Een kracht is altijd een wisselwerking t ussen twee voorwerpen. De snelheid en de richting van
een voorwerp hangt af van de grootte, de richting en de a angrijpingspunt v an de kracht.
Omdat kracht een grootte en een richting heeft noem je het een
vectorgrootheid. je tekent kracht als een pijl. De eenheid van de kracht is
F in Newton.
Een kracht wordt getekend als een pijl ,de lengte van de pijl geeft de
grootte van de kracht aan(via een krachtenschaal)
Een elastiekje rek je uit door met jouw s pierkracht a an beide kanten te
trekken. Het elastiekje trekt ook aan jouw handen, dat is de v eerkracht Fv .
Als je een veer twee keer zo ver uitrekt, wordt de veerkracht ook twee keer zo groot.
De veerkracht Fv van een veer is evenredig met de uitrekking u . De stugheid van de veer wordt
uitgedrukt in de veerconstante C. Bij een stugge veer is de veerconstante groter.
F ~ u → F/u = constant
→ Fv = C x u
Fv: veerkracht in N u: de uitrekking in m C: veerconstante in N/m
Het touw waaraan je hangt oefent een kracht op jou uit die naar boven gericht is: s pankracht F s.
Als je stil hangt, is de spankracht in het touw even groot als de zwaartekracht. Bij een zwaarder
persoon rekt het touw iets meer uit en is de spankracht ook groter.
De spankracht werkt altijd in de richting van het touw.
Op alle voorwerpen op aarde en in de atmosfeer werkt de zwaartekracht F z. Het
aangrijpingspunt van de zwaartekracht is het z waartepunt. De zwaartekracht is evenredig met
de massa m. Op aarde werkt op elke kilogram aan zwaartekracht van 9.81 N
Fz = m x g
Fz:zwaarte kracht in Nm: massa in kg g:valversnelling in m/s2 of N/kg (9.81 N/kg)
Het gewicht van een voorwerp is de kracht die het uitoefent op een ondergrond of op een touw
waarmee het voorwerp hangt: de g ewichtskracht. Het is niet hetzelfde als massa:
Massa druk je uit in kilogram en wordt veroorzaakt door de massa van de atomen van het
voorwerp. de gewichtskracht/het gewicht is een contactkracht op de omgeving.
De normaalkracht Fn op een voorwerp staat altijd loodrecht op de ondergrond. Het is een
‘tegen’kracht van de ondergrond op voorwerpen die op de grond staan.
Wrijvingskrachten werken altijd tegen de bewegingsrichting in. Er zijn drie soorten wrijving:
1. Schuifwrijving
2. Luchtweerstand
3. Rolweerstand
Wrijvingskracht heeft een maximum waarde. Een rollende band
heeft een grotere wrijvingscoëfficiënt dan een glijdende band.
Fst > Fdy
st: statisch: geen snelheidsverschil tussen 2 voorwerpen
dy: dynamisch: wel snelheidsverschil tussen 2 voorwerpen.