Samenvatting Filmgeschiedenis
Hoofdstuk 1: The invention and early years of the
cinema
1880s – 1904
Het doel van Cinema was om een goedkopere en makkelijkere vorm van entertainment aan te
bieden aan de massa. Dit omdat circussen, music halls en pretparken lastig te verplaatsen waren en
het aan de andere kant vaak niet mogelijk was voor mensen in die tijd om ernaar toe te reizen.
Filmmakers konden de performances van acteurs opnemen en laten zien aan een wereldwijd publiek.
Hierdoor werd film de meest populaire visuele kunst van het Victoriaanse tijdperk (1837 – 1901).
De Cinema is uitgevonden in de 1890s door de opkomst van de Industriële Revolutie.
Cinema is een gecompliceerd medium. Om het uit te kunnen vinden waren er een aantal
technologische ontwikkelingen nodig:
1. Wetenschappers moesten zich realiseren dat het menselijk oog beweging detecteert als er
een aantal afbeeldingen met kleine aanpassingen in een serie wordt getoond, minimaal 16
per seconde. Belangrijke voorbeelden uit de markt:
- De Fenakistiscoop (Phenakistoscope) = een draaiende schijf met afbeeldingen met een
zwarte schijf met spleten ervoor. Door te draaien bewoog het beeld.
- De Zoötroop (Zoetrope) = Serie van tekeningen op een streep papier in een draaiende
trommel. Door vanuit de spleten in de buitenkant te kijken en de trommel te draaien
bewoog het beeld.
2. De capaciteit om een snelle serie van afbeeldingen op een oppervlak te tonen.
- Sinds de 17e eeuw werden hiervoor “magische lantaarns” gebruikt. Hiermee konden snel 2
of 3 afbeeldingen getoond worden, maar niet meer.
- De ontwikkeling van negatieven was hiervoor belangrijk.
3. Snelle fotografie was nodig om de 16 fps te halen.
4. Foto’s moesten op een flexibele basis geprint kunnen worden die makkelijk en snel door een
camera kon bewegen. celluloid.
5. Er moest een passend mechanisme voor camera’s en projectors ontwikkeld worden.
Na alle technische ontwikkelingen moest de cinema geëxploiteerd worden:
1. Eadweard Muybridge (1882)= Eerste bewegend beeld met rennend paard. Gemaakt door 12
camera’s op een rij te zetten die een foto na elkaar maakte in 1 duizendste van een seconde.
Later maakte hij een lantaarn om ze te vertonen als bewegend beeld. Echter waren dit
tekeningen van zijn foto’s op een disc.
2. Étienne Jules Marey (1888) = de eerste die een intermittent mechanism gebruikte om een
serie foto’s op een papieren filmstrip te laten zien op een snelheid van 120 fps.
3. Émile Reynaud (1889) = In 1877 maakte hij een optical toy, de Praxinoscope. Een draaiende
trommel zoals de Zoötroop, alleen zag je hierbij de beelden in een serie spiegels in plats van
spleten. In 1889 maakte hij hier een grote versie van waarmee hij afbeeldingen aan publiek
toonde. Dit waren de eerste publieke vertoningen van bewegend beeld. Vanaf 1895 maakte
Reynaud gebruik van camera. Echter raakte hij in 1900 failliet doordat er makkelijkere
variaties van projectiesystemen waren ontwikkeld.
,De uitvinding van cinema kan echter niet erkend worden aan een enkele ontwikkeling. Het is
ontstaan uit een samenvoeging van verschillende bijdragen, met name uit de VS, Engeland en
Frankrijk.
Thomas Edison en W.K.L. Dickson ontwikkelden de Kinetoscope. Dit was een apparaat met een
kijkgat waardoor de film werd gedraaid door een serie van rollers. Dit systeem werd geactiveerd door
een muntje in het gat te doen. De filmstrip was 35 mm breed met vier gaten per frame zodat het
door de Kinetoscope gerold kon worden. Dit bleef de norm voor meer dan 100 jaar. De films werden
echter op 46 fps vertoond, veel sneller dan later in het stille film tijdperk. De langste film die de
Kinetoscope kon houden was 20 sec. en bestonden meestal uit sport of dans performances.
De Kinetoscope was enorm populair en winstgevend, tot een aantal jaren later ontwikkelingen
plaatsvonden die het mogelijk maakten om film op een scherm te bekijken.
Europese ontwikkelingen:
De Duitse Max en Emil Skladanowsky ontwikkelden de “Bioscop”. Dit waren twee filmstrips van 3,5
inch die naast elkaar liepen. Beide frames werden apart getoond. De broers toonden een programma
van 15 minuten in een groot theater in 1895. Twee maanden voor de beroemde Lumière screening in
de Grand Café. De broers adopteerde later de 35 mm filmstrip maar waren niet in staat een stabiele
productie op te zetten.
