Sociaal beleid
samenvatting
Wat wordt er in deze samenvatting behandeld?
- Boek Social Work in Europe (H2) Social Work in Europe: from Charity to Market (college 1).
- Artikel signaal functie van het sociaal werk (college 1).
- Artikel dialectisch sociaal werk (college 1).
- Hoofdstuk 3 uit het boek (PDF) Social work in Europe; conservatief beleid, sociaal werk en kritiek
(college 2).
- Hoofdstuk 3 uit het boek (PDF) Social work in Europe; neoliberaal beleid, sociaal werk en kritiek
(college 3).
1
,- Hoofdstuk 3 uit het boek (PDF) Social work in Europe; socialistisch beleid, sociaal werk en kritiek
(college 4).
Let op: je moet ook de casus Frank die wordt uitgelicht goed kunnen toepassen op elke ideologie!
College 1: Signalering en structureel sociaal werk. Wat wordt hierin besproken:
- Hoofdstuk 2: Social work in Europe; from Charity to Market
- Brightspace artikel: signaalfunctie van het sociaal werk
- Brightspace artikel: dialectisch sociaal werk
De student kent de volgende begrippen en zaken:
De signaleringsfunctie
Signalering
De Settlement beweging
De charity organizations society
Social Casework
Kritisch sociaal werk
Radicaal sociaal werk
Feministisch sociaal werk
Structureel sociaal werk
Anti-onderdrukkend sociaal werk
Welvaart ideologieën
De financieringsdriehoek van Peter Abrahamson
Financiering vanuit de markt
Financiering vanuit de overheid
Financiering vanuit particulier initiatief
De sociale mobiliteitstheorie van Esping Anderson.
H2. Social Work in Europe: from Charity to Market. Maatschappelijk werk als liefdadigheid.
Maatschappelijk werk vindt zijn oorsprong in de middeleeuwse strijd van de samenleving tegen de
armoede en is nauw verbonden met het idee van liefdadigheid. Oorlog, hongersnood en de
algemene anarchie van die tijd hadden de ellende van de mensen vergroot en hen afhankelijk
gemaakt van publieke liefdadigheid .
In de Middeleeuwen had de christelijke kerk een grote invloed op de Europese samenleving en werd
liefdadigheid beschouwd als een verantwoordelijkheid en een teken van vroomheid (medelijden).
Deze liefdadigheid had de vorm van directe hulp (bijvoorbeeld het geven van geld, voedsel of andere
materiële goederen om een bepaalde behoefte te verlichten), in tegenstelling tot het proberen te
veranderen van de diepere oorzaken van armoede. Vóór de Reformatie werd het voor alle christenen
als een religieuze plicht beschouwd om de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid te
verrichten. Dit waren daden gericht op het verlichten van lichamelijke nood, mensen moesten:
1)De hongerigen voeden, 2) de dorstigen te drinken geven, 3) de vreemdelingen verwelkomen, 4) de
naakten kleden, 5) de zieken bezoeken, 6) de gevangenen bezoeken en 7) de doden begraven.
Sociaal werk was in deze tijd dus vooral een vorm van liefdadigheid die door maatschappelijke
instellingen zoals parochies, armenhuizen en werkhuizen werd geboden. Deze particuliere
2
, instellingen verleenden materiële zorg aan armen, zoals kleding, medicijnen, geld of werkmateriaal.
De armen werden verzorgd in een parochie- of armenhuis. De luie armen en landlopers werden naar
een huis van correctie of zelfs de gevangenis gestuurd. Ook gezonde bedelaars die werk weigerden,
werden vaak in correctiehuizen geplaatst. Arme kinderen gingen in de leer.
De Verlichting. Begrippenlijst + samenvatting.
- Verzorgingsstaat= een overheid die volledig voorziet in het welzijn, of de welvaart, van haar
burgers; de overheid is op elke manier betrokken bij haar burgers.
Focus: Inkomen: Dienst: Regeling/regelgeving:
Markt Individu Werken Kopen Wederkerigheid (voor
wat hoort wat)
Particulier initiatief Familie / Liefdadigheid, goede Gratis zorg, Normen,
(civiel society) gemeenschap doelen liefdadigheid genegenheid.
Overheid Overheid Sociale zekerheid Subsidie Wetten en regels.
In de 18e eeuw, na de Reformatie kreeg maatschappelijk werk een nieuwe zorgdimensie, namelijk:
het beschaven (verheffen) van armen tot goede en respectabele burgers. Een belangrijk verlicht idee
was dat de goede burgerij de armen moesten beschaven (verheffen) door hen fatsoensnormen en
normale gebruiken bij te brengen. Maatschappelijke organisaties hadden dus niet alleen de
verantwoordelijkheid om mensen materiële zorg te bieden, ze moesten hen ook omvormen tot hard
werkende en opmerkzame mensen.
Tot de 19e eeuw ondernam de overheid geen actie om hun kwetsbare burgers te verzorgen en
beschaven (verheffen). Echter, dit veranderde met de opkomst van de industrie en steden in het
begin van de 19e eeuw. Met de industrialisatie van de samenleving ontstond een grote kwetsbare
klasse, de arbeiders. Lange werkdagen, gevaarlijke werkomstandigheden, lage lonen en weinig
werkzekerheid irriteerden de opkomende arbeidersklasse en zorgden voor spanningen tussen
verschillende groepen (met name rijk-arm) in de samenleving. Het werd duidelijk dat het
maatschappelijk middenveld alleen deze sociale problemen niet meer kon oplossen; de staat moest
sociale zekerheid bieden. Vanaf dat moment ontwikkelden staten in Europa openbare stelsels van
sociale voorzieningen en werden het verzorgingsstaten. Begin 19 e eeuw werden in verschillende
Europese landen verschillende sociale stelsels en maatregelen ingevoerd. De verzorgingsstaat in
Europa was actief; de overheid voorziet in de fysieke, materiële en sociale behoeften van mensen
i.p.v. dat burgers dat zelf hoeven te doen. Het doel van de verzorgingsstaat: het creëren van
economische gelijkheid of het garanderen van een billijke levensstandaard voor iedereen.
