Taak 1: Donny: “Ik vecht alleen voor mezelf”
Bron: Handboek klinische ontwikkelingspsychologie, hoofdstuk 11: agressieve en regelovertredende
gedragsproblemen – prins & Braet, 2014 – Orobio de Castro.
Agressie is gedrag dat bedoeld is om een ander te schaden en gedrag dat de ander ook
daadwerkelijk schaadt, waarbij de ander de schade wil vermijden.
Regelovertredend gedrag is alle gedrag dat in strijd is met de op dat moment voor de betreffende
persoon geldende regels, zowel formele als minder formele gedragscodes.
Delinquentie is regelovertredend gedrag, waarbij de wet overtreden wordt.
In de context van gedragsproblemen verwijst het woord ‘stoornis’ naar een gedragspatroon
dat een naam heeft gekregen. Een gedragsstoornis is dus geen oorzaak voor gedrag, maar
een beschrijving van gedrag.
Ontwikkelingsverloop
Normale ontwikkeling
Gemiddeld neemt agressief gedrag in de eerste twee levensjaren sterk toe.
Piek van fysieke agressie tussen de 2 en 3 jaar.
(Meestal) gevolgd door geleidelijke afname van de frequentie van agressief gedrag, waarbij
fysieke agressie sterk afneemt en deels wordt vervangen door verbale agressie en vervolgens
(met name bij meisjes) ook indirecte, relationele agressie.
Met leeftijd lijkt vooral reactieve agressie af te nemen, proactieve agressie blijft even prevalent
De grootste groep laat vanaf de geboorte tot volwassenheid zeer weinig agressie zien.
Onderzoek: een kleine groep (voornamelijk mannen) gevonden die al zeer jong het meest agressief is
en chronisch agressief blijft. Er is geen enkele studie, waarbij kinderen met weinig agressie beginnen
en pas in de basisschoolleeftijd agressief worden. Regelovertredend gedrag kent wel een toename
met de leeftijd in ontwikkelingstrajecten.
Loeber, et al. (1993) onderscheidt 3
verschillende ontwikkeltrajecten:
♦ Openlijk
♦ Heimelijk
♦ Autoriteit vermijdend
Voor ieder traject blijken mildere vormen van
antisociaalgedrag (uit het traject) vooraf te zijn
gegaan aan zwaardere vormen van
regelovertredend gedrag. → ernstig delinquent
gedrag treedt (haast) nooit ‘uit het niets’ op.
De meeste kinderen vorderen niet naar
de ernstigere niveaus van de paden,
maar laten juist vermindering van
dergelijk gedrag zien. (slechtere
uitkomst bij meer risicofactoren).
Risicofactoren (leiden tot verhoogd risico in samenspel met andere factoren; risicofactoren worden
onterecht geïnterpreteerd als oorzaak, terwijl ze vaak slechts een marker zijn van de echte oorzaak).
Kindfactoren:
• Belangrijkste factor ontwikkelen antisociaal gedrag: probleemgedrag op jongere leeftijd.
• Reactieve agressie hangt samen met:
Aandachtsproblemen en hyperactiviteit
Een moeilijk temperament
Lage intelligentie
Afwijkingen in waarnemings- en interpretatiefase van sociale informatieverwerking.
2
, • Proactieve agressie hangt samen met:
Ongevoelige stressresponssystemen
Lage emotionaliteit (minder schuld, schaamte en empathie)
Afwijkingen in oordelen over verwerpelijkheid van probleemgedrag.
• Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie hangt samen met:
Een cumulatie van bovenstaande factoren
Drugsgebruik en erfelijke verslavingsgevoeligheid.
Geringe schoolmotivatie (vanaf de adolescentie)
→ Probleemgedrag-gen bestaat niet: waarschijnlijk is dit deels erfelijk bepaald door een combinatie
aan genen (e.g. intelligentie, aandacht, stressgevoeligheid, empathie), en dragen deze indirect bij aan
agressieve en regelovertredende gedragspatronen door grotere gevoeligheid voor de omgeving.
Gezinsfactoren:
Direct risico:
• Inconsistent hanteren van regels
• Fysiek en hard straffen
• Gebrek aan warmte, sensitiviteit en monitoring (bezigheden kind in de gaten houden).
• Het falen van versterken prosociaal gedrag
Indirect risico:
• Conflicten tussen ouders (in bijzijn van het kind)
• Echtscheiding (behalve als deze leidt tot minder conflicten)
• Laag inkomen, opleidingsniveau en SES.
• Psychosociale problemen van ouders
• Delinquentie van ouders
• Een beperkt sociaal netwerk rond het gezin.
• Reactieve agressie hangt samen met:
Hardvochtige opvoeding.
• Proactieve agressie hangt samen met:
Rolmodellen in het gezin die agressie gebruiken en goedkeuren als middel om doelen
te bereiken.
• Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie hangt samen met:
Een cumulatie van bovenstaande factoren
Met relatief belangrijk rol voor delinquentie van (een van de) ouders.
Leeftijdsgenoten factor:
• Afwijzing in de schoolklas, pesten.
