Samenvatting Onderzoeksvaardigheden
Auteur: RamonavW
School: Windesheim
Vak: M2.2 Onderzoeksvaardigheden
1
,Hoofdstuk 1 Een onderzoekmodel van praktijkgericht juridisch
onderzoek
1.2 Begripsbepaling
1.2.1 Onderzoek
Zoeken wordt onderzoeken wanneer je op systematische wijze op zoek gaat naar een
geobjectiveerd antwoord op een kennisvraag. Systematisch onderzoek wil zeggen dat je
werkt volgens een vooraf bepaalde en verantwoorde methode. Geobjectiveerd onderzoek
staat voor onafhankelijk, onbevooroordeeld, niet subjectief. Een geobjectiveerd antwoord is
bovendien controleerbaar en vakkundig. Een kennisvraag wil zeggen dat het onderzoek
betrekking heeft op een weten, een kennen. Tegenover een kennisvraag staat een
handelingsvraag, waarvan het antwoord betrekking heeft op kunnen en doen. Het antwoord
op een handelsvraag brengt een verandering in de werkelijkheid teweeg, terwijl het antwoord
op een kennisvraag dit effect niet heeft.
1.2.2 Praktijkgericht onderzoek
Bij theoriegericht onderzoek heeft de onderzoeker niet een bepaalde toepassing van de
kennis voor ogen. De praktische relevatie van de kennis is niet direct van belang. 'Kennis om
de kennis' is voldoende reden voor een theoriegericht onderzoek. Bij praktijkgericht
onderzoek daarentegen beoogt een directe bijdrage te leveren aan de oplossing van een
handelingsprobleem.
1.2.3 Juridisch
Rechtswetenschappelijk onderzoek is gericht op het genereren van nieuwe kennis. Bij
juridisch onderzoek gaat het om het toepassen van bestaande kennis en daarom wordt dit
ook wel toegepast onderzoek genoemd.
1.3 Twee typen vraagstelling
1.3.1 De 'Mag dat?' -vraagstelling
In de 'Mag dat?'-vraagstelling verwijst 'mag' naar het juridische toetsingskader. Je zou je
ook af kunnen vragen of iets 'mag' vanuit religieus, ethisch of esthetisch perspectief, maar in
een praktijkgericht juridisch onderzoek heeft 'mag' vooral betrekking op het geldend recht.
Een onderzoeksonderwerp zou bijvoorbeeld
kunnen zijn:
De rechtmatigheid van...
De bevoegdheid om...
De strijd van...met...
De aansprakelijkheid van...
De strafbaarheid van...
De gebondenheid aan...
De rechtsgevolgen van...
De geldigheid van...
Rechtmatigheid, bevoegdheid, strijd, aansprakelijkheid, strafbaarheid, geldigheid worden
'attenderende begrippen’ of ‘claimwoorden' genoemd. Zij geven de richting aan van het
onderzoek en van de keuze van de bronnen en methoden.
'Dat' heeft betrekking op een bepaald verschijnsel in de sociale werkelijkheid: een feitelijk
handelen, een gebeurtenis, een werkwijze, een procedure, een organisatie enz. 'Dat' is een
problematisch verschijnsel, ook wel een praktische kwestie genoemd. Zonder 'kwestie' of
'probleem' zou er immers geen onderzoek nodig zijn. Voorbeelden van 'dat' zijn: de
informatie-uitwisseling, de instelling, gebruik, werkwijze, uitvoering enz. Bij al deze praktische
kwesties kunnen 'mag'-vragen gesteld worden: onder welke voorwaarden mag dat, wie mag
2
,dat, in hoeverre mag dat, op welke wijze mag dat, wanneer mag dat enz. In een
praktijkgericht juridisch onderzoek is het van belang dat het praktijkprobleem heel
nauwkeurig geanalyseerd wordt. Empirische methoden zijn onderzoeksmethoden waarmee
je de sociale werkelijkheid kunt waarnemen. Voorbeelden hiervan zijn: interviews, enquête of
observaties.
