Sociologie
H1 Inleiding
Sociologie: de wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar
samenleven.
- Houdt zich bezig met het verklaren van gedrag van individuen en
groepen van mensen vanuit de maatschappelijke invloeden die ze
ondergaan.
Sociologie richt zich op ‘het sociale’: Sociaal staat voor alles wat zich
tussen mensen afspeelt en alles wat mensen met elkaar verbindt (niet
alleen in positieve zin, maar ook in negatieve zin).
Relatie tussen individu en samenleving samenleving en individuen
vormen elkaar
Het vermogen om iets in de samenleving te kunnen veranderen het te
maken met macht.
- Het vermogen om doelstellingen in de toekomst te formuleren
o Als mensen in voldoende mate onderscheid weten te maken
tussen de werkelijkheid zoals die is of zoals zij die waarnemen,
en de werkelijkheid zoals die zou kunnen zijn of worden
(abstraheren).
- Het vermogen om daarvoor middelen aan te wenden
o De beschikking in middelen heeft te maken met de positie in
de samenleving en de opbouw van de samenleving zelf.
- Het vermogen om via die middelen invloed uit te oefenen.
o In de samenleving kun je bijna geen doelstellingen realiseren
zonder andere.
Sociale werkelijkheid: het sociale universum wat wij met elkaar vormen,
dat ons beïnvloedt en waar we. Ons niet buiten kunnen plaatsen.
- Durkheim noemt het een sui generis, een eigensoortige
werkelijkheid die niet kan worden herleid tot het individu.
- Elias heeft het in dit kader over relatieve autonomie, gedrag is
alleen te begrijpen in relatie tot de sociale omgeving.
Sociologen kijken niet naar elke individuen, maar naar hele
groepen/sociale dynamieken.
Het belang van sociologen kennis voor bestuurskundigen/functies:
1. De ordeningsfunctie – op basis van exacte gegevens en theorieën
ordenen (begrijpen).
2. De beheersfunctie – sturing geven.
3. De kritiekfunctie (ideologiekritiek)– kritische doorlichting, wat zijn de
achterliggende ideeën achter beleid.
, o Ongefundeerde ‘geloven’ over de werking van de samenleving
te doorprikken en te vervangen door wetenschappelijke
inzichten (Auguste Comte) – was in de 19e eeuw niet populair
onder machthebbers, want het bedreigde de status quo liet
zien dat menselijke betrekkingen binnen de samenleving niet
door de natuur of God zijn opgelegd.
o Het blootleggend van bestaande (machts)verhoudingen.
- Als je eenmaal weet hoe iets werkt, ben je ook instaat om tot op
zekere hoogte voorspellingen te doen over toekomstig gedrag of
over de voorwaarden voor verandering.
Individuen hebben vaak de illusie dat beslissingen die zij nemen of
stappen die zij zetten uniek zijn, dat ze als individu op zichzelf staan
vanuit het maatschappelijke perspectief zit er een ‘logica’ achter.
De sociologische verbeeldingskracht:
- Mensen moet ogenschijnlijk van elkaar los staande persoonlijke
ervaringen, situaties en problemen leren zien in het licht van de
manier waarop de maatschappij functioneert dan kan je adequaat
omgaan met problemen. 3 punten:
1. Historische maatschappelijke context waarin mensen leven – vormt
mensen.
2. Jezelf wegdenken uit vertrouwede routines en verwonderen over het
alledaagse.
3. Verplaatsen in anderen en focussen op sociale omstandigheden.
Sociologisch issue vs private troubles (Kees Schuyt):
1. Aanzienlijk aantal getroffenen
2. Persoonlijk letsel
3. Samenhand met andere problemen
4. Niet tijdelijk van aard
5. Bovenpersoonlijke oorzaken
6. In strijd met serieuze waarden
Welke probleemgebieden bestuderen sociologen? 3 sociologische
vragen:
- Wie doen wat, en voor wie? (arbeidsdeling)
- Wie zijn de baas over wie? (macht, gezag, stratificatie, ongelijkheid)
- Wie horen bij wie? (solidariteit, sociale cohesie)
Hoe vindt socialisatie plaats?
- Imitatie (waar je je mee identificeert)
- Dwang
- Sociale controle: reacties om de waarden en normen te handhaven
(sociale sancties)
- Dit kan leiden tot sociale cohesie: samenhang in de samenleving
Je ziet jezelf door de ogen van een ander:
, - Ons zelfbeeld is sociaal gevormd (Cooley en Mead) wordt
gevormd door wat wij denken wat mensen over ons denken en niet
over wat mensen werkelijk van ons denken.
- Het zelfbeeld wordt bepaald door de interacties met belangrijke
anderen.
- Cooley sprak over het looking-glass self, je ziet jezelf door de ogen
van der ander.
Hoofdstuk 2 Socialisatie
Socialisatie: het gehele proces dat laat zien hoe mensen zich normen en
waarden eigen maken waardoor zij kunnen leren en hun gedrag kunnen
ontwikkelen.
