politiek – moeten kinderen naar school? Vanaf welke
leeftijd in detentie geplaatst worden? Zijn politieke discussies, maar ook juridische vragen. Moet
daarover iets in de wet vastgelegd worden?
p. 7
Waarom recht?
-Wat is rechtvaardig?
- dit is een ethische vraag
- wordt beantwoord in politiek
– moeten kinderen naar school?
– vanaf welke leeftijd mogen kinderen in detentie geplaatst?
– hebben grootouders recht op een omgangsregeling?
-Ordenen van de samenleving
- bepalende definities
, – een gezaghebbende ouder
– meerderjarig
- regels in geval van conflict
– Echtscheiding
– schoolverzuim
-Rechtspraak is van en voor iedereen
– 1,8 mln. zaken
– 2400 rechters en raadsheren
p. 8
De Nederlandse Rechtsstaat
Trias politica – verdeling van de macht, om terreur van de macht te voorkomen. (Montesqui, 1748).
Onze democratische rechtstaat is gebaseerd op de trias politica.
Democratische Rechtsstaat:
Wetgevende macht; regering, parlement en gemeenteraad + provinciale staten. Die bepalen de
wetten in ons land.
Uitvoerende macht: regering, lokaal bestuur, politie en openbaar ministerie. Deze zorgen dat de
wetten worden uitgevoerd, nageleefd en aan wordt gehouden.
Rechterlijke macht: Rechtspraak en hoge raad.
Belangrijk dat de drie soorten machten gescheiden blijven. Voorbeeld: een politiekbestuurder die in
de krant kwam. Minister Plasterk ging daarover twitteren. De advocaat van de bestuurder wilde dat
Plasterk in de rechtszaak zijn mening zou komen vertellen. En is opgeroepen als getuige. Dit is
ongebruikelijk. Ministers mogen zich vanuit de trias politica niet bemoeien met lopende rechtszaken.
Omdat ene uitvoerende macht is en ander rechterlijke macht. Hij moet de rechterlijke macht zijn
werk laten doen.
p. 9
Rechterlijke organisatie.
Hoe zit de organisatie in elkaar? Rechterlijke macht. : hoge raad, gerechtshoven, rechtbanken
(kantonrecht).
Rechtbanken: als je ergens niet mee eens bent en niet samen uitkomt, ga je naar de rechter. Allerlei
zaken. Hieronder valt ook Kantonrechter = eenvoudigere dingen, jeugdzaken (leerplicht).
Gerechtshoven: als je in hoger beroep gaat, kom je hier terecht.
Hoge raad: in cassatie, dan ga je naar de hoge raad. Gaat alleen maar over beroepszaken. Je kijkt of
de formele regels goed toegepast zijn. Gaat niet meer inhoudelijk op de zaak in.
p. 10
Rechtssysteem. – Hoe zit het in elkaar?
Je kunt onderscheidt maken tussen publiekrecht, burgerrecht en internationaalrecht.
Publiek recht: Regelt verhouding overheid en burger. Overheid maakt de regeltjes en burgers
moeten zich daaraan houden. Staatsrecht, bestuursrecht (jeugdrecht valt hieronder), strafrecht.
Gaat allemaal tussen overheid en burger.
Burgerrecht: onderlinge verhoudingen burgers. Civielrecht. Gaat over onderlinge verhoudingen
tussen burgers. Gezondheidsrecht, persoons- en familierecht, vermogensrecht, ect.
Internationaal recht: verdragen tussen landen. Dingen die boven het nationaalrecht staan. – IVRK,
EVRM, Haags kinderbeschermingsverdrag, etc. Allemaal verdragen met betrekking tot kind en jeugd.
Maar er zijn natuurlijk allerlei internationale verdragen.
, Staatrecht gaat vooral over de fundamentele dingen van onze samenleving.
Bestuursrecht: plichten die overheid jegens de burgers heeft.
p. 11
Onderscheid materieel recht en formeel recht. Ze zijn weer onder verdeeld in burgerlijkrecht,
strafrecht en bestuursrecht (van boven naar onder)
Materieel:
Burgerrecht/civielrecht; gaat over de feitelijke afspraken die er zijn.
Rechten en plichten van de burger. Deze zijn vastgelegd. Hoe daar uitspraak over gedaan moet
worden, hangt af van procesrecht. BVV: burgerlijk rechtboek
Strafrecht: strafbepalingen: welke straffen en maatregelen er allemaal zijn.
Bestuursrecht: rechten en plichten overheid; dit zijn heel veel terreinen.
Formeel:
Burgerrecht/civielrecht: Gaat het over de regel, hoe het uitgevoerd moet worden.
Procesrecht. afkortingen die er staan, is hoe het gebruikt wordt in de wetboeken. RV:
rechtsvordering (?)
Strafrecht: Hier is geregeld hoe de procedure in elkaar steekt. Wat voor een procedurele regels
daarachter liggen.
Bestuursrecht: welke beroepsmogelijkheden je bijvoorbeeld hebt. Bijv. als het niet eens bent met
een bepaalde uitspraak. Of nu met de jeugdzorg als instellingen het niet eens zijn met uitspraken
rondom vergoedingen die voortkomen uit de jeugdwet.
Materieelrecht gaat over de feitelijke regels en formeelrecht over de procedures en het uitvoeren
van de regels.
p. 12
Bevoegdheden- wie uitspraak mag doen in welke zaak.
Regeling absolute competentie: welk soort gerecht in een geschil moet oordelen.; Je hebt een
bepaalde kwestie en dan moet uiteindelijk bepaald worden, bij welke rechter moet hierover
rechtspreken? Waar moet dit naar toe? Formeel recht.
Regels van de relatieve competentie: in welke plaats een zaak moet worden afgehandeld.; Waar ga
je nu naar toe? Stel je hebt een probleem, dan ga je naar een advocaat, dan is het meestal bij de
plaats van waar de aanvrager woont. De woonplaats is om diegene waarover het gaat.
Procesvertegenwoordiging: (advocaat); het hangt van de situatie af of je wel of geen advocaat moet
hebben.
- Verplichting afhankelijk bij welke rechter geschil wordt aangebracht.
- Jeugdige krijgt in strafzaken altijd een advocaat toegevoegd
- Jeugdige heeft extra rechtsbescherming en kan in veel gevallen zonder advocaat verzoek
indienen bij de kinderrechter. (bij bijv. civielrechtelijke dingen)
Absolute competentie: komt bij de kantonrechter als er uitspraak moet worden gedaan over
vermogen van minderjarige. Of over verzoeken van handlichting (=verzoeken als ze in bepaalde
situaties als meerderjarige gezien kunnen worden).