In dit document staan mijn aantekeningen van een les voor de toets Nederlands in de bovenbouw. In de aantekeningen zijn belangrijke begrippen uitgelegd. Aan het einde van de aantekeningen staan 9 oefenvragen. Op de laatste pagina staan de antwoorden van de oefenvragen.
Tim luistert tijdens het maken van een werkstuk naar het verslag op de radio van een etappe van de Tour de France. Hij wil weten of Bauke Mollema zijn achterstand in het klassement kan verkleinen.
Welke luisterstrategie gebruikt Jan?
a) Globaal luisteren
b) Intensief luisteren
c) Kritisch luisteren
d) Gericht luisteren
Antwoord: D
2.
Vera gaat naar een voorlichting van de studie logopedie om te weten te komen of de studie iets voor haar is.
Welk luisterdoel kan zij het beste hanteren?
a) Een bepaald gevoel willen ondergaan
b) Iets te weten willen komen
c) Zich een mening willen vormen
d) Een bepaalde handling willen uitvoeren
Antwoord: C
3.
Puck moet een spreekbeurt houden in groep 7. Ze kiest voor haar favoriete onderwerp paarden. Ze zit al een aantal jaren op paardrijles en weet er veel van. Ze heeft een PP-presentatie gemaakt met 27 dia’s. Aan de hand van deze dia’s vertelt ze enthousiast alles wat ze weet over het onderwerp.
Welke spreekstrategie heeft Puck vergeten in te zetten?
a) Oriënteren op het spreekdoel
b) Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis
c) Oriënteren op de spreektaak
d) Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners
Antwoord: D
4.
Daan wil geld van zijn vader lenen om een andere auto te kopen. ‘Dit is een te gekke auto, strak design en maar 80.000 kilometer op de teller’, vertelt hij, ‘hij is altijd piekfijn onderhouden bij een vakgarage. Je zou het onderhoudsboekje eens moeten zien! Nooit een mankementje gehad! Het is een lekker courante wagen die je aan elk oud omaatje weer door kunt verkopen. Er zitten ook net nieuwe banden onder met kekke velgen.’
Welke spreekdoelen hanteert Daan?
a) Amuseren en informeren.
b) Informeren en overtuigen.
c) Instrueren en informeren.
d) Amuseren en overtuigen.
Antwoord: D
5.
Hierna staan drie rijtjes woorden. In welk rijtje zijn alle woorden schooltaalwoorden?
a) rechts, tuin, huis
b) Plein, lokaal, gang
c) Naast, tegenover, maar
d) Oplossing, functie, oorzaak
Antwoord: D
Voorbeeld van de inhoud
Nederlands in de bovenbouw
Functies van taal:
1. Communiceren;
2. Conceptualiseren (grip krijgen op de werkelijkheid);
3. Expressie tonen (je te uiten).
Sociale taalfuncties:
- ‘die is van mij!’ (zelfhandhaving);
- ‘eerst ga ik eten en daarna drinken.’ (zelfsturing);
- ‘zullen we gaan fietsen?’ (sturing van anderen);
- ‘ik wil nu even wat zeggen.’ (structurering van het gesprek).
Cognitieve taalfuncties:
- ‘dat is een beer.’ (rapporteren);
- ‘dat is een beer, hij is bruin, groot en gevaarlijk!’ (beschrijven);
- ‘wilde beren kun je niet knuffelen, want ze eten je op.’ (redeneren, verbanden leggen);
- ‘ik zou het eng vinden om in de dierentuin met beren te werken, dan zou ik gaan gillen!’
(projecteren)
Thuistaal versus schooltaal (CAT en DAT)
- DAT = dagelijks algemeen taalgebruik. Dit noemen we ook wel omgangstaal of thuistaal.
- CAT = cognitief Academisch taalgebruik. De onderwerpen hier zijn niet (altijd) herkenbaar of
de context is abstract. Er wordt een groot beroep gedaan op cognitieve taalfuncties.
Schooltaal en vaktaal
- Schooltaal: in tegenstelling tot, conclusie, functie, gevolg.
- Vaktaal: erosie, vulkaan, kruisbestuiving.
Visies op taalonderwijs
Een docent die bij het vak geschiedenis of aardrijkskunde heel veel aandacht aan taal besteedt. De
vraag wordt dan: welke visie van onderwijs past deze insteek? → taal bij andere vakken.
- Traditionele visie (de vorm van de taal staat voorop, taal is drager van onze cultuur; apart
aanbieden van de domeinen; veel nadruk op spellingregels en grammatica);
- Thematisch-cursorisch (taal gebruiken in zinvolle situaties, werken vanuit thema’s);
- Interactieve visie (betekenisvol, sociaal en strategisch);
- Whole-language benadering (taal wordt als geheel aangeboden, vanuit onderwerpen starten,
vertellen van leerlingen is heel belangrijk);
- Strategisch schrijfonderwijs (leerlingen moeten voor het uitvoeren van communicatieve
taken strategieën leren beheersen);
- Taal bij andere vakken (taal leer je overal en gebruik je om nieuwe inzichten en kennis te
krijgen; leerkracht is sterk gericht op interactie bij alle vakken);
- Communicatief taalonderwijs (leerlingen leren goed mondeling en schriftelijk communiceren,
minder aandacht voor de correcte vorm);
- Taakgericht (vanuit een taak gaan werken, wat heb je nodig om een taak goed uit te voeren).
, Luisterdoelen:
- Iets woordelijk willen herhalen;
- Een bepaalde handeling willen uitvoeren;
- Leren of je mening herzien;
- De rode draad eruit halen;
- Gerichte informatie vinden;
- Naast de grote lijnen ook de details begrijpen;
- Zich een mening willen vormen, feedback geven op de inhoud;
- Jezelf verplaatsen in de ander.
Spreekdoelen:
- Vertellen (de ander vermaken);
- Informeren (informatie geven);
- Instrueren (vertellen hoe iets werkt);
- Overtuigen (het is echt een gaaf boek, je betoogt waarom iemand iets moet doen);
- Uiten;
- Afstemmen (contact met anderen);
- Interviewen (informatie gericht van de ander krijgen);
- Overleggen (tot afspraken en wederzijds begrip komen).
Spreekstrategieën:
- Oriënteren op publiek;
- Oriënteren op het onderwerp;
- Oriënteren op doel;
- Oriënteren of schrijftaak.
Spreektaak is hoe je presenteert.
Leesstrategieën technisch lezen:
- De elementaire leeshandeling (drie stappen: van links naar rechts koppelen van fonemen aan
grafemen – auditieve synthese – betekenis geven);
- Lezen met behulp van clusters en spellingpatronen (sch – st – eep – eur);
- Lezen met behulp van de visuele woordvorm (directe woordherkenning);
- Lezen met behulp van morfologische analyse (beVRIEND – VRIENDELIJK);
- Lezen met behulp van de context (gebruik van zinsstructuur, maar ook van de betekenis van
woorden en zinnen).
Voordrachtaspecten:
Oefening in de klas met een vraagzin. Vraag: welk voordrachtaspect is de leerkracht hier aan het
oefenen? → zinsmelodie
- Uitspraak en articulatie;
- Klemtoon;
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jackyscheltus. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.