Filosofie samenvatting – Denken over democratie
Inleiding
Democratie: een bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op
de politieke besluitvorming.
- Nederland is een democratie. Simpelweg komt het er in onze democratie op neer dat
je vanaf je achttiende eenmaal in de vier jaar (of vaker, als een kabinet voortijdig valt)
op een persoon van een politieke partij stemt. Partijen die samen de meerderheid
van de stemmen krijgen, vormen vervolgens het kabinet.
o De tweede kamer controleert het kabinet.
o Het is geheim wat je stemt, en er wordt geen druk uitgeoefend door
machthebbers op wie je zou moeten stemmen. Er is dus vrijheid en ook
gelijkheid, want iedere stem telt gelijkelijk mee.
Rechtsstaat: staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Er zijn naast rechten ook plichten.
- Als garantie van onze democratie is er in Nederland sprake van een rechtsstaat. Dat
betekent dat de controle op de macht niet alleen door de Tweede Kamer wordt
uitgeoefend, maar ook door instituties zoals een onafhankelijke rechtspraak
(rechterlijke macht) die het beleid kan corrigeren, en een vrije pers.
o In onze rechtsstaat worden er een aantal basisprincipes door onze grondwet
gegarandeerd: ondanks het meerderheidsprincipe wordt er in een rechtsstaat
rekening gehouden met de rechten van minderheden. Verder is er het recht
op vrijheid van meningsuiting, en zijn alle burgers gelijk voor de wet.
In Nederland lopen we ook tegen problemen aan, dankzij en ondanks de democratie. Zo is
het lastig om iets met een groep te bepalen. Wat de meerderheid ook beslist, er zal altijd
een minderheid zijn die het hier niet mee eens is, of er zelfs last van heeft.
In dit boek wordt het werk van politiek filosoof Robert Dahl als uitgangspunt genomen en is
het doel om belangrijke vragen over democratie te stellen en inzicht te bieden in de
problemen die zich voordoen in de democratie.
- In On Democracy laat Dahl aan de hand van tien voordelen zien dat een democratie
volgens hem wenselijker is dan elke andere staatsvorm.
1. Democratie helpt een regering van wrede, kwaadaardige autocraten voorkomen.
2. Democratie garandeert burgers een aantal fundamentele rechten die niet-
democratische systemen niet verlenen en niet kunnen verlenen.
3. Democratie verzekert burgers een grotere mate van persoonlijke vrijheid dan
enig haalbaar alternatief.
4. Democratie helpt mensen hun eigen fundamentele belangen te beschermen.
5. Alleen een democratische regering kan personen maximaal in staat stellen om de
vrijheid tot zelfbeschikking uit te voeren – dat wil zeggen: om te leven onder
wetten die ze zelf gekozen hebben.
6. Alleen een democratische regering kan personen maximaal in staat stellen om
morele verantwoordelijkheid te nemen.
7. Democratie bevordert menselijke ontwikkeling volwaardiger dan enig haalbaar
alternatief.
8. Alleen een democratische regering kan een relatief hoge mate van politieke
gelijkheid bevorderen.
9. Moderne representatieve regeringen voeren geen oorlog met elkaar.
, 10. Landen met democratische regeringen zijn over het algemeen welvarender dan
landen met niet-democratische regeringen.
Hoofdstuk 1 – Volk of expert?
Centrale vraag: Zijn we in een democratie wel beter af dan met een regering door experts
met verstand van zaken?
Deze vraag wordt behandeld aan de hand van vier denkers. Volgens Plato (427-347 v.C.) leidt
een democratie tot onverstandige beslissingen omdat het gewone volk onvoldoende
verstand heeft. Volgens hem zou de staat bestuurd moeten worden door filosofen. Volgens
Robert Dahl (1915-2014) is het onmogelijk om opgeleid te worden tot volmaakt politiek
bestuurder. Een democratie is volgens hem verstandig. John Stuart Mill (1806-1873) is het
hiermee eens. Zelfs de meest deskundige dictator kan in zijn eentje nooit genoeg kennis
hebben om altijd de verstandigste beslissingen te nemen. Ten slotte denk Joseph
Schumpeter (1883-1950) dat we de rationaliteit van het volk overschatten, zeker bij het
nemen van politieke beslissingen. Dit betekent niet dat een democratie onverstandig is,
maar wel dat we gekozen politici moeten vertrouwen en hun werk moeten laten doen.
1.1 Plato: weg met de democratie, lang leve de filosoof
De bekendste en een van de eerste democratieën ter wereld was die van Athene. In
tegenstelling tot de meeste andere stadstaten in het oude Griekenland, regeerde in Athene
het volk. Kinderen, vrouwen, slaven en vreemdelingen behoorden daar echter niet tot. Het
was in dit Athene dat twee van de bekendste filosofen ooit leefden: Socrates (de gifbeker)
en zijn leerling Plato (allegorie van de grot). Aangezien Socrates zelf geen geschreven werken
heeft nagelaten, komt het grootste deel van onze kennis over Socrates van Plato. Aristoteles
was leerling van Plato.
