Week 1 Inleiding, EVRM, ouders en kinderen (afstamming en adoptie)
Bloed- en aanverwantschap en familie- en gezinsleven
Onder bloedverwantschap verstaat men de betrekking tussen personen van wie de een van de ander afstamt, of
tussen personen die een gemeenschappelijke stamvader hebben. Het bestaat van juridische bloedverwantschap
betekent het bestaan van een rechtsverhouding tussen de bloedverwanten: de ‘familierechtelijke betrekking’.
Het Marckx-arrest (EHRM 13 juni 1979, NJ 1980/462; Marckx v. Belgium) is de eerste stap geweest op weg naar
erkenning van ‘familie- en gezinsleven’ buiten de in de wet geregelde rechtsfiguren. Het bepaalde dat de
eerbiediging van het familie- en gezinsleven voor de Staat ook positieve verplichtingen met zich meebrengt.
Bijvoorbeeld dat de Staat ervoor moet zorgen dat er in het Nationale recht waarborgen bestaan die een integratie
van het kind in zijn familie vanaf de geboorte mogelijk doet zijn.
Rechtgevolgen van het – al dan niet – in familierechtelijke betrekking staat tot een ouder, zijn o.a.:
- het gezag
- verplichting tot levensonderhoud
- de naam
- erfrecht bij versterf/legitieme portie
- de nationaliteit
Afstamming en ouderschap
Bij afstamming gaat het om kinderen en ouders, er bestaan twee varianten:
- biologische afstamming (wie zijn mijn ouders, etc.)
- juridische afstamming (o.a. art. 1:197 BW)
Ouderschap bestaat in drie varianten:
- biologisch/genetisch (eicel, zaadcel, baarmoeder)
- sociaal (feitelijke opvoeder)
- juridisch (formele aanknopingspunten, zoals bijv. huwelijk of geboortemoeder)
Uitgangspunten:
1. De juridische ouderschap moet volgens de Nederlandse wetgever zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met
de biologische werkelijkheid. Dus de biologische afstamming vormt de basis voor de juridische afstamming.
2. Het kind heeft recht op afstammingsinformatie (art. 8 EVRM jo. art. 7 IVRK). Dit wordt bijv. bewerkstelligt
doordat anoniem doneren niet meer mogelijk is volgens de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (2004).
! = HR 18 maart 2016, NJ 2016/210: voorlichting over de afstamming maakt in Nederland onderdeel uit
van de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn en de ontwikkeling van de
persoonlijkheid van het kind.
3. Een kind heeft minimaal 1 en maximaal 2 ouders.
1
,Ontstaan Juridisch ouderschap
Het juridisch ouderschap ontstaat op 5 (limitatieve!) gronden:
1. Geboorte uit moeder, oftewel ‘’mater semper certa est’’ (art. 1:198 lid 1 sub a BW)
= de geboortemoeder is de juridische moeder; geldt onvoorwaardelijk en altijd
→ ongeacht intentie van moeder, bijv. verkrachting
→ ongeacht genetische afstamming van moeder, bijv. draagmoeder
2. Huwelijksouderschap/Geregistreerd partnerschap-ouderschap van rechtswege (art. 1:199 lid 1 sub a BW)
= vader die gehuwd/gp is met geboortemoeder krijgt van rechtswege juridisch ouderschap
= moeder die gehuwd/gp is met geboortemoeder, krijgt enkel juridisch ouderschap mits:
- bevruchting v/d geboortemoeder heeft plaatsgevonden in Nederlandse kliniek
- sperma van donor is aangemeld bij Stichting donorgegevens
- onbekendheidsverklaring Stichting (= identiteit donor onbekend is bij geboortemoeder)
- overleggen bij geboorteaangifte
! = je mag wel in het buitenland ‘shoppen’ voor een goede donor (bijv. gespierd, slim). Maar dan heeft
dat dus wel consequenties voor het juridische moederschap van rechtswege (niet voldoen voorwaarden).
Erkenning kan dan dus nog wel.
! = bij voldoen aan voorwaarden staan er dus twee moeders op de geboorteakte. In het buitenland wordt
dit vaak niet erkent. En ouderschap van een meemoeder kan zelfs worden ontkent! (art. 1:202a BW).
3. Erkenning (art. 1:203 BW en art. 1:204 BW) vooral relevant bij ongehuwd samenwonenden
Erkenning is een eenzijdige rechtshandeling, waarbij de erkenner (m/v) vrijwillig juridisch ouderschap
aanvaardt. Het is geen waarheidshandeling, dus er vind géén toetsing biologische afstamming plaats.
Vorm: bij ambtenaar burgerlijke stand of notaris
Tijdstip: vóór geboorte (art. 1:2 BW), bij geboorteaangifte, of nog later (ook 18+)
Werking: ‘ex nunc’, dus vanaf het heden (vanaf moment erkenning; geen terugwerkende kracht)
Erkenning heeft ook voorwaarden, dus erkenning kan ook nietig zijn (art. 1:204 lid 1 BW).
