Methodologie van Sociale Wetenschappen - 01-11-2022
Verschil kwalitatief en kwantitatief onderzoek
Inductief: Eerst data verzamelen en daarop je conclusie baseren. Inzichten verkrijgen door het
verzamelen en analyseren van gegevens.
-> Observaties -> theorie
Deductief: Eerst een hypothese opstellen, dan onderzoek doen en een conclusie vormen.
Hypothese afleiden uit de theorie en deze toetsen met behulp van gegevens.
-> Theorie -> observaties
Ontologie en epistemologie
Wetenschapsfilosofie: Niet duidelijk wat kennis eigenlijk is.
-> Begrijpen van verschillende benaderingen en fundamentele aannames.
-> Epistemologische opvatting beinvloedt tijdens het onderzoek jouw keuzes.
Ontologie, zijnsleer:
1. Wat is de fundamentele aard van de werkelijkheid?
2. Hoe zit de sociale werkelijkheid in elkaar?
3. Wat zijn de eigenschappen van ‘het zijn’?
Objectivisme: Sociaal verschijnsel / sociale wereld is onafhankelijk, staat los van, van menselijke
betekenisgeving. Meer gefocust op feiten.
Constructivisme: Er is geen werkelijkheid die onafhankelijk is van menselijke betekenisgeving.
Het is een bouwsel, een sociale constructie, dat door mensen in een samenleving wordt
gevormd.
→ Hoe kijk je tegen de werkelijkheid aan?
Epistemologie
1. Hoe kunnen we de wereld om ons heen kennen?
2. Wat kunnen wij weten?
3. Wat is de oorsprong, aard en reikwijdte van onze kennis?
4. Hoe komen wij tot aanvaardbare kennis?
5. →How to obtain knowledge of the social world?
Karl Popper:
- Objectivisme:
- Theorieën zijn met elkaar te vergelijken. We kunnen dichter bij ‘de waarheid’
komen door ze te toetsen aan de harde feiten en onjuiste theorieën weg te
gooien.
- Realisme:
- We kunnen kennis vergaren over de waarheid, een wetenschappelijke theorie
beschrijft (min of meer) ‘de werkelijkheid.’
, - Inductie-probleem: Kunnen we wel op onze waarheid vertrouwen? Wat hebben we
eigenlijk aan een bevestigde observatie? (kennisclip 1)
- Idee in stand houden: wetenschap is nuttig.
- -> Falsificatie is oplossing voor inductieprobleem: We hebben niet zoveel aan een
bevestigende observatie (ik zag vandaag weer een witte zwaan), maar wel aan een
weerlegging (ik zie nu een zwarte zwaan).
- Popper: beschrijving van hoe het zou moeten.
Thomas Kuhn:
- Beschrijvend: hoe gaat het in werkelijkheid, de praktijk. Het gaat hier niet zoals popper
zegt.
- Het ene paradigma, perspectief, denkraam, is niet beter dan het andere. Ze zijn
incommensurable, onverenigbaar. Een paradigmawisseling brengt ons niet dichter bij ‘de
waarheid’.
Paradigmawisselingen:
● De copernicaanse revolutie
● Darwin’s evolutietheorie
● Continentale drift-theorie
Sociale wetenschappen: pre-paradigmatisch
-> Geen overeenstemming over de epistemologische veronderstellingen, en dus geen eenduidige
visie op hoe onderzoek gedaan kan en moet worden.
Idealistische benaderingen om kennis over de sociale werkelijkheid te vergaren:
- Positivistische school: verklaren
- Interpretatieve school: begrijpen
- Weber: We hebben beiden nodig, we hebben begrijpen nodig om te verklaren.
Positivistische school:
● Afstandelijke manier van wetenschap, geen contact met mensen.
● Natuurwetenschappelijke methode, difficult to pin down.
● Alternatieve benaming: empirisch analytische benadering (vs empirisch-interpretatieve
benadering)
● Positivisme is voor sommigen een scheldwoord, negatieve term.
Gemeenschappelijke kenmerken positivisme:
- Nomothetische verklaringen: Zoeken naar wetmatigheden, algemene, universele, causale
wetmatigheden om patronen in menselijk gedrag te verklaren.
- Reductionistisch: Focus op de invloed van bepaalde, afzonderlijke variabelen.
Hoe komen we tot kennis?
