Aflevering 4. Subjecten van het internationaal recht
Blok A: het concept rechtssubjectiviteit en de belangrijkste internationale rechtssubjecten
Welke ‘actoren’ mogen officieel deelnemen aan het internationale rechtsverkeer? Niet iedereen telt
even sterk mee. Het is belangrijk om vast te stellen wie nou echt de actoren zijn, omdat alleen
degene die meetellen rechten kunnen ontlenen aan internationale regels en alleen die spelers
kunnen aan de geldende verplichtingen worden onderworpen.
- Om te weten of een actor meetelt binnen het internationale recht, moet worden vastgesteld
of die actor rechtssubjectiviteit bezit. Rechtssubjectiviteit is dus een belangrijke status, je kan
zelfs zeggen een beslissende kwaliteit of eigenschap. Als een actor rechtssubjectiviteit heeft,
dan is hij daadwerkelijk een subject – wat letterlijk betekent een onderworpene – van het
internationale recht. Rechtssubjectiviteit kan er zijn in gradaties, maar het is dus wel een
belangrijke eigenschap om te hebben. Met die eigenschap op zak kan je dus vervolgens
deelnemen aan het internationale rechtsverkeer.
- Rechtssubjectiviteit wil dus zeggen dat een entiteit de juridische bekwaamheid heeft om deel
te nemen aan het internationale rechtsverkeer.
Waarom wil je die rechtssubjectiviteit hebben?
Als je rechtssubjectiviteit bezit, kan je deelnemen aan het internationaal rechtsverkeer wat in
concreto betekent je kunt verdragen sluiten; je kunt procederen voor internationale tribunalen; je
kunt je vertegenwoordigers uitzenden in het diplomatieke verkeer; je kunt andere rechtssubjecten
aansprakelijk stellen als daartoe een noodzaak bestaat.
- Maar let dus wel die rechtssubjectiviteit kan er komen in een bepaalde intensiteit, in een
bepaalde gradatie. Het kan zijn dat er een uitgebreid pakket aan rechten en verplichtingen is
dat jou toekomt, maar het zou kunnen dat de rechtssubjectiviteit in de zwakkere mate
aanwezig is en dan is er dus maar een kleiner deel van de rechten of verplichtingen
aanwezig.
n In het eerste geval als er sprake is van volledige rechtssubjectiviteit/
rechtspersoonlijkheid, dan kun je dus gebruik maken van alle mogelijke rechten en ben je
onderworpen aan alle mogelijke verplichtingen.
¨ De enige actoren met volledige rechtssubjectiviteit zijn staten.
n Is dat niet het geval, dan spreken we van beperkte rechtssubjectiviteit/
rechtspersoonlijkheid.
¨ Alle andere rechtssubjecten dan staten, inclusief internationale organisaties en
inclusief individuen, hebben een beperkte rechtssubjectiviteit.
Internationale organisaties bezitten, net als staten, een sterke mate van rechtssubjectiviteit, maar
zoals gezegd staten zijn de enige met volledige rechtssubjectiviteit. Dat betekent dat internationale
organisaties onvermijdelijk een minder uitgebreid pakket zullen hebben aan rechten en/of
verplichtingen;
- Dat geldt bijv. wat betreft de rechten voor het sluiten van verdragen. Een staat is in principe
competent om verdragen te sluiten met andere staten of zelfs met internationale
organisaties. Maar bij internationale organisaties kun je niet al meteen ervan uitgaan dat die
in staat zijn om een verdrag te sluiten. Daarvoor zul je moeten kijken, kan deze
internationale organisatie dat hier doen: daarbij zal je een blik moeten werpen op het
Statuut of de oprichtingsakte van deze organisatie, om te checken heeft deze organisatie wel
de bevoegdheid om op een bepaald terrein een verdrag te sluiten à dit wordt het
specialiteitsbeginsel genoemd. Het specialiteitsbeginsel betekent je moet concreet gaan
kijken, kan deze organisatie dit doen en als dat niet zo is dan mag het ook niet zomaar
worden aangenomen dat die organisatie daartoe in staat is.