1.1.1 De arbeider, de wachter en de heerser
Plato’s mensbeeld is dualistisch; de mens bestaat volgens hem uit twee onderscheidbare
delen: een veranderlijk en sterfelijk lichaam en een onveranderlijke en onsterfelijke ziel. In
de ziel herkent Plato drie verdere onderdelen: de rede, de wilskracht en de begeerte. Het is
de bedoeling dat de rede de baas is over de wilskracht en de begeerte, maar dat kunnen we
niet van iedereen verwachten. Want hoewel ieder van ons een ziel heeft die uit deze drie
delen bestaat, zijn niet alle delen bij iedereen even goed ontwikkeld. Zo kan één deel de
overhand hebben. Plato ziet voor elk menstype een aparte taak in de maatschappij
weggelegd.
- In de staat die Plato in plaats van de democratie voorstelt, zijn drie
bevolkingsgroepen te vinden: arbeiders, wachters en heersers. Rechtvaardigheid
komt pas tot stand als iedereen datgene doet waarvoor hij geschikt is. Dan is er
harmonie en vullen de verschillende klassen elkaar aan.
o Wie zich van nature het meest laat leiden door zijn behoeften, komt het best
tot zijn recht als arbeider (gebrek aan moed en wijsheid).
o Wie zich laat leiden door wilskracht, komt het best tot zijn recht als wachter.
o Het bestuur kan volgens Plato het best worden overgelaten aan mensen bij
wie de rede het meest ontwikkeld is – de heerser.
, 1.1.2 De filosoof als koning
Plato’s metafysica kent twee werelden: de schijnbare wereld van materie en de echte
wereld van de Ideeën. De materiële wereld, waarin wij leven, is slechts een afspiegeling van
de Ideeën. In deze Ideeënleer zijn de ideeën bron en oorsprong van de wereld waarin wij
leven.
- Een wijs mens, iemand bij wie de rede de baas is over de wil en de begeerte, zal naar
deze Ideeën streven en zal zich in zijn denken door deze Ideeën laten leiden. De
hoogste ideeën zijn het Goede, het Ware en het Schone. Filosofische kennis van de
ideeën zal zorgen voor rechtvaardig handelen. Wilskracht en begeerte zijn op het
vergankelijke gericht en daarmee geen goede grond om tot kennis van het goede en
ware te komen. Daarom zijn ‘koning-filosofen’ volgens Plato het meest geschikt om
een rechtvaardige samenleving tot stand te brengen. Plato stelt voor om uit de
soldatenklasse die mensen te selecteren die over een sterke rede beschikken en hen
vervolgens onder te dompelen in een jarenlange opleiding tot koning-filosoof.
1.1.3 Maatregelen tegen corruptie
Het is niet compleet uitgesloten dat macht koning-filosofen corrupt kan maken. Daarom stelt
Plato enkele voorzorgsmaatregelen voor:
- De koning-filosofen baden niet in luxe. In ruil voor hun diensten zullen ze niets meer
ontvangen dan datgene wat strikt noodzakelijk is om in leven te blijven.
- Langdurige liefdesrelaties zijn niet toegestaan.
o Seksuele ontmoetingen worden door de staat georganiseerd zodat de wijze
elite zich wel kan voortplanten.
- Kinderen van koning-filosofen worden gezamenlijk opgevoed door de staat. Koning-
filosofen zullen hierdoor het land regeren vanuit het idee dat elk kind het hunne zou
kunnen zijn (en familieleden worden niet begunstigd).
In Plato’s maatschappij bevindt zich dus een arbeidende klasse die de vrijheid heeft om
rijkdom te vergaren, maar geen uitzicht heeft op politieke invloed. De koning-filosofen
daarentegen hebben wel macht, maar luxe en rijkdom zijn voor hen verboden. Iedereen
heeft dus een reden om jaloers te zijn om leden van een klasse waartoe ze zelf niet behoren.
Plato lost dit op met behulp van de leugen dat god heeft bepaald welke rol de mensen horen
te vervullen.
1.2 Dahl: kritiek op de koning-filosoof
Robert Dahl is een voorstander van de democratie (zie inleiding).
1.2.1 Plato’s deugdzame filosofen
Dahl’s kritiek op Plato begint met de vraag wat iemand geschikt maakt om mee te beslissen.
Als Dahl De staat (De republiek – Plato) erop naslaat, merkt hij op dat Plato aan filosofen drie
deugen toeschrijft die hen geschikt maakt als koningen:
1. Beschikken over morele kennis; weten wat het goede is.
2. Een juiste morele houding. Naast kennis van het goede, hebben zij ook de wil om dit
goede daadwerkelijk na te streven.
3. Beschikken over technische kennis; weten hoe een probleem opgelost moet worden.
Omdat het volk deze drie deugden ontbeert, concludeert Plato dat we beter af zijn met een
bestuur van koning-filosofen dan met een democratie.