HC1 | THEMA 1 – FORENSISCHE ASPECTEN VAN KINDERMISHANDELING
A. Childhood non-disclosure
Disclosure = iemand heeft wel een verklaring afgelegd dat diegene slachtoffer was van
misbruik, dit hoeft niet per se aan de politie geweest zijn.
Non-disclosure = zwijgen en dus geen verklaring.
Alle slachtoffers zwijgen in eerste instantie (Summit, 1983). Dit is een veelvoorkomend
patroon aan de hand van behandeling van slachtoffers die te maken hebben gehad met
intrafamiliair misbruik. Disclosure moet gezien worden als een proces en niet als één
gebeurtenis.
Ongeveer 30-80% van de slachtoffers onthullen CSA niet voor hun volwassenheid, dit
patroon blijft redelijk constant over de afgelopen 20 jaar.
Onderzoek met evidentie (bewijs) voor misbruik
- Bij zaken van seksueel misbruik ontbreekt het bewijs vaak, daarom is de verklaring
van het slachtoffer heel belangrijk;
- Bij zaken van onlinemisbruik is er vaak aanwezigheid van de chatgeschiedenis en
beeldmateriaal, maar ook hierbij is de verklaring van het kind nodig.
A sexual abuse case study: Children’s memories and reports (Leander et al., 2007)
Bij een politieonderzoek werd er in plaats van drugs bewijs gevonden voor
kindermishandeling met betrekking tot 17 kinderen. Niet alle geïdentificeerde slachtoffers
zijn bekend bij de politie.
- 8 kinderen ondervraagd van 3-10 jaar
- Maar is de tijd van disclosure wel representatief? Een veel voorkomend
gerapporteerd patroon in andere studies is:
o Ofwel vrij snel (binnen enkele maanden)
o Ofwel pas na vele maanden/jaren na het misbruik
- Voor dit onderzoek was de andere helft van de kinderen, die ook slachtoffer waren,
nog niet gevonden, is er dan sprake van non-disclosure?
- Van de kinderen die er wel waren, vertellen er maar weinig over het misbruik zelf
o Geen herinnering meer?
o Onwaarschijnlijke verklaring, want er werd zeer gedetailleerd over events pre-
en post-misbruik gepraat en normaal is er sprake van een goed geheugen
voor trauma;
Deze studie wijst erop dat er meer sprake is van een drempel om te vertellen over het
misbruik, dan het geval dat iemand geen herinnering meer heeft van het misbruik. Dit is
namelijk een onwaarschijnlijk geval.
Klinische studies: kinderen met een geslachtsziekte (Lawson & Chaffin, 1992)
- 28 kinderen (M = 7 jaar) met geslachtsziekte
- Procedure
o Diagnose geslachtsziekte
o Oproep terug te komen naar ziekenhuis
, o Verzorger informeren over diagnose, praten over seksuele transmissie en
mogelijk misbruik reactie observeren
o Kind wordt apart geïnterviewd vindt er dan disclosure of non-disclosure
plaats?
Disclosure N = 12 kinderen (43%)
Non-disclosure N = 16 (57%), ondanks evidentie van het misbruik
Bewijs is geen garantie voor disclosure, dit kwam ook terug in de studie van Leander et al.
Wel is de mate van disclosure hoger als de evidentie sterker is, maar er blijft sprake van non-
disclosure in sommige gevallen met evidentie.
B. Drempels om te vertellen: welke factoren hangen samen met (non)disclosure?
Angst en schuld/verantwoordelijkheid zijn factoren die ook terugkomen in het Child Sexual
Abuse Accomodation Syndrome (CSAAS) die leiden tot geheimhouding.
Schuld: veel slachtoffers hebben een schuldgevoel over wat hun is aangedaan, waardoor
ze niet naar buiten treden. Doordat:
- Ze hebben ‘meegewerkt’ aan het seksueel misbruik om zo snel mogelijk van de
misbruik situatie af te zijn of om een ergere situatie te voorkomen;
- Ze niet hebben tegengestribbeld (bevriezen);
- Ze een fysieke reactie kregen, zoals het krijgen van een erectie als een mannelijk
slachtoffer;
- Blaming the victim.
Victim blaming = de schuld bij het slachtoffer leggen door de maatschappij
- Vaak subtiele, primaire reacties zoals ‘waarom ben je ook naar hem toe gegaan?’
- De mate van victim blaming verschilt en kan beïnvloed worden door verschillende
factoren:
o Meer gelijkenis tussen de oordelende persoon (observer) en het slachtoffer
leidt tot minder victim blaming (= Defensive Attribution Hypothesis);
o Als de dader een bekende is van het slachtoffer leidt dit tot meer victim
blaming;
o Geslacht van slachtoffer en observer
Mannelijke observer: minder victim blaming;
Mannelijk slachtoffer: meer victim blaming (nog meer als de dader ook
een man was).
o Mate waarin slachtoffer weerstand heeft vertoond;
o Online versus fysiek misbruik?