- Formuleren via deductie en toetsen van hypothesen: vergelijk theorieën met de harde
feiten. Door eliminatie van onjuiste theorieën leren we stap voor stap van onze fouten,
via inductie en falsificatie.
- Empirisme: We verkrijgen kennis via zintuiglijke ervaringen. Kijken, observeren, horen.
,Rol van waarden en normatieve oordelen:
- Waarde-vrijheid: Objectieve kennis is gebaseerd op feiten, niet op normen, opinies of
geloof.
- Strikte scheiding tussen normatieve en wetenschappelijke uitspraken: resultaten van
onderzoek moeten los staan van waarde-oordelen. Uit ‘wat is’ kan men geen norm
afleiden, (hoe het zou moeten zijn).
Interpretatieve school:
-> Intellectuele tradities:
● Hermeneutiek, uitleggen: studie van de interpretatie van (heilige) teksten.
● Phenomenology: studie van betekenisgeving van mensen
● Verstehen: begrijpen, Max Weber.
Doel: Bestuderen de betekenis van menselijk denken en handelen.
-> Uitvloeisel van constructivisme: mensen maken en hanteren hun dagelijks leven “sociale
constructies” die hun in staat stellen om gebeurtenissen en ervaringen te begrijpen.
Aard van het doel van een theorie:
- Doel: Bestuderen de betekenis van menselijk denken op een bepaald tijdstip, in een
bepaalde context.
- Onderzoek is vaak idiografisch van aard: Beschrijving/ verklaring van een uniek geval,
een unieke context of uniek proces dat zich nooit op dezelfde manier zal herhalen.
- Holistisch, geheel: Gericht op de gehele context. Het is contextafhankelijk volgens de
interpretatieve school.
Tweede epistemologische betekenis van constructivisme: De onderzoeker presenteert altijd
een specifieke versie van de sociale werkelijkheid. Onderzoekers interpreteren zelf ook.
- Double interpretation: interpretaties van interpretaties.
- Kennis is ook maar een construct, geïnterpreteerd door onderzoekers.
Epistemologisch constructivisme is in tegenstelling met een realistische benadering.
Rol van waarden:
● Methodologisch relativisme: Zet je eigen waarden even terzijde, backeting,: de ene visie
is niet beter dan de andere. -> tijdens het onderzoek
● Reflexiviteit: Wees je bewust van de mogelijke invloed die je persoonlijke achtergrond en
perspectief gehad kunnen hebben op het onderzoek.
● Confessions -> interpretivistisch onderzoek: kort reflecteren over hoe jij denkt dat jouw
bevindingen gekleurd zijn door jouw achtergrond. Je positie doet er weldegelijk toe, kan
je niet uitschakelen. Hier moet je op reflecteren.
, Kwalitatief en kwantitatief onderzoek:
● Kwalitatief: Iets afstandelijker
● Kwantitatief: Gebruik je getallen of niet
Kwantitatief Kwalitatief
Ontologie? Objectivisme Constructivisme
Epistemologie? Positivistisch Interpretatief
Object en doel van studie: Sociale verschijnselen Verschillende perspectieven
beschrijven en verklaren begrijpen en beschrijven, in
middels algemene theorieën. een specifieke context.
Rol van theorie? Deductief Inductief
Rol van theorie: Concepten meten en theorieën Concepten en theorieën
toetsen. verkennen en ontwikkelen.
Kwalitatief versus kwantitatief:
● Onderzoeksbenadering: research strategy
○ Epistemologische uitgangspunten: verklaren versus begrijpen
○ Men spreekt ook wel van “approaches” of “paradigma’s”
● Onderzoeksontwerp: research design
○ Concreet plan van aanpak van de uitvoering van het onderzoek.
● Onderzoeksmethode: research method
○ De manier waarop gegevens verzameld en geanalyseerd worden.
○ Bv: survey. Grootschalig; gestandaardiseerde manier; gekwantificeerde data.
○ Bv: diepte interviews. Kleinschalig; meer flexibel; data van kwalitatieve aard.
● We need to be careful about seeing them as exact opposites:
- Het is geen tegenstelling: verschillend soort onderzoek kan elkaar juist goed
aanvullen.
- Labels “kwantitatief” en “kwaliteit” zijn niet altijd eenduidig, want kan verwijzen
naar onderzoeksbenadering, -ontwerp en -methode.