Integrale Opdracht Fase 2
HBO Bachelor Social Work
Profiel Welzijn en Samenleving
NCOI
S.M.A. Lacunes-Heymen
4801033
12 maart 2023
Bron afbeelding: https://www.bontehond.net/voorstellingen/straf
,Voorwoord
Mijn naam is Suzy Lacunes-Heymen, ik ben 43 jaar en woon samen met mijn man, dochter en hond in
Zevenaar. Ik heb 20 jaar lang gewerkt in de commerciële sector en mijn laatste functie was
salesmanager ICT & Telecom. In 2020 kregen we de mogelijkheid vanuit FNV om gebruik te maken
van een opleidingsvoucher. De voorwaarde van deze voucher was dat de opleiding geen betrekking
mocht hebben op het huidige werk. Nadat ik verschillende opleidingen bekeken had kwam ik uit bij
“Social Work HBO – 1 jaar’. Dit trok mij het meeste aan. Het eerste jaar beviel mij zo goed dat ik de
opleiding heb omgezet in de volledige 4-jarige bachelor. Ik heb uiteindelijk gekozen voor het profiel
‘Welzijn en samenleving’.
Deze integrale opdracht is geschreven voor de opleiding HBO Social Work, profiel Welzijn en
Samenleving. Doordat ik in mijn werk tot nu toe nog weinig face to face contact heb met cliënten heb
ik ervoor gekozen om gebruik te maken van de door de NCOI aangeleverde casus. Dit heeft
uiteindelijk wel meer tijd gekost omdat het voor mij een onbekend onderwerp bevatte. De
aangeleverde casus van de NCOI is onttrokken uit het onderzoek van Nabben et al. (2010). Zij
hebben onderzoek gedaan naar de ervaring van jongeren met betrekking tot werkstraffen. Buiten dit
onderzoek is er weinig informatie te vinden over werkstraffen en jongeren, ik heb dus wel gebruik
gemaakt van dit onderzoek. In deze opdracht laat ik zien dat ik verkregen data kan analyseren en
interpreteren, hypothesen kan opstellen, een observatieplan kan maken, een observatieonderzoek
kan uitvoeren en een helder verslag kan maken welke voldoet aan de APA-regels.
2
,Samenvatting
De gemeenteraad van Rotterdam heeft een conflict over het nut van werkstraffen die door jongeren in
de buurt wordt uitgevoerd. Met buurt wordt daarbij bedoelt de buurt waarin de jongeren wonen of de
buurt waarin de jongeren het delict gepleegd hebben. Een aantal partijen binnen de gemeenteraad
vindt dat een werkstraf uitgevoerd in de buurt laat zien aan de buurt dat Justitie werkstraffen serieus
neemt en ook vinden zij dat dit type werkstraf bijdraagt aan het normbesef van de jongeren. Een
aantal andere partijen vindt dat het uitvoeren van een werkstraf in de buurt vernederend is voor de
jongeren en dat deze manier van uitvoer zelfs in strijd is met bepaalde Internationale verdragen.
De gemeenteraad is echter niet bevoegd om te beslissen over het al dan niet stimuleren van
werkstraffen. De burgemeester heeft daarom besloten om onderzoek te doen naar hoe jongeren zelf
de werkstraf beleven in de eigen buurt. Zij wil dat doen in overleg met de Raad voor de
Kinderbescherming (RvdK). Uiteindelijk zal de RvdK het resultaat van het onderzoek voorleggen aan
de minister van Justitie en Veiligheid, hij zal een beslissing nemen over het wel dan niet stimuleren
van werkstraffen in de buurt voor jongeren.
De burgemeester van Rotterdam heeft een onderzoeksbureau aangesteld die de volgende stelling zal
onderzoeken: Hoe ervaren jongen hun werkstraf in de buurt? Het onderzoeksbureau wil in alle
gemeenten die zij onderzoeken jongerenwerkers betrekken bij het onderzoek, zij weten het beste hoe
je met deze jongeren contact kunt maken.