Daarnaast kan angst ook leiden tot geheimhouding. Angst voor bedreigingen of angst voor
de gevolgen.
Onderzoek toont een relatie aan tussen ouderlijke steun en geloof met disclosure. Ouders
apart ondervragen kan van invloed zijn op de uitslag. Het is namelijk mogelijk dat kinderen
anticiperen op de reactie van de ouders.
,Retrospectieve studies laten zien
- Dat er sprake is van angst om niet geloofd te worden en dat dit de mate van
disclosure belemmerd.
- Er vaak sprake is van negatieve reacties na disclosure
o Ouders geloven het niet of zijn sceptisch
o In relatie blijven met dader
o Loyaliteit dader
o Kind als medeschuldig zien
C. Non-disclosure bij andere vormen van kindermishandeling
McGuire et al. (2020) maakt een vergelijking tussen fysieke mishandeling en seksueel
misbruik. Dit is een retrospectieve studie met twee groepen, elke soort mishandeling met
zijn eigen groep. Omdat dit maar één studie is, is dit beeld niet consistent. Wel kan worden
gesteld dat fysieke mishandeling vaak op een andere manier wordt ontdekt, zoals
‘accidental disclosure’, bijvoorbeeld door blauwe plekken (Lavoie et al., 2022).
Do children unintentionally report maltreatment? Comparison of disclosures of neglect
versus sexual abuse (Lavoie et al., 2022)
In de discussie van dit onderzoek wordt disclosure suspicion bias (= disclosure heeft geleid
tot een vermoeden tot verwaarlozing) genoemd, dit kan de kloof verklaren tussen gevallen
van verwaarlozing en seksueel misbruik. In het geval van seksueel misbruik is er vaak sprake
van disclosure suspicion bias, maar bij verwaarlozing wordt dit vaak op een andere manier
ontdekt. Deze relatieve verschillen in disclosure rates tussen verschillende soorten
mishandeling hebben dus ook te maken met de manier waarop het is ontdekt.
Daarnaast heeft de disclosure suspicion bias invloed op de afgelegde verklaring in een
forensisch interview:
, - Minder consistent verhaal, want disclosure is een proces;
- Meer weerstand vertonen, omdat het kind er nog niet aan toe is.
De factoren van seksueel misbruik (loyaliteit, angst voor gevolgen, schaamte, schuldgevoel)
spelen ook een rol bij de andere vorm van mishandeling. Bij fysieke mishandeling worden
ook nog andere gedachten hieraan toegevoegd:
- Normaliseren geweld;
- Zo erg is het niet;
- Hulp ongeschikt.
D. Het belang van disclosure en mogelijkheden om de kans op disclosure te verhogen
Er komen veel drempels kijken bij het vertellen over mishandeling. Dat is vervelend, want
disclosure is van belang om:
- Mishandeling te stoppen;
- Sneller te starten met therapie;
- Cruciaal bij bewijsvoering.
What helps children tell? A qualitative meta-analysis of child sexual abuse disclosure
(Brennan, 2020)
De ontwikkelingsaspecten van disclosure zijn belangrijk om rekening mee te houden bij het
vragen over mishandeling bij kinderen, dus de drempels en facilitators kunnen verschillen
voor kinderen en volwassenen.
- Volwassenen
o Opzettelijk besluitvormingsproces;
o Het ophalen van herinneringen functioneert als een trigger;
o Meer positieve reacties op disclosure.
- Kinderen
o Zich zorgen maken om andere kinderen;
o Bang zijn dat iets slechts gebeurd na disclosure;
o Bang om niet begrepen te worden.
Disclosure gaat om een combinatie tussen twee dynamieken: de behoefte om te vertellen en
de mogelijkheid om te vertellen. Dus de interne behoefte wordt soms gestimuleerd door
middel van externe middelen.
- De behoefte om te vertellen
o Realiseren dat het niet normaal is;
o Niet met de emotionele distress kunnen omgaan;
o Graag willen dat iets klaar of afgelopen is.
- De mogelijkheid om te vertellen
o Toegang tot iemand die je kan vertrouwen, hieronder vallen zowel
leeftijdsgenoten, familie, docenten en sportleraren. In 15 van de 20
onderzoeken komt naar voren dat vertrouwen een cruciale factor is in de
beslissing om te vertellen over mishandeling;
o De verwachting dat je wordt geloofd;
o Als ernaar of erover gevraagd wordt.