De 'Mag dat?'-vraag is voor juristen heel vertrouwd, want dat is de vraag waar het om draait
bij het oplossen van een casus. Er zijn dan ook overeenkomsten tussen casus oplossen en
praktijkgericht juridisch onderzoek. Bij beide activiteiten gaat het om: analyseren van de
feitelijke kwestie, analyseren en interpreteren van de relevante rechtsregel, argumenteren op
basis van de feiten en het recht, een juridisch onderbouwd oordeel echter ook verschillen
tussen casus oplossen en praktijkgericht juridisch onderzoek. Een casus gaat over een
concreet geschil tussen concrete partijen, terwijl het in een praktijk gericht juridisch
onderzoek om een algemener of abstracter probleem gaat. Bovendien gaat het bij een casus
om het achteraf oplossen van een bestaand geschil, terwijl een praktijkgericht juridisch
onderzoek vaak gericht is op het voorkomen van een geschil.
1.3.2 De 'Werkt dit?'- vraagstelling
In een 'Werkt dit?'-vraagstelling heeft 'dit' betrekking op een juridisch verschijnsel
(fenomeen). Het gaat om een fenomeen dat door regels wordt geleid. Dat zullen vaak
rechtsregels zijn. Om dat verschijnsel goed te kunnen analyseren is kennis van het recht
noodzakelijk. Het onderdeel 'werkt' in een 'Werkt dit?'- vraagstelling verwijst naar een
beoordelingskader dat ontleend wordt aan de praktijk.
Het onderzoeksonderwerp in een 'Werk dit?'-
vraagstelling kan bijvoorbeeld zijn:
De effectiviteit van...
De doelmatigheid van...
De effecten of risico's van...
Het functioneren van...
De invloed van...
Werking, effectiviteit, doelmatigheid, effecten enz.
zijn in dit type vraagstelling de claimwoorden. De claimwoorden geven aan welke richting
het onderzoek uit zal gaan. Een waarschuwing is als het type vraagstelling niet aansluit op
de onderzoeksopdracht, dan voldoen de uitkomsten niet aan de eis van praktische
bruikbaarheid.
1.4 Een onderzoekmodel voor een praktijkgericht juridisch onderzoek
Ten eerste dient een praktijkgericht juridisch onderzoek een directe kennisbijdrage te leveren
aan de oplossing van een juridisch of praktische kwestie. Het onderzoek moet praktisch
bruikbaar zijn. Ten tweede heeft een praktijkgericht
juridisch onderzoek vaak een 'Mag dat?'- of 'Werkt
dit?'- type vraagstelling. Deze vraagstelling geeft de
richting aan voor het onderzoek. Ten derde heeft
ieder praktijkgericht juridisch onderzoek twee
onderzoeksporen: onderzoek van de praktijk en
onderzoek van het recht.
3
,1.4.2 Onderzoek van het recht en onderzoek van de praktijk
Ieder praktijkgericht juridisch onderzoek heeft twee sporen: recht en praktijk. Om de vraag
of iets 'mag' te beantwoorden, heb je een juridisch kader nodig. Dat ontwikkel je door het
geldend recht te onderzoeken en daarvoor gebruik je juridische methoden: rechtsbronnen-
en literatuuronderzoek. Voor de beantwoording
van de vraag of iets 'werkt', het je daarentegen
een kader nodig dat je ontleed aan de praktijk.
Daarvoor is empirisch onderzoek nodig. In
een praktijkgericht juridisch onderzoek gaat het
echter niet alleen om de ontwikkeling van het
toetsingskader, maar is het ook van belang dat
het probleem nauwkeurig geanalyseerd wordt,
zodat de uitkomsten van het onderzoek ook
daadwerkelijk praktisch bruikbaar zijn. In een
praktijkgericht onderzoek is de probleemanalyse echter heel belangrijk. Met een onjuiste
analyse van het probleem kan een onderzoeker misschien wel een mooi onderzoek
uitvoeren, maar als de resultaten niet praktisch zijn dan verdwijnt dat mooie rapport voor
altijd in een bureaulade.
Concluderend kunnen we vaststellen dat bij beide typen vraagstelling zowel juridisch als
empirisch onderzoek nodig is. Enerzijds is dat nodig om de kwestie grondig te analyseren,
anderzijds voor de ontwikkeling van een beoordelingskader. Dit samen optrekken van
onderzoek van het recht en onderzoek van de praktijk wordt ingegeven door de eis van
praktisch bruikbaarheid.