• Relaties met problematisch gedragende leeftijdsgenoten.
Bredere sociale omgeving:
• Opgroeien in een arme of onveilige buurt; met hoge mobiliteit en anonimiteit
• Te kleine huisvesting
• Wapenbezit in het gezin
• Blootstelling aan geweld in de buurt.
Beschermende factoren:
• Bovengemiddelde intelligentie
• een makkelijk temperament
• stressbestendige of veerkrachtige persoonlijkheid.
• Zelfcontrole
• Een goede band met één of meer sensitief en warm opvoedende ouders of familieleden.
• Een steunend sociaal netwerk voor kind en gezin.
Oorzaken voor antisociaal: agressief en regelovertredend, gedrag:
► Biologische en fysiologische perspectieven: hierin wordt uitgegaan van een fysiologische en
wellicht genetische basis voor probleemgedrag. Sommige kinderen met gedragsproblemen:
1. lijken minder gevoelig voor straf of negatieve gevolgen van probleemgedrag.
2. lijken minder gevoelig voor beloning, meer behoefte aan spanning.
3. Reageren emotioneler op stress of frustratie, waar eerder op gereageerd wordt met agressie.
4. Hebben beperkte cognitieve capaciteiten (beperkte executieve functies), die hun waarneming
en sociale interactie beperken.
3
, 5. Blijken minder gevoelig voor de gevolgen van hun gedrag op anderen: CU-traits. → slechtere
prognose en geringe gevoeligheid voor behandeling.
► Leer theoretische perspectieven: probleemgedrag wordt aangeleerd door processen van
conditionering, observationeel leren of instructie.
1. Operante conditionering, d.m.v ‘dwingende interacties’ (coercion – Patterson et al., 1992):
In een dwingend interactiepatroon bekrachtigen ouder en kind bij elkaar reacties, die
probleemgedrag bevorderen. E.g. Door het problematisch reageren van het kind op regels of
verzoeken, reageert de ouder negatief. Hierop reageert het kind met meer probleemgedrag,
de ouder geeft toe en het probleemgedrag stopt. → beloning voor het probleemgedrag kind en
ouders worden bekrachtigd in het niet stellen van eisen en toegeven aan negatief gedrag.
→ Deze hele interactie is gericht op het afdwingen van gedrag bij elkaar, niet op het
aanleren van gewenst gedrag of vertonen van gedrag om de ander te plezieren.
Factoren, die van invloed zijn op dwingende interacties;
Inconsistente reactie van de ouder op probleemgedrag
Kindkenmerken als negatieve emotionaliteit en gevoeligheid voor bekrachtiging
Inconsistentie en haalbaarheid van regel of eis.
2. Observationeel leren:
Het aanleren van niet-agressief sociaal gedrag is een cruciaal leerproces om
gedragsproblemen te voorkomen.
Invloed van leeftijdgenoten:
Deviantietraining: deviant (met name proactief en regelovertredend) gedrag
wordt onderling bekrachtigd en gemodelleerd, terwijl aanpassing aan aosciale
conventies negatief wordt beoordeeld.
► Informatie verwerkingsperspectieven: mensen gedragen zich verschillend (in soortgelijke
situaties, doordat ze informatie verschillend opmerken en verwerken)
Door verschillende belevingen wordt eenzelfde situatie verschillend gewaardeerd, wat leidt naar
verschillen in doelen, verschillen in verkrijgen van emoties en verschillen in manieren van reageren.
1. Reactieve agressieve gedragsproblemen hangen vaak samen met:
Selectieve aandacht voor bedreigende informatie, missen van sociale informatie.
Interpretatie van andermans intenties als vijandig, boosheid, leedvermaak.
Minder empathie
Vaker sterkere emoties van boosheid bij sociale problemen
Minder vaardigheid om te gaan met deze boosheid: emotieregulatie.
2. Proactieve agressieve gedragsproblemen hangen vaak samen met:
Vaker doelen gericht op dominantie en wraak, minder gericht op positieve uitkomsten.
Beperkter repertoire aan reactie-mogelijkheden bij sociale situaties (veel agressief)
Verwachting van minder positieve uitkomsten bij niet-agressieve reacties.
Beperkte vaardigheid in het uitvoeren van probleemoplossende reacties.
Overschatting van andermans vertoning en goedkeuring van regelovertredend gedrag
Overschreeuwen van eigen sociale competenties.
► Maatschappelijke perspectieven:
1. Algemene criminaliteitstheorie: iedereen is geneigd tot dergelijk gedrag, als het maar
voordeel oplevert. Sociale bindingen weerhouden de meeste mensen hier echter van.
Integratie van perspectieven in een
► Transactioneel model: alleen een combinatie van
bovenstaande perspectieven kan een goede verklaring
bieden, doordat verschillende systemen elkaar
voortdurend beïnvloeden.
Preventie en interventie
Oudertrainingen, e.g. PCIT, PMTO.
Sociale vaardigheidstraining, sociale
informatieverwerking en
emotieregulatietraining blijken effectief.
Plaatsing van jeugdigen met probleemgedrag
bij sociaalvaardige kinderen.
4