Deze integrale opdracht wordt uitgevoerd door de jongerenwerkers die de interactie tussen
buurtbewoners en jongeren gaan observeren in de wijk Ijsselmonde in Rotterdam-Zuid. Zij gaan de
hypothese ‘Een positieve interactie tussen jongeren en buurtbewoners draagt erbij aan dat jongeren
hun werkstraf als positief ervaren.’ onderzoeken.
Het doel van de observatie is om vast te stellen hoe de interactie is tussen buurtbewoners en de
jongeren die een werkstraf moeten uitvoeren. Is deze interactie positief of negatief? Het gaat hierbij
om het leggen van verbanden. Uiteindelijk zegt deze interactie namelijk ook iets over hoe
buurtbewoners staan tegenover de jongeren die een werkstraf uitvoeren en andersom. En dit gedrag
draagt weer bij aan het uiteindelijke gevoel die jongeren hebben over de uitvoer van hun werkstraf.
Zij nemen hierbij als observatievraag: ‘Hoe staan buurtbewoners tegenover jongeren die werkstraffen
in hun buurt uitvoeren?’
Deze observatie wordt uitgevoerd door twee observators (jongerenwerkers). Zij gaan een
participerende observatie uitvoeren en zullen drie dagen ‘meelopen’ met 8 jongeren die een werkstraf
uitvoeren in de buurt. De jongeren weten niet dat de interactie tussen hen en buurtbewoners
geobserveerd zal worden. Zij denken dat de jongerenwerkers gewoon ‘meelopen’ voor de ervaring.
De observatie wordt uitgevoerd als een beschrijvende observatie. De interactie die plaatsvindt tussen
buurtbewoners en jongeren wordt kort vastgelegd in een logboek en vervolgens na de werkdag
volledig uitgewerkt en besproken tussen de twee observators. Tussen de observaties door voeren de
jongerenwerkers ook informele gesprekken met de jongeren en uiteindelijk krijgen zij antwoord op de
vraag of de jongeren denken dat de buurtbewoners weten dat zij een werkstraf uitvoeren.
Na drie dagen meegelopen te hebben gaan de observators ook nog terug de buurt in en vragen aan
34 buurtbewoners of zij weten dat dat de jongeren onderdeel uitmaken van een werkstrafproject.
De conclusie van de observatie is dat er weinig interactie is tussen buurtbewoners en jongeren. Wel is
de interactie grotendeels positief. Veel buurtbewoners zijn op de hoogte van het werkstrafproject,
maar zijn hier niet door de taakcoördinator over geïnformeerd, zij hebben dit vaak zelf geraden. Over
het algemeen staan de buurtbewoners wel positief tegen een werkstrafproject zolang de jongeren
maar laten zien dat ze hun best doen en respectvol zijn. De jongeren zelf zijn verdeeld over de vraag
of zij denken dat de buurtbewoners weten dat zij een werkstraf uitvoeren. De meeste jongeren denken
van niet, ze zouden tenslotte ook gewoon aan het werk kunnen zijn. Drie van de jongeren denkt van
wel, zij vinden de oranje hesjes en de prikstokken typerend voor een werkstraf.
Uiteindelijk hebben de observators hun onderzoek afgerond met nog enkele adviezen voor het
onderzoeksbureau. Zij adviseren om dit onderzoek in meerdere typen buurten in meerdere steden uit
te laten voeren en dan ook te kijken of de herkenbaarheid van de jongeren bijdraagt aan hun
ervaringsgevoel.
3
,Inhoudsopgave
Voorwoord ............................................................................................................................................ 2
Samenvatting ........................................................................................................................................ 3
Inhoudsopgave ..................................................................................................................................... 4
Inleiding................................................................................................................................................. 5
Probleemanalyse ....................................................................................................................... 6
Onderdeel A. Probleemdefinitie .......................................................................................................... 6
Onderdeel B. Stellen van hypothesen ................................................................................................ 6
Onderdeel C. Observatieplan maken .................................................................................................. 8
Onderdeel D. Uitvoering observatie en vastleggen data ................................................................ 10
Onderdeel E. Beschrijving hoe verkregen data is vastgelegd ....................................................... 10
Onderdeel F. Observatieverslag ....................................................................................................... 11
Literatuurlijst ...................................................................................................................................... 13
Bijlage I Casus ‘Beleving werkstraf in de buurt door jongeren’ ..................................................... 15
Bijlage II 5W’s + H methode............................................................................................................... 19
Bijlage III Observatieplan ................................................................................................................... 21
Bijlage IV Logboek en turflijst .......................................................................................................... 23
Bijlage V Observatieverslagen ......................................................................................................... 24
Bijlage VI Resultaten data ................................................................................................................. 27
4
,Inleiding
Voor deze Integrale Opdracht fase 2 is gebruik gemaakt van de door NCOI aangeleverde casus
‘Beleving werkstraf in de buurt door jongeren’ (Bijlage I).