1.4.3 De invloed van de vraagstelling op de onderzoeksvolgorde
In theorie zou een onderzoeker in één onderzoek zowel de 'Mag dat?'- als de 'Werkt dit?'-
vraagstelling kunnen behandelen en bijv. een onderzoek kunnen doen naar de
rechtmatigheid en de effectiviteit van een bepaalde maatregel. In een praktijkgericht
onderzoek zal het een echter vaak ten dienste staan van een ander.
1.4.4 Het belang van argumenteren in een praktijkgericht juridisch onderzoek
In een praktijkgericht juridisch onderzoek komt een onderzoeker tot de eindconclusie via
argumenten. Deze conclusie is te beschouwen als een beredeneerd antwoord op de
onderzoeksvraag. De argumenten voor dit antwoord haalt de onderzoeker uit het onderzoek
van het recht en het onderzoek uit de praktijk. De onderzoeker ordent deze argumenten,
beoordeelt de betrouwbaarheid, de geldigheid en de overtuigingskracht ervan, confronteert
ze met elkaar en weegt ze tegen elkaar af.
1.4.5 Een onderzoekmodel van een praktijkgericht juridisch onderzoek
4
,1.5 Onderzoeksdoelen
Een onderzoek dient een antwoord te geven op een kennisvraag. We noemen dat het
interne doel: het doel in het onderzoek. Dat antwoord kan vier verschillende vormen
aannemen. Daarnaast heeft een onderzoek een externe doel: de doelstelling van het
onderzoek.
1.5.1 Vier kennisdoelen
De volgorde van de kennisdoelen is niet willekeurig, maar laat een toenemende vorm van
complexiteit zien. Een beschrijving is het minst complex, een handelingsvoorstel het meest
complex. Hiervoor heb je namelijk een oordeel nodig en voor een oordeel heb je weer een
beschrijving en soms ook een verklaring nodig. De keuze van de onderzoeker van het
kennisdoel van het onderzoek is afhankelijk van de opdracht, de ingewikkeldheid van de
materie, de beschikbare tijd en kennis, ervaring en ambitie van de onderzoeker. Vaak zal
een onderzoeker niet kunnen volstaan met een beschrijving, maar wordt er meer gevraagd.
1.5.2 De doelstelling van het onderzoek
Een praktijkgericht onderzoek heeft, naast het
interne kennisdoel, ook een externe
doelstelling, namelijk een directe bijdrage
leveren aan de oplossing van een
handelingsprobleem. De onderzoeker levert
deze bijdrage in de vorm van kennis. Dat wil
zeggen dat de beschrijving, de verklaring, het
oordeel of het advies van de onderzoeker dient
ter ondersteuning van een bepaalde
besluitvorming door de opdrachtgever of een
andere instantie. Dat is de eis van praktische
relevatie of praktische bruikbaarheid die aan
een praktijkgericht onderzoek wordt gesteld.
5
,1.6 Onderzoeksstrategieën, bronnen en methoden
1.6.1 Keuzemogelijkheden
In juridisch onderzoek is het (tot nu toe) niet gebruikelijk om iedere keuze voor bronnen en
methoden expliciet te verantwoorden. De wet, de 'vaste' jurisprudentie en gerenommeerde
handboeken worden beschouwd als gezaghebbende bronnen waarvan het gezag algemeen
gedeeld wordt, zodat er geen aparte verantwoording nodig wordt geacht voor het gebruik
van deze rechtsbronnen. Bronnen en methoden moeten verantwoord worden, tenzij het
vanzelfsprekend is dat een onderzoeker deze bronnen en deze methoden gebruikt.
1.7 De onafhankelijkheid van de onderzoeker
De onafhankelijkheid van het onderzoeksonderwerp, onafhankelijkheid van de betrokkenen
bij het onderzoek en onafhankelijk van de opdrachtgever stellen allemaal eisen aan de
onderzoeker.
1) Het is soms moeilijk om bij een onderwerp onbevooroordeeld te zijn en te blijven. Het kan
dan helpen om verwachtingen of mogelijke vooroordelen van tevoren op papier te zetten
en deze te bespreken met een collega.