- Het proces van cultuuroverdracht
- Het proces waarbij mensen leren zich sociaal te gedragen
- Leren wat als passend en niet-passend wordt geacht
Nature vs nuture
Hoe mensen zijn is niet simpelweg aan hun ouders te danken of wijten
wordt gekeken naar aangeleerd (nuture) en aangeboren (nature) gedrag.
- De mensen is geen tabula rasa (onbeschreven blad) en evenmin
genetisch gedetermineerd tot bepaald gedrag.
- Gedrag ontwikkelt zich in een ingewikkeld samenspel van
genetische mogelijkheden en invloeden uit de omgeving mens is
van nature een cultuurwezen.
Sekse: van nature gegeven verschil tussen jongen en meisjes
Gender: de sociale/culture vormingeving aan ‘jongens’ en ‘meisjes’
- Het seks-gender systeem, het gaat om biologische verschillen en de
sociaal-culturele vormgeving van rollen.
Socialisering:
1. Primaire socialisatie (opvoeding door je ouders)
- Wat ouders hun kinderen voorhouden bedenken ze niet altijd zelf
eerst religieus en ideologisch geïnspireerd, tegenwoordig vooral
digitaal en commercieel gedreven. Dus achter de concrete Ander
(ouders, vrienden) staat de abstracte ander (dominante morele
opvattingen van cultuur en traditie).
2. Secundaire socialisatie (iedereen die je tegenkomt in je leven)
- Op latere leeftijd krijgen we steeds meer socialisators en
socialiserende instanties (bijv. school).
Bij socialisatie leren we behalve feitelijke gegevens (bijv. is iets groot of
klein) ook de opvattingen over hoe iets hoor bij de opvattingen over hoe
we ons dienen te gedragen is een onderscheid te maken tussen waarden
en normen:
- Waarden: met andere gedeelde opvattingen over wat juist en goed
is en daardoor nastrevenswaardig. Waarden zijn vraag of abstract
, (bijv. vredelievendheid of gerechtigheid) en worden geschept binnen
groeperingen samenhang. Per groepering bestaan er verschillen in
opvatting over welke waarden wel of niet gelden en welke waarden
belangrijker zijn dan anderen.
o Verschillende gerichtheid wordt uitgedrukt met de term wij-
cultuur (groepsgerichtheid) en ik-cultuur (persoonsgericht,
zelfontplooiing).
o Waarden kunnen in de loop der tijd meer of minder belangrijk
worden en soms omslaan in hun tegendeel. Waarden zijn
voorwaardelijk.
o Wanneer waarden worden omgezet in een visie op de
toekomst of een gewenste ontwikkelingsrichting, spreken we
over doelen (= een denkbeeldige toekomstige situatie die wij
nastreven).
o Waarden hebben 2 aspecten: hoe erover gepraat wordt (zeg-
gedrag) en wat er gedaan wordt (doe-gedrag)
o Het gedrag van anderen wordt beoordeeld aan de hand van
bepaalde waarde.
- Normen: concrete gedragsregels die aangeven wat verwacht wordt
in een bepaalde situatie, wat je moet doen of juist niet moet doen
(waarden die ‘dagelijks’ worden gebruikt worden omgezet in
normen). Eenzelfde waarde kan in verschillende groeperingen in
heel uiteenlopende normen vertaald worden (bijv. respect).
o Normen zijn ‘normaal’ in een groep en lijk vaak nogal absoluut
leidt tot te verwachten, voorspelbaar gedrag.
o Normen zijn te onderscheiden in:
1. Morele normen: over goed en kwaad
2. Juridische normen: over legaal of illegaal, juridisch wel of
niet geoorloofd
3. Socisale normen: overgepast en ongepast
Die normen vallen vaak samen (mensen gedragen zich omdat
het en zo hoort en wettelijk zo is vastgesteld en goed is).
Bewust en niet-bewust gedrag
We kunnen ons eigen gedrag vaak slecht begrijpen en er zelf nauwelijks
afstand van nemen. Pas wanneer we in een andere omgeving komen
waardoor die normen en waarden niet meer opgaan, worden we ons
bewust van onze eigen normen en waarden.
- Eerst zijn we bewust, later gaat het ‘vanzelf’ we hebben het ons
eigen gemaakt = internalisering (= verwacht gedrag heb je eigen
gemaakt, wat uit jezelf komt, zodat je het zonder nadenken en
automatisch doet)
o Kan zo sterk zijn dat we ons erg vervelend voelen wanneer we
van dit gedrag moeten afwijken.
o Bijzondere vorm van internalisering is hospitalisering: een
situatie waarin mensen hun gedrag door anderen wordt
bepaald en geregeld, zodat ze zelf nauwelijks meer enig
initiatief kunnen nemen (bijv. bejaardenhuizen). Als ze daaruit