De Lumière broers (Louis en Auguste) ontwikkelden een projectiesysteem dat ervoor zorgde dat
cinema een internationaal commercieel levensvatbare onderneming kon worden. Dit deden ze door
de ontwikkeling van de Cinématographe. Een kleine camera die 35 mm film en een intermittent
mechanisme gebruikte. De camera kon gebruikt worden als printer wanneer er positieve kopieën
werden gemaakt. Wanneer het vervolgens voor een “magische lantaarn” gezet werd kon het ook
dienen als projector. Een belangrijke beslissing door hun gemaakt, was om de films in 16 fps te
schieten.
- Eerste film: Workers leaving the factory (1895).
In Engeland gebruikte R.W. Paul zijn eigen Kinetoscope en ontwikkelde camera die hij bleef
verbeteren. Paul verkocht zijn machines echter i.p.v. ze te leasen wat filmmakers (waaronder George
Méliés) hielp en daardoor de ontwikkeling van de filmindustrie versnelde.
Amerikaanse ontwikkelingen – 3 rival groups:
- Woodville Latham and sons Otway and Gray
- Thomas Armat Verbeterde zijn eerst ontwikkelde Phantoscope en noemde dit de Vitascope.
Omdat de Kinetoscope minder aandacht begon te trekken ging Edison ermee akkoord om zijn
machine te fabriceren en er films voor te maken.
- Herman Casler Startte de American Mutoscope Company op. Door gebruik te maken van
bestaande films toerden ze al snel door het land met vaudeville (muziektheater) shows. Ze maakte
gebruik van ongewoon formaat film (70 mm). In 1897 lieten ze ook films in hun Mutoscope zien op
entertainment plaatsen. De Mutoscope was steviger dan de Kinetoscope en later domineerde ze ook
de peepshow kant van film.
Vroege film ontwikkeling en tentoonstelling:
Aan het einde van de 19e eeuw hadden veel huishoudens een zoötroop en stereoscoop. Veel
huishouden hadden piano’s en steeds meer mensen konden lezen en schrijven waardoor goedkope
fictie in trek was. De meeste plekken hadden een theater, traveling shows waren in trek en
Vaudeville en Burlesque maakte zijn opkomst.
,Film vermengde zich met dit spectrum van populair entertainment. In het begin was dit voornamelijk
non-fictie of scenics (korte reislogs). Ook fictiefilms waren vanaf het begin belangrijk, zoals de
lumière broers maakten. De meeste films in dit tijdperk bestonden uit een enkel shot met de camera
in een enkele positie. In dit tijdperk hadden exhibitors veel controle over de manier waarop hun
programma’s werden ingericht, dit werd minder van 1899. Dit omdat producers toen een opkomst
begonnen te maken door langere films in meerdere shots te produceren.
Bij meer bescheiden programma’s speelde er een pianist. Bij Vaudeville programma’s zorgde het huis
orkest voor muziek. Soms hadden de exhibitors geluiden gesynchroniseerd met de acties op het
scherm. Ook kwam het af en toe voor dat de exhibitor gedeeltes van het programma praatte om
bepaalde evenementen, verhalen of landschappen toe te lichten. De exhibitor kondigde sowieso de
titels aan aangezien de eerste films geen credits en intertitels hadden om de actie uit te leggen. In de
eerste jaren waren de skills van de exhibitor in het organiseren en presenteren van het programma
het element waar het publiek het meeste op reageerde (of juist niet).
Films werden gedurende de eerste jaren over de hele wereld vertoond. Echter waren er maar drie
landen die deze maakten: Frankrijk, Engeland en Verenigde Staten.
De groei van de Franse filmindustrie
De broeders Lumière waren ervan overtuigd dat film een korte trend zou zijn. Hierdoor zijn ze snel
over gegaan om cinématografie. Ze vermeden het in eerste instantie om hun machines te verkopen
en stuurden in plaats daarvan operators naar het buitenland om films te laten zien in afgehuurde
theaters en cafés. Deze operators maakte ook one-shot scenics van lokale punten. Ze verspreidde
zich snel in onder andere Spanje, Egypte, Italië, Japan en andere landen.
Eugène Promio heeft de eerste camera gemaakt die kon bewegen en daardoor panorama of pan
shots kon maken. Dit deed hij door een camera met een driepoot te maken.
Over het algemeen hebben de Lumières en andere firma’s een internationaal fenomeen gemaakt van
cinema. Door een ongeluk op 4 mei 1987 in de Charity Bazaar in Parijs (een gordijn vatte vlam door
de projector waardoor 125 mensen dood gingen), werd film voor een aantal jaren alleen nog maar
vertoond voor minder lucratieve kermis shows.
Door innovaties werden de films van de Lumières ouderwets. Hun bedrijf stopte met produceren in
1905, Louis en Auguste bleven innoveren binnen de fotografie.