2) Ten aanzien van de betrokken respondenten moet een onafhankelijke positie worden
ingenomen. Een onderzoeker moet een gepaste afstand bewaren.
3) Bij een praktijkgericht onderzoek heeft een onderzoeker vaak te maken met een
opdrachtgever en dat is een ingewikkelde relatie, zeker wanneer de onderzoeker als
werknemer in dient is bij de opdrachtgever.
1.8 De activiteiten van een onderzoeker
Een onderzoeker heeft drie hoofdactiviteiten:
De voorbereiding, de uitvoering en het schrijven
van het onderzoeksrapport. Onderzoek doen is een
interactief proces, waarbij de onderzoeker tussen de
verschillende fasen heen en weer pendelt. Ervaren
onderzoekers besteden veel tijd aan de voorbereiding
van het onderzoek, terwijl beginnende onderzoekers
de neiging hebben om deze fase zo snel mogelijk te
doorlopen. Gebleken is echter dat een gedegen
onderzoeksvoorbereiding ongeveer 30% van de totale
onderzoekstijd in beslag neemt. De uitvoering 50% en
het schrijven van het onderzoeksrapport 20%.
6
,Hoofdstuk 2 De voorbereiding: oriëntatie
2.1 Inleiding
We maken bij de voorbereiding een onderscheid in drie hoofdactiviteiten:
1) De oriëntatie heeft betrekking op de onderzoeksopdracht en op het
onderzoeksonderwerp. Het is bedoeld om het onderzoek af te bakenen.
2) De oriëntatie mondt uit in een onderzoeksformulering, die de inhoudelijke basis vormt
voor het verdere onderzoek. Het is de richtingaanwijzer. Je beschrijft hierin wat je gaat
onderzoek en waarom je dat gaat doen. De drie deelactiviteiten zijn:
Het formuleren van de probleembeschrijving;
Het formuleren van de centrale vraagstelling;
Het formuleren van de doelstelling.
3) De onderzoeksformulering is de basis voor de onderzoeksopzet. In de onderzoeksopzet
beschrijf je hoe je het onderzoek uit gaat voeren en waarom je dat op deze manier gaat
doen. In de inhoud van de onderzoeksopzet staan:
Deelvragen
Onderzoekstrategieën
Bronnen en methoden (ga je gebruiken)
De onderzoeksformulering en het onderzoeksopzet vormen
samen het onderzoeksplan.
2.2 Oriëntatie op de opdracht
2.2.1 De inhoud van de opdracht
Bij een praktijkgericht juridisch onderzoek dat je tijdens een
stage of afstuderen uit moet voeren heeft het bedrijf, de organisatie of overheidsinstantie
soms een uitgewerkte opdracht klaarliggen, waarin is aangegeven wat er van de
onderzoeker wordt verwacht. Soms is de opdracht echter nog tamelijk vaag en betreft het
niet meer dan een onduidelijk probleem dat zich voordoet in de organisatie of de
maatschappij en waarvoor van de onderzoeker een oplossing wordt verwacht. Soms is de
onderzoeker helemaal vrij om zelf een opdracht te bedenken.
Het is in alle gevallen raadzaam om goed met de opdrachtgever te overleggen, zodat er een
opdracht tot stand komt die aansluit bij de wensen van de opdrachtgever, maar ook bij de
interesse, ambitie, kennis, onderzoekservaringen en leerdoelen van de onderzoeker.
2.2.2 De doelstelling van het onderzoek
De doelstelling van een praktijkgericht onderzoek is ondersteuning van de besluitvorming
over een problematische kwestie. De onderzoeker moet zien te achterhalen welk orgaan dit
besluit gaat nemen en wat de positie van de opdrachtgever is.
2.2.3 De randvoorwaarden
Het is belangrijk om vooraf te weten wat voor soort eindproduct de opdrachtgever verwacht.
Kun je volstaan met een onderzoeksrapport of verwacht de opdrachtgever dat je daarnaast
een eindproduct aflevert in de vorm van bijvoorbeeld een beleidsnotitie of een adviesrapport.
