1) Intelligentie en geheugen
Een woordenschattest maakt vaak onderdeel uit van testbatterijen om intelligentie te meten.
a) Beargumenteer of woordenschat tot de crystallized of fluid intelligentie behoort.
b) Beschrijf kort Spearman’s tweefactor theorie van intelligentie.
c) Welke factoren liggen volgens Spearman’s theorie ten grondslag aan een woordenschattest?
d) Leg uit waarom de Raven test een goede meting van de g-factor zou zijn.
e) Waarom is de ‘delay of gratification’ een werkgeheugen-taak?
f) Verklaar waarom spreiding van herhalingen in de tijd (van leerstof) en lengte van het interval tussen
herhalingen belangrijk is (spacing effect).
2) Conceptuele leermodellen, zelfregulatie en hoogbegaafdheid
Pieter is een leerling uit groep 6 van een Montessoribasisschool. Zijn ontwikkeling blijkt op leesgebied
aanzienlijk achter te lopen in vergelijking met zijn klasgenootjes. Zijn leerkracht vraagt zich af waar het
leesprobleem van Pieter vandaan komt en stelt voor om de oorzaak van het probleem te onderzoeken
met behulp van het constructivistische model.
a) Welke factoren kunnen er volgens het constructivistische model ten grondslag liggen aan het
leesprobleem van Pieter?
b) Het blijkt in de praktijk lastig te zijn om hoogbegaafdheid goed vast te stellen omdat er meerdere
definities van hoogbegaafdheid in omloop zijn die qua focus van elkaar verschillen. Wat zijn de vier
criteria die Subnotic et al. aanhouden voor het identificeren van hoogbegaafdheid?
c) Pintrich (2004) heeft een model beschreven waarin hij de vier domeinen van zelfregulatie
combineert met verschillende fasen van zelfregulatie. Benoem deze vier domeinen van zelfregulatie
en geef van elk een concreet voorbeeld bij het voorbereiden van het tentamen van CO&L.
3) Technisch lezen en spellen
a) Leg kort uit wat orthografische kennis is, en waarom die kennis belangrijk is voor de ontwikkeling
van leesvaardigheid.
b) Geef een voorbeeld van een vaardigheid die ongeveer even belangrijk is voor lezen en spellen en
geef een voorbeeld van een vaardigheid die belangrijker is voor één van beiden.
c) Kinderen kunnen om verschillende redenen zwak presteren op een spellingtoets. Noem twee
oorzaken van zwakke spellingprestaties en licht deze kort toe.
d) Wat is orthografische kennis en waarom is het belangrijk voor de ontwikkeling van leesvaardigheid?
4) Taal
a) Hieronder staat een stukje tekst uit het boek Dummie de Mummie. Dummie komt uit Egypte en
woont nu in Nederland. Lees de tekst en beantwoord de volgende vraag:
Ineens begon Dummie te schateren: ‘Ik maak nog ghoeie grap, ik weet weer ineens! Ik doe masker
op ghoofd en in optocht ik zit eerst stil en dan ik spring met ghrote ghrom en mensen schrikt ghekke
ghoedje daarvan.’
Op welke taalgebieden maakt Dummie fouten? Noem twee gebieden en geef de bijbehorende fout
daarbij.
b) In het artikel van Hoff (2006) over sociale context en taalontwikkeling worden belangrijke sociale
factoren voor kindertaalontwikkeling genoemd. Cultuur en sociaaleconomische status zijn twee
, belangrijke factoren die taalontwikkeling beïnvloeden. Geef een voorbeeld hoe cultuur en een
voorbeeld hoe SES-effect hebben op de taalontwikkeling van een kind. Geef ook aan of die
voorbeelden horen bij ‘taalaanbod’ of bij ‘communicatieve ervaring’ (denk aan het schema uit het
hoorcollege).
c) Kunnen kinderen die vanaf hun geboorte tweetalig worden opgevoed ook gebruik maken van het
mutual exclusivity constraint? Leg uit wat constraint inhoudt en beargumenteer waarom simultaan
tweetalige kinderen daar wel of geen gebruik van kunnen maken.
d) Noem twee algemene cognitieve vaardigheden gerelateerd aan taalverwerving en leg uit hoe deze
daar een rol bij spelen.
e) Waarom stimuleren filmpjes waarin veel aandacht voor taal wordt gegeven de taalontwikkeling niet
optimaal?
f) Hoe wordt orthografische kennis verworven volgens de self-teaching theorie van Share?
g) Om spelling te bevorderen is het niet voldoende om kinderen veel te laten spellen. Het is belangrijk
om bij het oefenen van spellen zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen fouten maken, waarom?
5) Begrijpend lezen
a) Een kind leest een grap in de Moppentrommel in de Donald Duck. Als ze de grap daarna aan haar
tante vertelt, geeft ze meteen de clou en vergeet de opbouw van de mop. Heeft dit meisje een
situatiemodel van de mop gemaakt? Leg uit wat een situatiemodel is en beantwoord dan de vraag.
b) Hieronder staat informatie over drie kinderen. Lees de informatie en beantwoord daarna de vraag.
Sita houdt niet van verhalen lezen, ze raakt vaak de draad kwijt tijdens het lezen. Ze vergeet vaak
de titels van verhalen te lezen. Ze vindt het ook moeilijk om te snappen waar verwijswoordjes zoals
‘hij’ en ‘deze’ naar verwijzen.
Mohammed woont pas sinds kort in Nederland. Hij houdt van lezen, is een slimme jongen, maar
heeft nog beperkte woordenschatkennis van het Nederlands.
Joep heeft moeite met het snel en goed lezen van woorden. Hij begrijpt ze wel, maar kan niet zo
snel lezen.
Leg uit wat deelvaardigheden en procesvaardigheden van begrijpend lezen zijn. Noem daarna twee
deelvaardigheden en twee procesvaardigheden van begrijpend lezen die in deze passage worden
genoemd en bij welk kind die deelvaardigheid of procesvaardigheid wordt genoemd.
c) Op sommige scholen wordt voorgesteld om leesbegrip van kinderen met dyslexie niet te toetsen via
het lezen, maar door de tekst gesproken aan te bieden. Wordt op deze manier de begrijpend lezen
gemeten? Leg uit waarom wel/niet.
d) Poor comprehenders hebben in tegenstelling tot kinderen met dyslexie wel altijd problemen met
begrijpend lezen. Noem twee procesvaardigheden waar zij moeite mee hebben en leg per
vaardigheid uit waarom deze begrijpend lezen beïnvloeden.
6) Rekenen
a) Noem twee van de vijf telprincipes van Gellman & Gallistel. Alleen noemen is voldoende.
b) Beargumenteer of redactiesommen (horend bij realistisch rekenen) geschikt zijn voor a)
rekenzwakke leerlingen en b) leerlingen die uit gezinnen komen met een lagere
sociaaleconomische status. Betrek in je antwoord het leermodel dat ten grondslag ligt aan
redactiesommen.
c) Voor het geven van goed rekenonderwijs is een aantal algemene principes van belang. Geef twee
voorbeelden van algemene adviezen die gelden voor het opbouwen van rekenkennis (denk aan de
interventiecolleges en de bijbehorende literatuur).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper melaniebakker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.