Er kwamen andere filmmakers in beeld in Frankrijk waaronder Georges Méliés. Twee andere
bedrijven die de Franse film industrie zouden domineren werden na het ontstaan van cinema al snel
gevormd, namelijk:
- Charles Pathé een fonograaf verkoper en exhibitor in het begin van 1890s. Vanaf 1901
concentreerde hij zich op film productie en maakte het snel winst. Het bedrijf groeide snel en
bouwde een glazen studio in 1902. Vervolgens begonnen ze met de verkoop van de Pathé
camera. Deze werd wereldwijd het meeste gebruikt tot het einde van de jaren 10.
De films van Pathé waren enorm populair. Ze gingen naar het buitenland en opende
saleskantoren in London, New York, Moskou, Berlijn en St. Petersburg. Ze verkochten zowel
projectors als films en moedigden daarmee mensen aan om de exhibition business in te
gaan, waardoor er weer meer vraag kwam naar Pathé films. Ze werden het grootste
filmbedrijf ter wereld.
- Léon Gaumont grootste rivaal van Pathé. Verkocht ook eerst fotografisch equipment. Het
bedrijf begon met het produceren van films in 1897, voornamelijk gemaakt door Alice Guy,
, de eerste vrouwelijke filmmaker. Toch was Léon meer gefocust op technische innovaties in
film equipment. De bouw van een productie studio in 1905 maakte hem meer prominent,
voornamelijk door het werk van de regisseur Louis Feuillade.
Georges Méliés: Een goochelaar die zijn eigen theater had. Na de film van de Lumières gezien te
hebben in 1895 voegde hij films toe aan zijn programma. In 1896 kocht hij een projector van R.W.
Paul en kon daardoor zijn eigen camera maken waarna hij al snel films kon tonen in zijn theater.
Hij maakte films in alle genres maar is voornamelijk bekend om zijn fantasy films, cameratrucjes en
geschilderde decors. In het begin maakte hij veel korte comedies, geïnspireerd door de Lumières,
buiten gefilmd. Zijn eerste trucfilm: The Vanishing Lady (1896). Later ging hij gebruik maken van stop
motion en andere special effects om complexere magie en fantasy scènes te maken.
Méliés speelde meestal ook zelf in zijn films. Om de mise-en-scène en cinématografie van zijn films te
controleren bouwde hij een glazen studio. In L’affaire Dreyfuss (1894) vertelde hij het verhaal van
Alfred Dreyfus in 10 aparte films die samen een geheel vormden. Dit was complex voor deze tijd.
Door de populariteit van zijn films werd het veel geïmiteerd en ook ‘pirated’. Hij moest een sales
office openen in Amerika in 1903 om zijn interest te beschermen.
Hij verbeterde zijn films vaak door met de hand tinten aan te brengen in de filmrol. Daarnaast
gebruikte hij editing door te knippen in zijn films waardoor de stop motion niet zichtbaar was.
Vanaf 1905 werd hij steeds minder succesvol door concurrentie van grote bedrijven. Zijn films
werden achterhaald en in 1912 stopte hij, diep in de schulden, met het maken van film. Hij heeft in
totaal 510 films gemaakt waarvan 40% het heeft overleefd. Hij is in 1938 overleden nadat hij nog
tientallen jaren in de snoep- en speelgoedwinkel van zijn vrouw heeft gewerkt.
Hoofdstuk 2: The International Expansion of the Cinema
1905-1912
De opkomst van de Feature Film (speelfilm)
Een belangrijke ontwikkeling naar meer prestigieuze films is de lengte van de films. In het begin van
de 20e eeuw stond feature simpelweg voor een ongewone film die in de advertising kon worden
aanbevolen.
Gedurende de Nickelodeon boom betekende dit nog hetzelfde alleen werd het ook al geassocieerd
met langere films. Voor 1909 waren dit normaal gesproken prizefight films of religieuze epics en
werden ze vertoond in echte theaters i.p.v. Nickelodeons. Met uitzondering van The Story of the
Kelly Gang (1906).
Vanaf 1909 startten sommige Amerikaanse producers met het maken van multireel films.
= films die werden vertoond per single reel per week. Bijvoorbeeld The Life of Moses bestond uit 5
aparte reels.
In Europa was het exhibition systeem flexibeler en waren multireel films veel voorkomend. Wanneer
deze werden geëxporteerd naar de VS werden ze over het algemeen in zijn geheel vertoond in echte
theaters, met hogere toegangsprijzen. Deze druk van imports zorgde ervoor dat Amerikaanse
bedrijven druk ervaarden om langere films te maken.
Vanaf mid-1910s werd de feature film het standaard programma in prestigieuze theaters en werd
het aanbod van een mix van korte films, wat de Nickelodeons het liefst hadden steeds minder.