Na het einde van de Koude Oorlog in de jaren 1960 werd het kapitalisme het basisprincipe van de
verzorgingsstaat. Tot en met de jaren 90 gold de aanname dat er geen alternatief is voor de markt.
De markt was allesbepalend. Dit leidde voor het maatschappelijk werk tot ‘de sociale werkbusiness’
(social work business). Dit betekent dat sociaal werk vooral ging om ‘waar voor je geld krijgen’, dus
sociaal werk moet zoveel mogelijk functioneren als een commercieel bedrijf dat winst wil maken in
plaats van dat het zou gaan om humanisme en gelijkheid.
Samenvattend: het oudste mechanisme van sociaal werk is het initiatief van de burgermaatschappij,
voornamelijk uitgevoerd door families, kerken, vakbonden, liefdadigheidsorganisaties of buurten.
Mensen helpen elkaar uit kinderlijke medelijden en/of gemeenschappelijke overtuigingen. Vanaf het
3
, einde van de 19e eeuw werd de overheid een belangrijk mechanisme voor sociaal werk, naast het
vaststellen van wetten en socialezekerheidsregelingen. De staat helpt zijn burgers vaak uit solidariteit
en menselijkheid, hoofdzakelijk gebaseerd op socialistische beginselen. Vanaf de jaren 1970 werd de
markt de belangrijkste leverancier van sociale diensten, waarbij gebruik werd gemaakt van liberale
beginselen zoals individuele verantwoordelijkheid, wederkerigheid (voor wat hoort wat) en
kapitalistische rationaliteit (kopen van hulpdiensten).
Abrahamson's (1994) welvaartsdriekhoek / welfare triangle. Begrippenlijst + samenvatting.
- Ideologie= een verzameling van ideeën over hoe de samenleving gevormd moet worden en aan
de hand van welke normen en waarden de samenleving moet functioneren > toekomstvisie.
- Sociaal beleid= het geheel van maatregelen dat nodig is om mens en arbeid zodanig op elkaar af
te stemmen dat de doelen van de organisatie én die van de medewerker gerealiseerd kunnen
worden.
- Decommodificatie= de mate waarin nu niet de markt bepalend is, maar productie en verdeling
via andere mechanismen tot stand komen / de mate waarin een (sociale) dienst van rechtswege
wordt teruggegeven en de mate waarin iemand in zijn levensonderhoud kan voorzien zonder
afhankelijk te zijn van de markt
- Stratificatie= de manier waarop de verzorgingsstaat omgaat met de rechten die mensen hebben
en de mate waarin er gestreefd wordt naar meer gelijkheid in de samenleving.
Abrahamson bedacht de welfare triangle (welvaarts-/verzorgingsdriehoek). Bij elk probleem in de
samenleving kan gevraagd worden: 'waar in de driehoek laten we het regelen?' Er bestaan 3
verschillende mechanismen die het maatschappelijk werk coördineren. Vanuit welke positie worden
beleidsmaatregelen genomen en wie betaalt dit?
1. De civil society/particulier initiatief (gemeenschap, buurt, familie) > bijvoorbeeld: mantelzorg
2. De staat/overheid (politiek) > bijvoorbeeld: wet langdurige zorg
3. De markt (zorgverzekeraars, zzp’ers) > bijvoorbeeld: zorgverzekeringswet.
Esping-Anderson onderzocht welk mechanisme in welke verzorgingsstaat domineert. Hij keek hierbij
naar de manier waarop mensen voor maatschappelijk welzijn afhankelijk waren van de overheid, de
markt of particuliere organisaties. Op basis hier van kon hij drie soorten verzorgingsstaten in Europa
onderscheiden: een liberale, een conservatieve en een socialistische. De welvaartsdriehoek van Peter
Abrahamson brengt in kaart hoe de welvaartstaat gefinancierd wordt. Er bestaan drie belangrijke
financieringsstromen. Ook daar schuilen ideologische verschillen achter. Elke ideologie heeft een
andere visie op de mens, de overheid, de markt sociale problemen en sociale veranderingen.
De 3 belangrijkste/dominante welvaartsideologieën: conservatisme, (neo)liberalisme, socialisme.
Sociale beleidsmaatregelen hebben te maken met de welvaartsideologie/mensbeeld die erachter
schuilt. Een ideologie heeft 3 indelingen:
1. Een descriptieve/analytische indeling; beschrijft hoe het huidige wereldbeeld eruit ziet.
2. Prescriptieve/normatieve indeling; beschrijft een toekomstige/te verwezenlijken situatie. Hier
wordt beschreven hoe de wereld er uit moet zien, waaruit normen en waarden komen.
3. Operationele indeling; omschrijft hoe men van 1 (descriptieve/analytische indeling) naar 2
(prescriptieve/normatieve indeling) moet gaan.
Om drie verschillende verzorgingsstaten te onderscheiden, worden naar 2 dimensies gekeken:
De mate van decommodificatie: de mate waarin een (sociale) dienst van rechtswege wordt
teruggegeven en de mate waarin iemand in zijn levensonderhoud kan voorzien zonder
afhankelijk te zijn van de markt.
- Hun soort sociale stratificatie (gelaagdheid) en solidariteit: welk systeem van sociale stratificatie
wordt door het sociaal beleid bevorderd en bouwt de verzorgingsstaat solidariteit op?
4