Publiekrecht 1
Bestuursrecht week B1
Leerdoelen deze week
1. De student kan de samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de gemeentelijke
bestuursorganen (zijnde de gemeenteraad, het college van burgemeesters en wethouders en de
burgemeester) herkennen
Gemeenteraad: vormt het algemeen bestuur. Vertegenwoordigt de bevolking, bepaalt waar het
geld naartoe gaat (art. 189 Gemwet) , stelt gemeentelijke verordeningen vast (art. 147 Gemwet)
en controleert de burgemeester en het college van B&W (art. 155, 169 en 180 Gemwet)
College van Burgemeester en Wethouders: vormt het dagelijks bestuur. Voert besluiten van de
gemeenteraad uit en voert eigen taken uit (art. 160 Gemwet)
Burgemeester: voorzitter van zowel de gemeenteraad (art. 9 Gemwet) als het college van B&W
(art. 34 lid 2 Gemwet). Vertegenwoordigt de gemeente ‘’in en buiten rechte’’, handhaaft de
openbare orde en zit vergaderingen van zowel de gemeenteraad als het college van B&W voor
(art. 170 e.v. Gemwet)
2. De student kan de bestuurlijke en politieke verhoudingen tussen gemeentelijke bestuursorganen
onderling en tussen gemeentelijke bestuursorganen en ambtenaren herkennen
- De gemeente is een publiekrechtelijk rechtspersoon (art. 2:1 lid 1 BW). We noemen dit ook
wel een openbaar lichaam
- Gemeenteraad (algemeen bestuur), het college van B&W (dagelijks bestuur) en de
burgemeester zijn bestuursorganen (art. 6 Gemwet en art. 1:1 lid 1 sub a Awb)
* Het zelfstandig bestuursorgaan is de drager van publiekrechtelijke taken en bevoegdheden (openbaar gezag).
De rechtspersoon is het lichaam waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt en dat aan het
rechtsverkeer deelneemt.
• Ambtenaren, gemeentelijke ambtenaren hiërarchisch zijn ondergeschikt aan
gemeentelijke bestuursorganen; de gemeenteraad heeft ‘eigen’ ondersteunende
ambtenaren onder leiding van de raadsgriffier. De overige gemeentelijke ambtenaren
werken onder leiding van de gemeentesecretaris en hebben een dienende rol aan het
college van burgemeester en wethouders en de burgemeester bij de uitoefening van hun
taken:
o Dienen het algemeen belang
o Bereiden beleid voor en voeren beleid uit
o Beleid wordt vastgelegd door bestuursorganen
o Kunnen namens het college van B&W en burgemeester in mandaat besluiten
nemen (afdeling 10.1.1 Awb)
3. De student kan de bestuursorganen van de decentrale openbare lichamen (feitelijk alleen van de
gemeente) benoemen
, Openbare lichamen voorbeelden:
- De staat der Nederlanden
- De provincies
- De waterschappen
- De gemeenten
- De lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordende bevoegdheid is verleend. Deze
openbare lichamen bezitten rechtspersoonlijkheid (art. 2:1 BW)
Deze openbare lichamen bestaan uit bestuursorganen. Zie hieronder.
De Staat der Nederlanden:
Organen van de staat zijn de regering, de ministers en staatssecretarissen afzonderlijk, etc.
In art. 1:1 lid 2 Awb zie je dat de wetgevende macht (regering + Staten-Generaal), de
zogenaamde Hoge Colleges van Staat (Raad van State, Algemene Rekenkamer, Ombudsman) en
de rechterlijke macht, - hoewel allemaal organen van de Staat - worden uitgezonderd van het
bestuursorgaanbegrip.