Bijvoorbeeld in het geval: - huwelijksbeletsel erkenner <> geboortemoeder (art. 1:41, 1:80a BW)
- erkenner is jonger dan 16 jaar
- kind heeft al twee ouders
- schriftelijke toestemming geboortemoeder/kind ontbreekt
kind <12 = toestemming geboortemoeder nodig
kind 12 – 16 = toestemming geboortemoeder + kind nodig
kind > 16+ = toestemming kind nodig
! = Als de moeder/kind geen toestemming geeft, kan de rechter vervangende toestemming geven (art.
1:204 lid 3 en lid 4 BW). Dit kan alleen de verwekker vragen, de biologische vader (donor) of een
instemmende levensgezel.
! = HR 12 november 2004, NJ 2005/248 (Vervangende toestemming erkenning II): moeder verleent
toestemming aan iemand anders dan verwekker/biologische vader.
Mag dat? Toestemming van moeder mag enkel worden aangetast in geval van misbruik van
bevoegdheid. Criteria: 1) Nalatigheid van vader om te erkennen; of
2) Onwetendheid van vader
Ook de openbare orde kan een rol spelen:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand weigert opstelling akte bij strijd met openbare orde, 1:18c lid 2
- OM vraagt kan vernietigen bij strijd met openbare orde, 1:205 lid 2 (erkenner niet biologische vader)
4. Gerechtelijke vaststelling ouderschap (soort ‘opgedrongen ouderschap’; art. 2:107 BW en art. 2:108 BW)
Kan ten allen tijde worden vastgesteld dus ook bij 18+ kind (lid 1) of overleden betrokkene (lid 4)
5. Adoptie (art. 1:227 e.v. BW)
Geen terugwerkende kracht, tenzij art. 1:230 lid 2 BW
2
, Beëindiging Juridisch ouderschap
Juridisch ouderschap kan worden beëindigd in drie gevallen:
1. Ontkenning huwelijksouderschap/geregistreerd partnerschap (art. 1:200 sub a BW)
- Vaderschap van echtgenoot (art. 1:200 – art. 1:202 BW)
Grond? = ontbreken biologische band
Wie? = huwelijksvader, moeder, kind/bijzonder curator, afstammeling (niet verwekker/donor!!)
vader/moeder kan wel, tenzij vader wist van zwangerschap voor huwelijk of heeft
ingestemd met verwekkingsdaad (tenzij bedrog moeder omtrent verwerkker)
Wanneer? = binnen 1 jaar voor moeder/vader, binnen 3 jaar voor kind
- Moederschap van meemoeder (art. 1:202a – art. 1:202b BW)
Grond? = ontbreken biologische band (eicel donatie)
Wie? = meemoeder, moeder, kind/bijzonder curator, afstammeling (niet spermadonor!!)
moeder/meemoeder kan wel, tenzij meemoeder voor het huwelijk wist van de
zwangerschap of heeft ingestemd met verwekkingsdaad (tenzij bedrog).
Wanneer? = binnen 1 jaar voor moeder/meemoeder, binnen 3 jaar voor kind
! = Gevolgen ontkenning:
- ouderschap heeft nooit bestaan (art. 1:202 lid 1 BW – art. 1:202b lid 2 BW)
- geen terugbetalingsplicht voor levensonderhoud (art. 1:202 lid 3 BW)
- wel gevolgen voor Nederlandse nationaliteit (art. 14 lid 4 RWN)
2. Vernietiging van erkenning (art. 1:205 sub a BW)
In geval: erkenner is man = art. 1:205 BW erkenner is vrouw = art. 1:205a BW
Grond? = erkenner is niet biologische vader/moeder van kind
Wie? = kind/bijzonder curator, moeder, erkenner, afstammeling, Openbaar Ministerie
kind kan het alleen vernietigen indien erkenning is gebeurt tijdens minderjarigheid!
moeder/erkenner enkel indien sprake van bedreiging, dwaling, bedrog, misbruik v/o
Wanneer? = 1 jaar voor moeder/erkenner, 3 jaar voor kind
! =Gevolgen vernietiging erkenning
- erkenning heeft nooit bestaan (art. 1:206 lid 1 BW)
- geen terugbetalingsplicht voor levensonderhoud (art. 1:206 lid 3 BW)
- wel gevolgen voor Nederlandse nationaliteit (art. 14 lid 2 RWN)
3. Herroeping adoptie (art. 1:231 BW)
Beperkte mogelijkheid, namelijk uitsluitend op verzoek van de geadopteerde, en alleen tussen zijn 20e en
23e levensjaar.
Voorwaarden voor ontkenning vaderschap en ontkenning duomoederschap
1. Niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning:
a. indien de vrouw vóór het huwelijk/gp zwanger was, en de man/duomoeder daarvan op de hoogte was
(art. 1:200 lid 2 BW en art. 1:202a lid 2 BW)
b. indien de man heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben
gehad (art. 1:200 lid 3 BW)
c. indien de duomoeder heeft ingestemd met kunstmatige donorbevruchting (art. 1:202a lid 2 BW)
3