Nationale Politiek I (NPI), Het Nederlandse Politieke Bestel
Hoorcollege 1 – 5 september – Introductie
Twee bestanddelen:
1. Literatuur (studie)
- Handboek Andeweg, Irwin & Louwerse
2. Hoorcolleges en primair gefocust op literatuur
Tentamen: geen multiple choice maar begrip en essay vragen
Donderdag 27 oktober
Hoorcollege 2 – 8 september - Staat en natie, en de constitutie (H1, Kinneging, Trappenburg)
The country, the nation and the state
> Onderscheiden begrippen ‘staat’ en ‘natie’
- Staat als organisatie/institutie gekenmerkt door externe (erkenning) en interne
(geweldsmonopolie) soevereiniteit
- Natie groep mensen die een achtergrond (religie etc.) delen en zich beschouwen als
natuurlijke politieke gemeenschap (nationale identiteit)
Huidig coalitieakkoord bevat geen uitleg over nationale identiteit, vorig akkoord wel
(PowerPoint)
Nederland als natie, voortdurende strijd tegen het water. Ook wel, Nederland waterland
(Hansje Brinker)
Nederland getekend door drie historische ontwikkelingen en bijbehorende (maar niet
samenvallende) grenzen:
1. Linguïstisch, tussen Romaanse en Germaanse invloed;
2. Religieus, ‘Rome (katholicisme) en Reformatie (protestantisme);
3. Politiek door;
- Vestiging Republiek (1648)
- Congres van Wenen (1815) -> Nederland wordt koninkrijk
- Splitsing Nederland en België (1830)
- Ontwikkeling parlementaire democratie en democratische rechtsstaat, 1848 (nieuwe
grondwet van Thorbecke) -> introductie ministeriële verantwoordelijkheid
Belangrijkste kenmerken Nederlandse bestel vanwege buitenlandse invloed;
1. Eenheidstaat door de Fransen (na Napoleon)
2. Monarchie komt door de Britten (na Congres van Wenen)
3. Tweekamerstelsel door de Belgen, tijdens vereniging Nederland en België was hier
behoefte aan (koning en Belgische adel wilden eigen positie)
4. ? Grondwet 1848 door de Fransen en Duitsers, door de revolutionaire ontwikkelingen
in dergelijke landen (koning in Nederland bang voor zelfde revolutie in Nederland)
5. ?? Pacificatie van 1917
,Nederland als land met eigen identiteit en van organisaties en sterk ontwikkeld
maatschappelijk middenveld – civil society – maar dan wel
- Verzuild naar ontzuild
- In een geseculariseerde samenleving
- Met aandacht voor postmaterialistische waarden
- En niet/nauwelijks/minder partijpolitiek verband
Constitutie
- Staat: externe en interne soevereiniteit -> geweldsmonopolie (zwaardmacht)
- Recht als instrument van de staat, en als waarborg tegen de staat -> rechtsstaat!
- > Gevolg is het zoeken van een evenwicht tussen de bevoegdheden van de staat die
noodzakelijk zijn om de ore te handhaven, en de rechten van de burger, zonder welke
de vrijheid in het geding is (p.30 Kinneging)
Cruciaal: grondrechten
1. Klassiek (mensenrechten)
- Waarborg, gericht op onthouding staatsbemoeienis (art. 1)
2. Politiek
- Waarborg, tevens recht op deelname staatsbestuur (kiesrecht, art.4)
3. Sociaal
- Taakstellend (overheid moet zaken regelen, zoals de bewoonbaarheid van het land)
Rechtsstaat gekenmerkt door o.a.
- Grondrechten
- Legaliteitsbeginsel, rule of law
- Machtenscheiding/-spreiding
> Territoriaal: Multi-level governance
> Functioneel: wetgeving, uitvoering, rechtspraak (trias politica)
Waar is de democratie in de democratische rechtsstaat?
- Ontwikkeling van liberale rechtsstaat naar sociale en vooral democratische rechtsstaat
sinds de tweede helft van de negentiende eeuw (invoering kiesrecht 1917/1919)
Democratie
- Klassieke (directe) democratie: Atheense stadstaat, Rousseau met volonté générale
- Schumpeter (1943); aanval op klassieke model plus alternatief: democratisch-
elitisme, d.w.z. volk kiest tussen politieke elites; Dahl: pluralistische variant met
polyarchie
- Kritiek 1960/1970 op elitisten door neo-democraten (ideaal: participatiedemocratie)
Lage drempels, hoge dijken
- Ondertitel: ‘Democratie en rechtsstaat in balans’
, Hoorcollege 3 – 12 september – Pacificatiedemocratie en verzuiling (H2)
‘A country of minorities’
Recept voor politiek-bestuurlijke instabiliteit:
a. Geen politieke partij met meerderheid;
b. Twee of meer relevante maatschappelijke en politieke dimensies of scheidslijnen;
c. (vroeger?) vergaande segmentering van Nederland, met name religieuze scheidslijn
Meervoudige betekenis ‘minderheid’
a. Cijfermatig en
b. Sociaalpsychologisch (groepsidentiteit in termen van religie en sociale klasse), mede
als gevolg van emancipatiebewegingen in de 19de eeuw
Koppel oude politieke partijen aan de voormalige ‘zuilen’ als in de PowerPoint
Definitie ‘zuil’ in de PowerPoint
Verzuiling: ongeveer 1925-1965
Hoeveel zuilen? 3,4 of 5 (PowerPoint), boek gaat uit van 4
Arend Lijphart -> criteria om mate verzuiling na te gaan:
1. Rol van religie/ideologie binnen de zuil
2. Omvang en dichtheid van het organisatorische netwerk
3. Samenhang en cohesie van het organisatorische netwerk
4. Mate van ‘apartheid’; mate van afwijkend sociaal gedrag
5. Mate waarin verzuild gedrag werd bevorderd door elite
1954; eerste barsten in het systeem (bisschoppen)
Robert Dahl tegen Hans Daalder; ‘You realize your country theoretically cannot exist’
- Want: stabiliteit (homogeniteit) plus democratie (heterogeniteit) mogelijk bij
zogenaamde cross-cutting cleavages op niveau maatschappij en cross-pressures op
niveau individuele burger
Verzuiling; bovenal homogeniteit
- Wel in de praktijk! -> pacificatiedemocratie (consociational democracy), als vanuit
theoretisch perspectief self-denying prophecy
- Sterke verdeeldheid aan de basis (geen cross-pressures), relatief grote politieke
passiviteit & overkoepelende samenwerking elites (die ontbrekende cross-pressures
compenseert)
Overkoepelende samenwerking elites via zeven ‘politieke’ spelregels (pacificatiedemocratie)
1. Zakelijke politiek, politiek is serieuze zaak
2. Agree to disagree, pragmatische verdraagzaamheid
3. Topoverleg, diplomatie
4. Evenredigheid
5. Depolitisering
6. Geheimhouding
7. De regering regeert