De provincie wordt bestuurd door (art. 6 Provinciewet):
- Provinciale Staten; algemeen bestuur
- Gedeputeerde Staten; dagelijks bestuur
- Commissaris van de Koning; voorzitter van Provinciale Staten (art. 9 Provw) en van
Gedeputeerde Staten (art. 34 lid 2 Provw), maar maakt daar geen deel van uit
De waterschappen worden bestuurd door:
- Er zijn 21 waterschappen
- Deze hebben allemaal een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter
- Voorzitter; Dijkgraaf, leidt de vergaderingen, legt verantwoordging af en doet moeite
voor de taken van het waterschap
De gemeente wordt bestuurd door:
- Gemeenteraad; algemeen bestuur
- College van B&W: dagelijks bestuur
- Burgemeester: voorzitter van zowel de gemeenteraad als het college van B&W
4. De student kan de plaats van het bestuursrecht binnen het recht bepalen
Onder het publiekrecht.
5. De student kan de bronnen van het bestuursrecht noemen
- Internationaal recht
- Nationale wetgeving (Grondwet, overige wetten in formele zin, AMvB’s, ministeriele
regelingen, decentrale wet- en regelgeving)
- Jurisprudentie
- Ongeschreven bestuursrecht (sommige a.b.b.b.)
, 6. De student kan het bestuursrecht onderverdelen in algemeen en bijzonder bestuursrecht,
rekening houdend met het begrip gelede normstelling
Algemeen bestuursrecht: Awb
Bijzonder bestuursrecht: Vreemdelingenwet, Participatiewet, Wet ruimtelijke ordening,
Woningwet, Wet milieubeheer, Wet alg. bepalingen omgevingsrecht, Alcoholwet etc.
Gelede normstelling: de toepasselijke normen voor 1 bepaalde casus staan niet zomaar in 1 wet,
maar moeten gevonden worden in een combinatie van met elkaar samenhangende regelingen
7. De student kan het bestuursrecht onderverdelen in materieel en formeel bestuursrecht
Materieel bestuursrecht: bevat rechtsnormen waarin voor burgers en bestuursorganen
aanspraken of verplichtingen zijn opgenomen (inhoud = rechten en/of plichten). Onder materieel
bestuursrecht wordt hoofdzakelijk verstaan: ‘’regels die de overheid nodig heeft om te kunnen
besturen.’’
Formeel bestuursrecht: betreft de procesrechtelijke regels die de burger nodig heeft om tegen
het optreden van de overheid iets te ondernemen (procedureregels)
8. De student kan de gelaagde structuur van de Awb aantonen
De Awb zit logisch in elkaar. De regels gaan van algemeen naar bijzonder. We spreken daarom
van een gelaagde structuur.
Op een specifieke situatie zijn vaak meerdere delen van de Awb van toepassing.
Bijvoorbeeld: op de aanvraag evenementenvergunning zijn (onder meer) van toepassing:
H1: inleidende bepalingen. Art. 1:3 lid 3 Awb (definitie aanvraag)
H2: verkeer tussen burgers en bestuursorganen
H3: algemene bepalingen over besluiten. O.a. a.b.b.b. in afdeling 3.2
H4: bijzondere bepalingen over besluiten. Titel 4.1 beschikkingen afdeling 4.1.1. aanvraag etc.
9. De student kan de werking van het legaliteitsbeginsel en van het specialiteitsbeginsel aantonen
in een eenvoudige casus
Specialiteitsbeginsel: gericht aan de overheid. Bij dit beginsel behartig je algemene belangen van
de mensen, maar de bevoegdheid moet wel gericht zijn op een doel.
Voorbeeld → een weg afsluiten gebeurt vanwege de verkeersveiligheid. Je mag een weg niet
afsluiten omdat je een conflict hebt met een ondernemer uit de stad.
Voorbeeld → je mag een huis sluiten als je drugs aantreft, niet voor geluidsoverlast.
Legaliteitsbeginsel: ten eerste moet alles wat de overheid doet, gebaseerd zijn op de wet. Ten
tweede mogen (de meeste) nieuwe wetten niet met terugwerkende kracht worden toegepast.