Verder is het belangrijk te weten welke eisen er vanuit de opleiding worden gesteld aan het
onderzoeksrapport. Naast de verwachtingen van de opdrachtgever en de opleiding vormen
ook je eigen ambities, onderzoekservaringen, interesses, leerdoelen, mogelijkheden en
middelen een belangrijk oriëntatiepunt.
2.3 Oriëntatie op het onderzoekontwerp
De oriëntatie op het onderzoeksonderwerp heeft als functie om te komen tot een geschikt
onderwerp dat voldoende is afgebakend. Een te ruim onderwerp leidt echter tot
oppervlakkigheid, die de onderzoeksresultaten vaak nutteloos maakt.
7
, 2.3.1 De aanleiding voor het onderzoek: een handelingsprobleem
Ieder praktijkgericht onderzoek begint met een handelingsprobleem, ook wel een 'te-doen-
probleem' genoemd. Een handelingsprobleem is een probleem dat zich in de praktijk van
een bedrijf, organisatie, overheidsinstantie of in de samenleving voordoet en om een
oplossing vraagt, een oplossing in de vorm van een bepaald handelen, van een bepaald
'doen'. Daarnaast is het de bedoeling dat een praktijkgericht onderzoek een bijdrage levert
aan de oplossing van een handelingsprobleem. Het is daarom van belang om te analyseren
wat het feitelijke handelingsprobleem precies is en wat de wenselijke situatie of ontwikkeling
is.
2.3.2 De kern van het onderzoek: een kennisprobleem
In een praktijkgericht onderzoek is het op lossen van een
probleem een combinatie van twee problemen, namelijk een
handelingsprobleem en een kennisprobleem. Een
handelingsprobleem heeft te maken met iets kunnen en iets
willen bereiken. Een kennisprobleem heeft te maken met
kennen en iets willen weten. Een onderzoeker dient het
handelingsprobleem te vertalen in een kennisprobleem. De
kennisprobleem is de basis van de centrale vraagstelling.
2.3.3 Onderzoekseenheden
Met onderzoekseenheden bedoelen we datgene waarover je in
je onderzoek uitspraken wilt gaan doen. In een praktijkgericht
juridisch onderzoek zijn er, globaal gesproken, twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid
is dat je een onderzoek wilt gaan doen naar een gebeurtenis, situatie, proces, ontwikkeling,
groep, organisatie enz. in de sociale werkelijkheid. De tweede mogelijkheid is dat je
uitspraken wilt gaan doen over een juridische kwestie bijv. een juridische maatregel,
regeling, procedure enz. In beide gevallen benoem je de onderzoekseenheid zo nauwkeurig
mogelijk. Let wel op, als je uitspraken wilt gaan doen over individuele personen, dan kom je
al snel terecht op het terrein van casusoplossing. Je onderzoek moet echter meer zijn dan
het oplossen van een juridische casus, waarbij er een conflict is tussen concrete partijen.
2.3.4 De kennisgebieden: recht en praktijk
Het onderzoeksonderwerp van een praktijkgericht juridisch onderzoek moet te maken
hebben met de praktijk en met het recht. Met 'de praktijk' bedoelen we de sociale
werkelijkheid, dat wil zeggen relaties en interacties tussen mensen. Onder 'het recht'
verstaan we het geheel van rechtsregels, begrippen, beginselen en procedures. Een
onderwerp kan op twee verschillende manieren in aanmerking komen voor een
praktijkgericht juridisch onderzoek. Ten eerste als het een gebeurtenis, situatie, proces enz.
in de sociale werkelijkheid betreft, die juridisch getoetst wordt. Je onderzoeksonderwerp is in
dit geval verankerd in een juridisch kader, een juridisch kennisgebied.
Ten tweede kan je onderzoekseenheid een juridische kwestie zijn, waarvan je de effectiviteit
of het functioneren gaat onderzoeken.
2.3.5 Kennisdoelen
Via verschillende soorten kennis kan een onderzoeker een kennisbijdrage leveren aan de
oplossing van een handelingsprobleem. We noemen dat de kennisdoelen van een
onderzoek.
2.3.6 Praktische relevantie
Je moet een praktijkgericht onderzoek uitvoeren, dat wil zeggen een onderzoek dat een
directe bijdrage levert aan de oplossing van een handelsprobleem. Deze bijdrage lever je in
de vorm van kennis.
8