tabel 79 ,, Hoofdstuk 1 inleiding in de biologie
Basisstof 1: wat is biologie?
Organismen
Organismen zijn levende wezens. Alle levende wezens vertonen levensverschijnselen.
Stofwisseling → alle chemische reacties in een organisme. → enzymen versnellen
chemische reacties van stoffelingsprocessen. → dit heet katalyseren.
Dood → een organisme toont geen levensverschijnselen meer.
Levenloos → dingen in de natuur die nooit hebben geleefd.
Levenscyclus van organismen
Elk individueel organisme heet een individu.
Levensloop → dit ontstaat direct na het ontstaan van het organisme, daarna
begint het organisme met ontwikkelen→ levensloop bestaat uit verschillende
fasen.
Soort → individuen die zich onderling kunnen voortplanten.
Levenscyclus → een soort blijft voortbestaan ook al sterft er een individu →
levenscyclus eindigd wanneer de soort uitsterft.
Biologie en andere wetenschappen
Biologie → natuurwetenschap → hierin worden natuurverschijnselen bestudeert.
Tussen biologie en andere natuurwetenschappen bestaan overgangsgebieden.
Biologie vandaag en morgen
In de afgelopen 100 jaar zijn we veel meer te weten gekomen over de biologie dan daarvoor.
Als er een situatie is waarbij biologie een rol speelt is dat een context voor het vak biologie.
Organisatieniveaus in de biologie
Organisme zijn georganiseerd in → biologische eenheden.
Kleinste biologische eenheid → molecuul → dit zijn bouwstenen van stoffen → DNA
is ook een molecuul, dit bevat informatie van een organisme.
Cel → grotere biologische eenheid → veel samenwerkende cellen vormen samen
→ orgaan.
Organisme → dit kan eencellig of meercellig zijn. → Organisme behoren tot een
populatie
Populatie → groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft,
Populaties → leven in ecosystemen → onofficieel begrensd gebied met bepaalde
eigenschappen. Hier speelt de levende en niet-levende natuur een rol.
Biosfeer/systeem aarde → alle ecosystemen op aarde.
Emergente eigenschap → een hoger organisatieniveau krijgt een nieuwe
eigenschap die een lager organisatieniveau niet kan. bijv: een orgaan kan niet
lopen maar de mens wel → meerdere organen werken samen om te kunnen
lopen.
, Basisstof 2: organen, weefsels en cellen
Orgaanstelsels met organen
Orgaanstelsel → een aantal organen dat samen een bepaalde functie uitoefent.
Weefsels
Bij meercellige organisme ontstaan bij de ontwikkeling, verschillende typen
cellen. → deze hebben allemaal een andere vorm en andere functie. --. groep
cellen met dezelfde vorm en functie heet een weefsel. → in je lichaam
verschillende soorten weefsels.
Dekweefsel → beschermt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakten. → er
zijn veel verschillende soorten dekweefsels, zoals: slijmvlies in je longen en
darmkanaal. En bijvoorbeeld de bovenste laag van je huid. → alle dekweefsels
hebben gemeenschappelijke kenmerken. → cellen: rechthoekig en dicht op
elkaar.
Zenuwweefsel → in organen van je zenuwstelsel. → zenuwcellen geven
informatie door. Cellen: zenuwcellen met sterk vertakte uitlopers.
Spierweefsel → Langgerekte cellen die kunnen samentrekken.
Bindweefsel → Steun en vorm aan het organisme en aan afzonderlijke organen.
→ verbind lichaamsdelen en vult ruimtes op.Cellen: ver uit elkaar met daartussen
vezels en tussencelstof. → stevig, elastisch of het vormen van een netwerk. →
type vezel + dichtheid + tussen vloeistof bepaald de functie van het
bindweefsel.
Steunweefsel → type bindweefsel in kraakbeen en been.
Tussencelstof
De hoeveelheid tussencelstof bepaalt de functie van het weefsel.
Beenweefsel → tussen de cellen zitten kalkzouten en collageenvezels. →
kalkzouten geven stevigheid. Collageenvezels → lijmvormende vezels → zorgen in
beenweefsel voor de samenhang.
Beencellen in beenweefsel → uitlopers die in contact staan met andere
beencellen → transport van stoffen mogelijk. → in de kanaaltjes zitten bloedvaten
en zenuwen.
Kraakbeenweefsel → groepjes van 2/3 cellen tegen elkaar met daartussen
tussencelstof. → minder kalkzouten, meer collageenvezels. → daardoor is
kraakbeen elastisch.
Vorm en functie
In organismen is er veel verband tussen de vorm en de functie ervan.
Dijbeen→ hol langwerpig been die wel. → kop van dijbeen → beenweefsel bestaat
uit beenbalkjes met daartussen beenmerk. → Beenbalkjes lopen in de richting
waarin de grootste krachten op het bot worden uitgeoefend. → Hierdoor zijn
dijbeenderen zo licht mogelijk zonder dat ten koste gaat van de stevigheid. → ze
kunne je gewicht dragen.
Diersoorten in water → lichaamsvorm die weinig weerstand geeft.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irinagoosens. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,19. Je zit daarna nergens aan vast.