Deze opdracht is gemaakt op verzoek van onderzoeks- en adviesbureau Youngworks. Youngworks
voert onderzoeken uit en geeft antwoord op vraagstukken van organisaties, zij zijn hierbij
gespecialiseerd in jongeren als doelgroep (Youngworks, 2023).
Youngworks heeft de opdracht gekregen van de burgemeester en gemeenteraad van Rotterdam.
De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan van de gemeente en bestaat uit 45 leden. Alle leden
zijn in principe lid van een politieke partij, maken deel uit van een fractie, en zijn rechtstreeks gekozen
door de inwoners van Rotterdam die mogen stemmen.
Het college van burgemeester en wethouders is het dagelijks bestuur van Rotterdam.
De burgemeester is voorzitter van het college en van de gemeenteraad. De burgemeester is benoemd
door de Kroon (de regering) voor een periode van 6 jaar. Het Rotterdamse college bestaat uit de
burgemeester en 9 wethouders. De leden van de gemeenteraad kiezen de wethouders (Gemeente
Rotterdam, 2023).
De taken van de gemeenteraad zijn grofweg in drieën op te delen: het vormen van de
volksvertegenwoordiging, het stellen van kaders en het controleren van het college (Wat doet de
gemeenteraad?, 2021).
De burgemeester heeft de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) ook betrokken bij het onderzoek.
De RvdK is een dienst van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De RvdK doet onderzoek,
adviseert en voert een aantal wettelijke taken uit (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2023).
Het uiteindelijke resultaat van het onderzoek wordt voorgelegd aan de minister van Justitie en
Veiligheid. De minister van Justitie staat aan het hoofd van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Het ministerie is belast met wetgeving op het gebied van privaatrecht, straf- en sanctierecht,
administratief recht en bestuursrecht en met het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving
(Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), z.d.).
Youngworks heeft mij gevraagd mee te werken aan de uitvoering van het onderzoek.
In mijn rol als jongerenwerker in de gemeente Rotterdam bied ik laagdrempelige steun aan jongeren in
hun ontwikkeling naar volwassenheid (Wat is jongerenwerk?, Nederlands Jeugdinstituut, z.d.). Als
jongerenwerker sta ik in nauwe verbinding met jongeren, je biedt een luisterend oor en helpt jongeren
met het zoeken naar een oplossing voor problemen (inkomen, drugs, alcohol, school etc.) die hun
dagelijks leven belemmeren.
Het onderzoek is van belang omdat er nog nooit eerder onderzoek is uitgevoerd naar de ervaring van
jongeren bij de uitvoer van hun werkstraf. Als de jongeren dit werkelijk al vernederend ervaren kan dit
in strijd zijn met hun rechten als een kind en kan een werkstraf bovendien averechts werken.
5
, Probleemanalyse
Hieronder wordt omschreven wat het probleem precies is en waarom het opgelost moet worden.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de 5W’s + H methode uit het boek Onderzoekend vermogen in de
Praktijk (Van der Velde e.a., 2020). Deze methodiek leert je om gebruik te maken van ‘je gezonde
verstand’, meer ‘outside-the-box’ denken en perspectieven zien die je eerder wellicht niet zag (Van der
Velde e.a., 2020, p. 85).
In de Rotterdamse gemeenteraad is al enige tijd onenigheid over het nut van taakstraffen in de buurt
door jongeren. Een aantal partijen wil de uitvoering van taakstraffen in de buurt actief stimuleren.