- Bij de verplichtingenkant geldt dat voor staten alle gebruikelijke verplichtingen gelden in het
internationale recht (vanwege de volledig rechtssubjectiviteit). Voor internationale
, organisaties liggen de kaarten ook hier anders. Wat betreft verplichtingen is het bijv. niet
vanzelfsprekend dat je internationale organisaties internationaal aansprakelijk kan stellen.
Hetzelfde geldt voor het diplomatieke verkeer, er zijn internationale organisaties die ook hun
eigen vertegenwoordigers mogen uitsturen – die ook worden ontvangen door staten – maar
het is niet vanzelfsprekend. De EU bijv. heeft een eigen diplomatieke dienst, die kan dus ook
zelf zijn eigen afgevaardigden naar bepaalde landen sturen en die worden daar ook
ontvangen met alle bijbehorende ceremoniële, maar tegelijkertijd is dit de EU en geen wet
van mede en perzen die geldt voor alle internationale organisaties.
Blok B: enkele andere rechtssubjecten onder de loep
Andere rechtssubjecten:
1. De facto-regimes: het gaat om groepen van mensen die een deel van een grondgebied van
een staat in handen hebben en die daar het feitelijk gezag uitoefenen (p. 49 boek). Vandaar
ook de term de facto- regime: de facto = feitelijk. Het gaat hier om een groep die feitelijk de
macht heeft/de controle uitoefent over een grondgebied, maar dat is niet van zichzelf
wettelijk/legaal. Het gaat dan vaak om groepen die tegen het centrale gezag van een staat in
opstand zijn gekomen, die streven naar autonomie of, als ze die autonomie al hadden, die
streven naar meer autonomie en sommige streven zelfs naar afscheiding en naar het vormen
van een heel nieuwe staat.
- De facto-regimes hebben maar een zeer beperkte internationale rechtssubjectiviteit.
Iedereen is het erover eens dat de facto- regimes bestaan, tegelijkertijd is het juridisch wel zo
dat er nauwelijks rechten of bevoegdheden aan de facto-regimes worden toegekend. Wat
we zeggen vanuit de lens van de rechtssubjectiviteit is: het belangrijkste hier aanwezig zijn
de verplichtingen waar de facto-regimes internationaal aan worden gehouden. Wat voor
verplichtingen zijn dat:
n Oorlogvoering à internationaal humanitair recht, de bekende Geneefse conventies
waar men zich aan zou moeten houden.
n Mensenrechten à wat er ook op dat deel van het territorium gebeurt, dat het in elk
geval voldoet aan de minimumnormen die mensenrechtenverdragen voorschrijven.
2. Bevrijdingsbewegingen:
- Het verschil tussen een de facto-regime en een bevrijdingsbeweging is dat de facto-regime al
een deel van een staat (grondgebied) in hun macht hebben. Bij een bevrijdingsbeweging is
dat niet per se noodzakelijk; het is mogelijk dat een bevrijdingsbeweging ook in die positie is,
maar het hoeft niet per se aan de hand te zijn.
- Nodig voor het echt zijn van een vrijheidsbeweging is dat de internationale gemeenschap je
als zodanig aanmerkt. De facto regime betekent het is nou eenmaal zo, die groep heeft een
bepaald deel aan territorium in zijn macht. Het label bevrijdingsbeweging krijg je niet
zomaar, dat moet je uitdrukkelijk zijn toegekend. Als officieel gezegd wordt in de
internationale gemeenschap dat je een bevrijdingsbeweging bent, dan heeft dat een aantal
belangrijke gevolgen:
n Je wordt dan gezien als een legitieme partner; het heeft een bepaald positief effect.
Er wordt hier ook aangenomen juridisch gezien, als je een bevrijdingsbeweging bent
– als je daarmee ook de rechtssubjectiviteit in enige mate hebt verkregen – dat je
dan als recht bijv. het recht krijgt op zelfbeschikking. Bevrijdingsbewegingen hebben
dus recht op zelfbeschikking en dit betekent onder meer dat je een eigen staat mag
gaan vormen. Het is wel zo bevrijdingsbewegingen blijven, net als de facto regimes,
maar in heel beperkte mate rechtssubjecten.