Volgens deze partijen laat dit aan de maatschappij zien hoe Justitie reageert op strafbare feiten en
draagt het bij aan het normbesef van de jeugdigen dat ze iets doen voor de samenleving.
Andere partijen zijn het hier niet mee eens. Zij zien het als vernederend voor de jongeren en stellen
dat dit in strijd is met internationale verdragen.
De gemeenteraad is echter niet bevoegd om te beslissen over het al dan niet stimuleren van
werkstraffen. De burgemeester heeft daarom besloten om onderzoek te doen naar hoe jongeren zelf
de werkstraf beleven in de eigen buurt. Zij wil dat doen in overleg met de RvdK. Uiteindelijk zal de
RvdK het resultaat van het onderzoek voorleggen aan de minister van Justitie en Veiligheid, hij zal
een beslissing nemen over het wel dan niet stimuleren van werkstraffen in de buurt voor jongeren.
Het onderzoeksbureau dat aangesteld wordt zal het onderzoek breed trekken, er wordt ook gekeken
naar andere gemeenten waar werkstraffen in de buurt door jongeren wordt uitgevoerd.
Het onderzoeksbureau wil in alle gemeenten jongerenwerkers betrekken bij het onderzoek, zij weten
het beste hoe je met deze jongeren in relatie te treden.
In de praktijk voert een jongere de werkstaf niet altijd uit in de eigen buurt, dit kan ook in de directe
omgeving zijn, bijvoorbeeld waar het delict is gepleegd. Uiteindelijk gaat het erom dat de werkstraffen
in het openbaar worden uitgevoerd.
Het onderzoek dient uiteindelijk inzicht te verschaffen of een jongere een werkstraf nu als
vernederend of als positief ervaart. De manier van tenuitvoerlegging (met of zonder herkenbare
kleding, wel of niet buurtbewoners op de hoogte stellen) heeft hier mogelijk invloed op.
De uitwerking van de 5W’s + H methode is terug te vinden in Bijlage II.
Onderdeel A. Probleemdefinitie
De probleemdefinitie is een korte kernachtige omschrijving van het probleem (Fontaine 2010)
Sinds een aantal maanden merkt de burgemeester van Rotterdam dat er een conflict is binnen de
Rotterdamse gemeenteraad over het nut van taakstraffen in de buurt door jongeren. Enkele partijen
vinden dat door de taakstraffen het voor de maatschappij zichtbaarder wordt hoe Justitie reageert op
strafbare feiten, dat wordt geappelleerd aan het normbesef van de jeugdigen dat de schade hersteld
dient te worden en dat ze iets horen terug te doen voor de samenleving, anderzijds moet het volgens
andere partijen niet het doel zijn de jongeren te vernederen en ‘aan de schandpaal te nagelen’.
Samen met de Raad voor de Kinderbescherming heeft de burgemeester een onderzoeksbureau
aangesteld welke gaat onderzoeken hoe werkstraffen door jongeren in de woon- of pleegbuurt worden
ervaren.
Toelichting:
Het onderzoeksbureau zal de probleemstelling onderzoeken in 4 fases (zie Bijlage I voor de casus
waarin meer uitleg wordt gegeven over deze verschillende fases). Fase 4 neemt de meeste onderzoek
tijd in beslag en bestaat uit participerende observatie en interviews met jongeren uit de doelgroep. In
deze fase is gevraagd aan jongerenwerkers om ‘mee te lopen’ met jongeren die werkstraffen in de
buurt uitvoeren en de onderlinge interactie tussen jongeren en met buurtbewoners te observeren.
Onderstaande hypothesen en observatieplan zullen verder ingaan op dit onderdeel van het
onderzoek.
Onderdeel B. Stellen van hypothesen
Via het biopsychosociale model wordt de verdieping opgezocht van het probleem. Dit model
onderscheidt 3 niveaus die elkaar voortdurend wederzijds beïnvloeden. Het medisch-biologische, het
individueel-psychologische en sociale niveau. Deze niveaus spelen mee bij het ontstaan,
voortbestaan en herstel van problemen (Fontaine, 2010, p.54)
6